ECLI:NL:GHDHA:2019:1956

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
200.249.376/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voogdijwijziging door pleegmoeder met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de grootmoeder, die als pleegmoeder fungeert, op 12 november 2018 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2018. De rechtbank had het verzoek van de grootmoeder om de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te ontslaan van de voogdij over de minderjarigen en haar te belasten met de voogdij afgewezen. De grootmoeder stelt dat zij de minderjarigen al jarenlang verzorgt en opvoedt, en dat het in hun belang is dat zij met de voogdij wordt belast. De voogdes heeft echter zorgen geuit over de opvoedingssituatie en de samenwerking met de grootmoeder en grootvader. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2019 zijn alle betrokken partijen verschenen, waaronder de grootmoeder, de voogdes, de moeder, de vader en de grootvader. Het hof heeft vastgesteld dat de grootmoeder ontvankelijk is in haar verzoek en dat de voogdes niet bereid is zich van haar taak te ontslaan. Het hof oordeelt dat de grootmoeder in staat is om de belangen van de minderjarigen te behartigen en dat de voogdes eerder een blokkade vormt dan een steun. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en de grootmoeder benoemd tot voogdes over de minderjarigen, met ingang van heden. De gecertificeerde instelling is ontslagen als voogdes.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.249.376/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 18-698
zaaknummer rechtbank : C/10/543694
beschikking van de meervoudige kamer van 15 mei 2019
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de grootmoeder (moederszijde),
advocaat mr. I. van Baaren te Rotterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna: de voogdes,
gevestigd te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht, locatie Dordrecht,
hierna te noemen: de raad.
Als informant zijn aangemerkt:
- [de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de moeder,
advocaat mr. M. Metin te Arnhem,
- [de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de vader,
- [de grootvader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de grootvader.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De grootmoeder is op 12 november 2018 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de navolgende stukken ingekomen:
van de zijde van de grootmoeder:
- een journaalbericht van 27 december 2018 met bijlagen;
- een journaalbericht van 20 maart 2019, ingekomen bij het hof op 22 maart 2019, met bijlage,
van de zijde van de voogdes:
- op 20 maart 2019 een schriftelijke reactie met bijlagen;
- op 25 maart 2019 een brief van 22 maart 2019 met bijlage.
2.3
De raad heeft het hof bij brief van 4 maart 2019 medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 27 maart 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
- namens de voogdes: [vertegenwoordiger voogdes] ;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de grootvader.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de grootmoeder om de voogdes te ontslaan van de voogdij over:
[de minderjarige 1] , geboren [in] 2007 te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige 1] , en;
[de minderjarige 2] , geboren [in] 2010 te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige 2] ,
hierna tezamen: de minderjarigen, en haar te belasten met de voogdij, afgewezen.
4.2
De grootmoeder is het met deze beslissing niet eens. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, de voogdes te ontslaan en het verzoek van de grootmoeder tot pleegoudervoogdij alsnog toe te wijzen.

5.De standpunten

5.1
De grootmoeder voert het navolgende aan. Het is in het belang van de minderjarigen dat de grootmoeder met de voogdij wordt belast. Zij is immers ook degene die de minderjarigen, met steun van de grootvader, verzorgt en opvoedt en alles voor hen regelt. [de minderjarige 1] verblijft inmiddels bij de grootvader. De grootmoeder is elk weekend bij de grootvader, ook in de vakanties. De grootmoeder erkent dat de minderjarigen een beperking hebben. Zij heeft er voor gezorgd dat zij de juiste hulp krijgen. De grootmoeder ontvangt intensieve begeleiding vanuit Humanitas, Pameijer en pleegzorgbegeleiding vanuit Enver. Met [vertegenwoordiger voogdes] vindt alleen achteraf overleg plaats. De grootmoeder benadrukt de passieve houding van [vertegenwoordiger voogdes] , waardoor feitelijk een onwerkbare situatie is ontstaan. Over de relatie met de ouders merkt de grootmoeder het navolgende op. De relatie tussen de grootmoeder en de vader is niet conflictueus. De relatie tussen de grootmoeder en de moeder is dat op sommige momenten wel. Dit is echter goed verklaarbaar, gelet op de rol van de grootmoeder als pleegouder van de kinderen van de moeder en de persoonlijke problematiek van de moeder. Dit maakt niet dat tussenkomst van een onafhankelijke professionele derde nodig is. De grootmoeder is bovendien goed in staat toe te zien op het contact tussen de ouders en de minderjarigen, zolang de moeder zich maar aan de gemaakte afspraken houdt. Het verdient volgens de grootmoeder de voorkeur dat zij met de voogdij over de minderjarigen wordt belast, boven een instelling die op afstand van de minderjarigen staat en waarvan inmiddels in de praktijk is gebleken dat het belang van de minderjarigen daarmee bepaald niet wordt gediend.
5.2
De voogdes heeft schriftelijk het navolgende naar voren gebracht. Door middel van een gezinsopname bij Yulius is onderzocht of de grootmoeder in staat is om voor beide minderjarigen een veilige en stabiele woon-, leef- en opvoedsituatie te bieden. Daaruit is gebleken dat de opvoeding en verzorging van beide minderjarigen te veel energie, spanning en stress veroorzaakt, wat niet in het belang van de minderjarigen is. Om die reden is [de minderjarige 1] in 2017 bij de grootvader geplaatst. De samenwerking met de grootouders verloopt niet altijd soepel. Ook zijn er spanningen tussen de grootouders onderling en tussen de grootmoeder en de moeder, hetgeen afstraalt op de minderjarigen. Ander punt van zorg is dat de omgang tussen de ouders en de minderjarigen moeizaam verloopt; gemaakte afspraken worden over en weer afgezegd. Zonder tussenkomst van de voogd lukt het niet de omgang in goede banen te leiden. De voogdes acht het gelet op de aanwezige zorgen noodzakelijk dat de belangen van de minderjarigen door haar als neutrale derde in het oog worden gehouden.
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger voogdes] benadrukt dat de grootmoeder en de grootvader zich inzetten voor de minderjarigen, maar dat dit onverlet laat dat er nog steeds zorgen zijn. De kindeigen problematiek van de minderjarigen vergt veel van de grootouders en de samenwerking met hen verloopt moeilijk. Ook doen zich van tijd tot tijd spanningen in het gezin voor. Voorkomen moet worden dat de grootouders als gevolg daarvan de belangen van de minderjarigen uit het oog verliezen. Het is daarom van belang dat de voogdes meekijkt. [vertegenwoordiger voogdes] heeft wel erkend dat de onvrede van de grootmoeder over zijn persoonlijke inzet niet ongegrond is en dat het wellicht beter zou zijn wanneer een collega zijn taken overneemt.
5.3
De moeder heeft ter zitting verklaard dat het haar pijn doet dat zij de minderjarigen maar weinig mag zien (slechts twee uur per drie maanden). Zij heeft dat aangekaart bij [vertegenwoordiger voogdes] , maar die geeft weinig respons. De moeder vreest dat zij de minderjarigen niet mag zien, zodra zij (opnieuw) in conflict komt met de grootmoeder. Zij wil in dat geval terecht kunnen bij een neutrale derde. Om die reden wenst de moeder dat de voogdes betrokken blijft, al geeft zij aan dat zij van de voogdes in de persoon van [vertegenwoordiger voogdes] weinig reactie krijgt.
5.4
De vader heeft ter zitting erkend dat de verhouding met de grootmoeder en de grootouders niet conflictueus is, maar hij vindt het beter als er een neutrale instantie betrokken kan blijven, gelet op de conflicten die zich tussen de grootmoeder en de moeder kunnen voordoen.
5.5
De grootvader heeft ter zitting verklaard dat het goed gaat met [de minderjarige 1] . De grootvader loopt net als de grootmoeder tegen een moeizame samenwerking met [vertegenwoordiger voogdes] aan. [vertegenwoordiger voogdes] is moeilijk bereikbaar. Bovendien doet hij moeilijk wanneer de grootvader zelf beslissingen neemt, bijvoorbeeld om de ouders omgang met [de minderjarige 1] te gunnen.

6.De motivering van de beslissing

6.1
Het hof overweegt als volgt. Deze zaak betreft een verzoek tot voogdijwijziging op grond van artikel 1:299a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Vast staat dat de grootmoeder de minderjarigen met instemming van de voogdes gedurende ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed. Daarmee is de grootmoeder ontvankelijk in haar verzoek. Het verzoek tot voogdijwijziging kan blijkens het vierde lid van voormelde bepaling slechts worden ingewilligd indien de rechter dit in het belang van de minderjarige acht en hem genoegzaam is gebleken dat de voogd niet bereid is zich van zijn bediening te doen ontslaan. Aan beide voorwaarden is volgens het hof voldaan. Gebleken is dat de voogdes niet bereid is zich van haar bediening te doen ontslaan op grond van het bepaalde in artikel 1:322 lid 1 sub c BW. Ook acht het hof de verzochte voogdijwijziging in het belang van de minderjarigen. Het hof motiveert dat als volgt.
6.2
De minderjarigen worden reeds vanaf hun geboorte door de grootmoeder verzorgd en wonen sinds 2011 bij haar, met dien verstande dat de minderjarige [de minderjarige 1] , met ieders instemming, sinds 2017 bij de grootvader woont. Het hof stelt vast dat de grootmoeder samen met de grootvader al jaren de stabiele factor is in het leven van de minderjarigen. Ter zitting is gebleken dat er tussen de grootouders, die inmiddels gescheiden zijn, nog altijd een goed contact bestaat en dat zij zich nog steeds samen inzetten voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De grootmoeder heeft er blijk van gegeven niet op te geven en zich door moeilijke situaties rondom de ontwikkeling van de minderjarigen heen te slaan. Zij toont zich naar het oordeel van het hof bewust van de kindeigenproblematiek van de minderjarigen, getuige ook het feit dat zij zelfstandig hulp ten behoeve van hen heeft ingeschakeld. De grootmoeder ontvangt en accepteert hulpverlening vanuit verschillende instanties.
6.3
Anderzijds stelt het hof vast dat de situatie rondom de minderjarigen kwetsbaar blijft, gelet ook op de spanningen die zich van tijd tot tijd in de gezinsdynamiek voordoen tussen de grootouders onderling en tussen de grootmoeder en de moeder. De moeder heeft ter zitting haar vrees uitgesproken dat zij de minderjarigen niet mag zien van de grootmoeder als de spanningen tussen haar en de grootmoeder hoog oplopen. Als die situatie zich voordoet, wil de moeder niet afhankelijk zijn van de goede wil van de grootmoeder, maar terecht kunnen bij een onafhankelijk iemand. Het hof heeft begrip voor de kwetsbare positie van de moeder ten aanzien van haar kinderen. Het hof heeft de grootmoeder daarmee ter zitting geconfronteerd. De grootmoeder heeft daarop uitdrukkelijk verklaard dat de deur voor de moeder altijd open staat en dat zij de minderjarigen mag zien wanneer zij dat wil. De grootmoeder heeft daarbij gerefereerd aan het feit dat de moeder inmiddels in een stabiele situatie verkeert en over eigen woonruimte beschikt. De grootvader heeft zich daarbij aangesloten en verklaart dat ook de vader van de minderjarigen altijd welkom is. Het hof heeft er vertrouwen in dat de grootmoeder in staat is de relatie met de moeder voldoende ‘open’ te houden ten behoeve van het contact met de minderjarigen.
6.4
Het hof heeft voorts vastgesteld dat de rol van de voogdes, vertegenwoordigd in de persoon van [vertegenwoordiger voogdes] , in de afgelopen jaren te wensen heeft overgelaten. De tussenkomst van [vertegenwoordiger voogdes] lijkt eerder een blokkade op te werpen dan een verbindende schakel te zijn. [vertegenwoordiger voogdes] heeft ter zitting ook erkend dat hij niet altijd voldoende adequaat en voortvarend heeft gehandeld, terwijl dat wel van hem verwacht had mogen worden in het belang van de minderjarigen. Het hof heeft de rol van de voogdes afgezet tegen de mate van eigen kracht van de grootmoeder om de belangen van de minderjarigen te behartigen. Gelet op het verhandelde ter zitting en hetgeen hiervoor is overwogen, acht het hof het in het belang van de minderjarigen het verzoek van de pleegmoeder alsnog toe te wijzen. Nu sprake zal zijn van (eenhoofdig) pleegoudervoogdij, zal Enver haar taak als intermediair ook na een voogdijwijziging voortzetten. Het hof vertrouwt erop dat de grootmoeder gebruik zal blijven maken van de reeds ingezette hulp en aan de bel trekt als zij extra hulp nodig heeft. Aan de moeder geeft het hof mee dat zij in voorkomende gevallen een ingang kan vinden bij de hulpverlening die in het gezin van de grootmoeder actief is, als neutrale derde. De grootmoeder heeft dat overigens zelf ter zitting voorgesteld.
6.5
Nu het hof de grootmoeder als voogdes benoemt, zal het hof de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering als voogdes ontslaan. Een en ander met ingang van heden.
6.6
Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als na te melden.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep met ingang van heden en in zoverre opnieuw rechtdoende:
ontslaat de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van heden als voogdes over de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren [in] 2007 te [geboorteplaats] , en;
- [de minderjarige 2] , geboren [in] 2010 te [geboorteplaats] ;
belast [de grootmoeder (moederszijde)] (de pleegmoeder) met ingang van heden met de voogdij over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Rotterdam;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Ibili, O.I.M. Ydema en R.L.M.C. Janssen, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier, en is op 15 mei 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.