ECLI:NL:GHDHA:2019:1943

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
2200054019
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belangenafweging bij oplegging maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 april 2018. De verdachte, geboren in 1972, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, die de vrijheid van de verdachte beperkte voor de duur van drie jaren. De rechtbank had ook een vervangende hechtenis opgelegd voor het geval de verdachte niet aan de maatregel zou voldoen. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, waarbij hij herhaaldelijk contact had gezocht via telefoontjes en e-mails, en haar werkplek en huis had bezocht. Het hof sprak de verdachte vrij van een bedreiging die hem onder 5 ten laste was gelegd, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd vanwege een autistiforme stoornis. Het hof legde een gevangenisstraf van vier maanden op, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en bevestigde de maatregel ex artikel 38v Sr, met een contactverbod en een locatieverbod ten opzichte van de aangeefster. De maatregel werd dadelijk uitvoerbaar verklaard, met vervangende hechtenis voor het geval de verdachte niet aan de voorwaarden zou voldoen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000540-19
Parketnummers: 09-817549-15, 09-254570-14 en 09-256244-14
Datum uitspraak: 17 juni 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1972,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 3 juni 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Voorts is de maatregel ex artikel 38v Sr, strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren opgelegd, waarbij is bevolen dat de verdachte
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of onderhouden met [aangeefster];
- zich niet binnen een straal van 100 meter van de woning van [aangeefster] zal ophouden en
- zich niet zal begeven of aanwezig zal zijn op een terrein of in een gebouw van GGZ Rivierduinen (behalve bij opname in het kader van een rechterlijke machtiging en/of na schriftelijke toestemming van GGZ Rivierduinen).
De rechtbank heeft bevolen dat vervangende hechtenis voor de duur van 1 week zal worden toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 4 maanden, en heeft vastgesteld dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft.
De rechtbank heeft voorts bepaald dat de genoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 februari tot en met 26 februari 2015 te Leiden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
-die [aangeefster]meermalen te bellen (ook op haar werk) en/of
-die [aangeefster]en/of haar collega('s) meermalen e-mailberichten (voorzien van dreigende teksten ten aanzien van die [aangeefster]) te sturen en/of
-de werkplek van die [aangeefster]te bezoeken;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 februari 2015 te Leiden, in elk geval in Nederland, [aangeefster]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (via een emailbericht aan een collega van die [aangeefster]) die [aangeefster] de woorden toegevoegd: Ik wil haar opzoeken, haar zo in elkaar slaan dat ze het ziekenhuis in moet en/of Dan sla ik haar het ziekenhuis in;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus tot en met 15 november 2014 te Leiden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
-die [aangeefster](vrijwel dagelijks) meerdere email- en smsberichten te sturen en/of
-die [aangeefster](veelvuldig) te bellen en/of (al dan niet gesproken) voicemailberichten achter te laten en/of
-het huis van die [aangeefster]te bezoeken en/of bij haar aan te bellen en/of
-de werkplek van die [aangeefster]te bezoeken;
3.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 augustus 2014 tot en met 12 november 2014 te Leiden, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij:
meerdere email en/of sms berichten gestuurd naar die [aangeefster]met daarin (onder andere) de teksten:
-"Zou u aan mijn misschien vreemde verzoek om een aandenken willen voldoen? Anders wordt het juist een obsessie voor me, want dan krijg ik het niet uit mijn hoofd. Dan hoef ik er niet meer over te zeuren... U bent niet zomaar een hulpverlener voor mij. U bent nu mijn belangrijkste contact met de buitenwereld" en/of
-"Mevrouw [aangeefster], ik vind u aardig, maar ik vind u niet op een bepaalde manier leuk als u dat soms misschien denkt" en/of
-"Ik wou op zoeken waar u woont" en/of
-"Ik ben al verliefd op u sinds de eerste keer dat ik u zag in april" en/of
-"Als ik u nooit meer zie dan ga ik u stalken op uw werk en buiten" en/of
-"Ik ben echt gestoord. Ik ben tot de raarste dingen in staat omdat ik geen zelf beheersing heb" en/of
-"motormuis ga maar sex hebben met de hells angels"
en/of
meerdere malen die [aangeefster]gebeld en/of niet ingesproken voicemailberichten achtergelaten en/of voicemailberichten ingesproken met onder andere de teksten:
- " bange schijterd je bent een kleinkind waar ben je bang voor dan, dat ik je ga verkrachten ofzo. Bang kind" en/of
-"17 november kom ik naar die psychose voorlichtingsavond in de vredeskerk en dan neem ik een foto van je"
en/of
het huis van die [aangeefster]bezocht en/of bij die [aangeefster]aangebeld;
5.
hij op of omstreeks 13 november 2014 te Leiden [aangeefster]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster](via de voicemail) dreigend de woorden toegevoegd :"Vieze motorhoer, vieze slet. Ooit krijg ik je nog wel eens. Misschien pas over een jaar. Dan zal ik wraak nemen, motorhoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het vonnis waarvan beroep integraal zal worden bevestigd. Subsidiair heeft zij gevorderd dat het vonnis zal worden bevestigd met aanvulling, in die zin dat aan de opgelegde maatregel voor zover deze inhoudt dat de verdachte “zich niet zal begeven of aanwezig zal zijn op een terrein of in een gebouw van GGZ Rivierduinen (behalve bij opname in het kader van een rechterlijke machtiging en/of na schriftelijke toestemming van GGZ Rivierduinen)” na “rechterlijke machtiging” zal worden toegevoegd “en/of in een crisissituatie”.
Meer subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat – indien het hof mocht overwegen voornoemd bevel niet te geven - de behandeling van de zaak zal worden aangehouden teneinde haar in de gelegenheid te stellen na te gaan welke reden(en) aan de weigering van GGZ Rivierduinen om de verdachte te behandelen ten grondslag ligt/liggen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 is ten laste gelegd, omdat de ten laste gelegde bewoordingen in de omstandigheden van het geval niet een bedreiging opleveren met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling in de zin van artikel 285 Sr. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 23 februari tot en met 26 februari 2015 te Leiden, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], met het oogmerk die [aangeefster]te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, door
- die [aangeefster]meermalen te bellen (ook op haar werk) en
- die [aangeefster]en haar collega's meermalen e-mailberichten (voorzien van dreigende teksten ten aanzien van die [aangeefster]) te sturen en
- de werkplek van die [aangeefster]te bezoeken;
2.
hij in de periode van 13 november 2014 tot en met 15 november 2014 te Leiden, wederrechtelijk stelselmatig (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], met het oogmerk die [aangeefster]te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, door
- die [aangeefster](veelvuldig) te bellen en
- de werkplek van die [aangeefster]te bezoeken;
3.
hij in de periode van 28 oktober 2014 tot en met 12 november 2014 te Leiden, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], met het oogmerk die [aangeefster]te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij:
meerdere email en sms berichten gestuurd naar die [aangeefster]met daarin (onder andere) de teksten:
- " Zou u aan mijn misschien vreemde verzoek om een aandenken willen voldoen? Anders wordt het juist een obsessie voor me, want dan krijg ik het niet uit mijn hoofd. Dan hoef ik er niet meer over te zeuren... U bent niet zomaar een hulpverlener voor mij. U bent nu mijn belangrijkste contact met de buitenwereld" en "Mevrouw [aangeefster], ik vind u aardig, maar ik vind u niet op een bepaalde manier leuk als u dat soms misschien denkt" en
- " Ik wou op zoeken waar u woont" en
- " Ik ben al verliefd op u sinds de eerste keer dat ik u zag in april" en
- " Als ik u nooit meer zie dan ga ik u stalken op uw werk en buiten" en
- " Ik ben echt gestoord. Ik ben tot de raarste dingen in staat omdat ik geen
zelfbeheersingheb" en
- " motormuis ga maar sex hebben met de hells angels"
en
meerdere malen die [aangeefster]gebeld en niet ingesproken voicemailberichten achtergelaten en voicemailberichten ingesproken met onder andere de teksten:
- " bange schijterd je bent een
klein kindwaar ben je bang voor dan, dat ik je ga verkrachten ofzo. Bang kind" en
- "17 november kom ik naar die psychose voorlichtingsavond in de vredeskerk en dan neem ik een foto van je"
en
het huis van die [aangeefster]bezocht en bij die [aangeefster]aangebeld;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde levert telkens op:

belaging.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Motivering van de op te leggen straf en maatregel
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze meermalen schuldig gemaakt aan belaging van een sociaal psychiatrisch verpleegkundige die betrokken was bij diens behandeling en begeleiding bij GGZ Rivierduinen. Nadat hem was gebleken dat zijn gevoelens van verliefdheid die hij koesterde voor het slachtoffer niet wederzijds waren, heeft hij haar herhaaldelijk gebeld en e-mails gezonden. Ook heeft hij haar werkplek meermaals bezocht en is hij naar haar huis gegaan waar hij heeft aangebeld. Blijkens de verklaringen van aangeefster en haar in eerste aanleg ingediende schriftelijke slachtofferverklaring heeft aangeefster het handelen van de verdachte, ook ten tijde van het ten laste gelegde, als beangstigend en belastend ervaren.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte geen andere veroordelingen op zijn naam heeft staan.
Pro Justitia rapporten
Voorts heeft het hof acht geslagen op:
- een Pro Justitia rapport van 2 september 2016, opgemaakt door drs. M.H. de Groot, GZ-psycholoog;
- een Pro Justitia rapport van 30 mei 2017, opgemaakt door drs. V.B. de Groof, psychiater in opleiding, onder supervisie van drs. P. Zonneveld, psychiater;
- een voortgangsverslag in combinatie met reclasseringsadvies opgemaakt door [naam], werkzaam bij Reclassering Nederland d.d. 3 april 2018.
Op grond van de voornoemde Pro Justitia rapporten komt het hof tot het oordeel dat de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autistiforme stoornis, hetgeen ook het geval was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten.
Die stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes van de verdachte, ook jegens het slachtoffer.
Samenhangend met zijn autistische stoornis beschikt de verdachte over een lacunaire gewetensfunctie, een lage frustratietolerantie en hoge impulsiviteit.
Uit de Pro Justitia rapporten blijkt dat de verdachte, die zich aangetrokken voelde door zijn vrouwelijke behandelaar – aangeefster -, als gevolg van zijn autistiforme stoornis niet goed in staat was in te schatten dat zij hier niet van gediend was.
Toen het hem langzamerhand wel duidelijk werd dat de kans op een relatie met zijn behandelaar verkeken was, kon hij niet goed omgaan met zijn frustratie en boosheid en bleef hij op grensoverschrijdende wijze contact met haar zoeken.
Vanwege zijn beperkte vermogen om adequaat sociaal te functioneren en zijn bemoeilijkte agressieregulatie moet de verdachte –gezien de uitgebrachte rapporten- naar het oordeel van het hof als verminderd toerekeningsvatbaar voor de bewezenverklaarde feiten worden beschouwd.
Reclasseringsverslag
Het reclasseringsverslag van [reclasseringswerker] van 3 april 2018 houdt in dat de verdachte de meldplichtcontacten, als voorwaarde gesteld in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, is nagekomen. Ook heeft hij zich gehouden aan het contactverbod. Binnen het toezicht heeft de verdachte een behandeling bij De Waag afgerond. Gebleken is dat de autistische stoornis maakt dat de verdachte weinig leerbaar is.
Het is niet gelukt te voorzien in woonbegeleiding voor de verdachte die nog immer bij zijn bejaarde ouders woont, omdat geen geschikte woonplek voor hem gevonden is. De enige woonaanbieder in Leiden is GGZ Rivierduinen, die de verdachte niet langer als patiënt accepteert, terwijl de verdachte niet buiten de regio Leiden wenst te wonen en er de voorkeur aan geeft om voorlopige bij zijn ouders te blijven wonen. De verdachte ontvangt ambulante hulp van een begeleider die buitenshuis activiteiten met hem onderneemt.
Volgens de rapportage heeft de verdachte beter leren omgaan met frustraties, is hij minder sociaal geïsoleerd en heeft de detentie een diepe indruk op hem gemaakt en zal de kans op recidive om die reden iets verminderd zijn ten opzichte van de periode ten tijde van het delict.
Echter, zo meldt de reclassering, de autistische stoornis zal als statisch moeten worden beschouwd. De kans op recidive zal daarmee naar inzien van de reclassering altijd aanwezig zijn. De reclassering is van mening dat dat zij geen invloed heeft op het gedrag van de verdachte en dat het niet reëel is te verwachten dat de reclassering de verdachte bij het vinden van woonruimte kan ondersteunen. Verdere reclasseringsinterventies zijn derhalve niet geïndiceerd.
Bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke straf worden niet geadviseerd.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat, naast de hierna te noemen maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf uit oogpunt van generale en speciale preventie een passende en geboden reactie vormt.
Strafoplegging door het hof
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte anders dan in eerste aanleg wordt vrijgesproken van de onder 5 ten laste gelegde bedreiging.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf houdt het hof tevens rekening met de overschrijding van de redelijk termijn van berechting
als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de fase van de procedure in eerste aanleg. De verdachte is voor het eerst op 13 november 2014 in verzekering gesteld. Het eindvonnis is eerst gevolgd 19 april 2018, terwijl de zaak behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan in casu geen sprake is, dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat bedoelde termijn is aangevangen.
Voorts constateert het hof dat tevens sprake is van overschrijding van de redelijke termijn na het instellen van hoger beroep, nu de stukken van het geding op 25 februari 2019, zijnde meer dan acht maanden na het op 26 april 2018 namens de verdachte ingestelde hoger beroep ter griffie van het hof zijn binnengekomen.
Hoewel de zaak in hoger beroep met voortvarendheid is behandeld, is de overschrijding van de redelijke termijn daardoor niet gecompenseerd.
In beginsel acht het hof een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren een passende en geboden reactie. Ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn van berechting zal het hof volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Op te leggen maatregel
Met betrekking tot de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr overweegt het hof als volgt.
Zoals hiervoor weergegeven heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis - inclusief genoemde maatregel - zal worden bevestigd, subsidiair met aanvulling als eerder vermeld.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte ten aanzien van de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep gevorderde maatregel ex artikel 38v Sr uiteengezet dat de verdachte nog immer in het ouderlijk huis woont en dat hij recentelijk een gedwongen BOPZ crisisopname heeft ondergaan. Deze opname en verdere zorg en begeleiding konden als gevolg van de weigering van GGZ Rivierduinen om de verdachte als patiënt te accepteren niet plaatsvinden in een aan GGZ Rivierduinen Leiden gelieerde instelling.
De weigering van GGZ Rivierduinen, zo deelde de raadsman mede, houdt verband met namens de verdachte tegen het slachtoffer, dat nog steeds werkzaam is bij GGZ Rivierduinen, en de aan die instelling gelieerde psychiater, ingediende klachten die gegrond verklaard zijn.
Aangezien de verdachte gelet op zijn woonplaats aangewezen is op behandeling en begeleiding vanwege GGZ Rivierduinen regio Leiden heeft de raadsman het hof verzocht in verband met een eventueel op te leggen maatregel op grond van artikel 38v Sr niet te bevelen dat de verdachte ‘zich niet zal begeven of aanwezig zal zijn op een terrein of in een gebouw van GGZ Rivierduinen (behalve bij opname in het kader van een rechterlijke machtiging en/of na schriftelijke toestemming van GGZ Rivierduinen)’ maar te volstaan met een bevel dat de verdachte ‘zich niet binnen een straal van 100 meter van de woning van het slachtoffer zal ophouden’.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat oplegging van een maatregel ex artikel 38v Sr van genoemde strekking, gelet op het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door de verdachte voor een periode van 2 jaren passend geboden is. Met betrekking tot de concrete formulering van deze maatregel overweegt het hof verder als volgt.
Ter terechtzitting is gebleken dat er niet van kan worden uitgegaan dat aangeefster [aangeefster]niet langer werkzaam is bij GGZ Rivierduinen. Ook is ter terechtzitting gebleken dat de verdachte voor een eventuele behandeling van zijn problematiek en/of voor opname als ingezetene van Leiden aangewezen is op de instelling GGZ Rivierduinen.
Bij die stand van zaken, waarbij de verdachte als gerechtigde tot GGZ-zorg daarvoor kennelijk niet elders dan bij GGZ Rivierduinen terecht kan, brengt de maatschappelijke verantwoordelijkheid van GGZ Rivierduinen naar het oordeel van het hof mee dat de omstandigheid dat de verdachte geen contact mag opnemen, zoeken of onderhouden met aangeefster niet in de weg mag staan aan de mogelijkheid voor verdachte om een eventueel noodzakelijke behandeling en/of opname die tot de GGZ=-zorg wordt gerekend, bij GGZ Rivierduinen, de instelling waarvoor - voor zover op grond van het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - geen alternatief bestaat, te ondergaan.
Het hof is van oordeel dat de strafrechter van wie een maatregel als de onderhavige wordt gevorderd, er van moet kunnen uitgaan dat een GGZ-instelling als de onderhavige over voldoende organisatorische en professionele faciliteiten beschikt om feitelijk contact van haar medewerkster met de op opname en/of behandeling in deze GGZ-instelling aangewezen verdachte tegen te gaan.
Het voorgaande brengt met zich dat het hof, naast een contact- en locatieverbod, zal bevelen dat de verdachte: zich niet zal begeven of aanwezig zal zijn op een terrein of in een gebouw van GGZ Rivierduinen, behalve bij opname in het kader van een rechterlijke machtiging
en/of een crisisopnameen/of voor zover noodzakelijk ter behandeling voor zijn problematiek en/of na schriftelijke toestemming van GGZ Rivierduinen.
Aldus kan de op te leggen maatregel niet een eventuele opname en/of behandeling van de verdachte bij GGZ Rivierduinen belemmeren.
Daarbij zal het hof bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, alsmede dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 4 maanden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt aan de verdachte een
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
2 (twee) jarenop en beveelt dat de verdachte:
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of onderhouden met [aangeefster],
- zich niet binnen een straal van 100 meter van de woning van [aangeefster]op zal houden, alsmede
- zich niet zal begeven of aanwezig zal zijn op een terrein of in een gebouw van GGZ Rivierduinen, behalve bij een behandeling of opname al dan niet in het kader van een rechterlijke machtiging en/of na schriftelijke toestemming van GGZ Rivierduinen;

beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) weekvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van
4 (vier) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. L.C. van Walree en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 juni 2019.
De oudste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.