In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1970, was betrokken bij een actie van de vakbond FNV op 7 december 2015, waarbij hij samen met schoonmaakpersoneel de fractiekamers van de politieke partijen SP Dordrecht, D66 en Beter voor Dordt betrad. De actie was gericht tegen de beëindiging van een schoonmaakcontract, wat zou leiden tot ontslagen van schoonmaaksters. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 300,-, maar ging in hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de schoonmaaksters de fractiekamers binnendrongen, maar oordeelde dat dit niet wederrechtelijk was. Het hof baseerde zich op artikel 6 van het Europees Sociaal Handvest, dat het recht op collectief optreden erkent. Het hof concludeerde dat de actie van korte duur was, er slechts een geringe inbreuk op de rechten van de politici was gemaakt, en dat er geen andere strafbare feiten waren gepleegd. De actie was bovendien uit eigen beweging beëindigd.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof benadrukte dat de actie een legitiem collectief optreden was in het kader van een belangenconflict, en dat de voorwaarden voor een rechtmatige beperking van dit recht niet waren vervuld.