ECLI:NL:GHDHA:2019:1864

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
22-001610-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd door verdachte en medeverdachte in buurtsupermarkt en op openbare weg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1996, heeft zich samen met zijn neef schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen de eigenaar en een medewerker van een buurtsupermarkt. Dit geweld vond plaats naar aanleiding van een conflict dat eerder in de supermarkt was ontstaan. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, maar het hof heeft deze straf in hoger beroep aangepast naar 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

De feiten zijn als volgt: op 1 april 2017 heeft de verdachte in de buurt van de supermarkt geweld gepleegd tegen de slachtoffers. Dit geweld bestond uit het slaan en schoppen van de slachtoffers, wat leidde tot lichamelijk letsel. De verdachte en zijn neef hebben zich na een verhitte discussie in de supermarkt, waarbij beledigingen zijn geuit, opnieuw naar de supermarkt begeven om de confrontatie aan te gaan. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte tot een taakstraf van 80 uren zou worden veroordeeld, maar het hof oordeelde dat deze straf niet in verhouding stond tot de ernst van het feit.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon slagen in zijn beroep op noodweer, omdat zijn gedragingen voorafgaand aan de aanranding door het slachtoffer provocerend waren. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmotivering. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft de taakstraf vastgesteld op 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001610-18
Parketnummer: 09-817691-17
Datum uitspraak: 27 mei 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 5 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1996,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 13 mei 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en met aftrek van voorarrest. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis door de rechtbank opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 april 2017 te 's-Gravenhage, openlijk te weten in buurtsupermarkt [supermarkt], gevestigd aan de [adres] en/of op of aan de openbare weg, namelijk [adres], in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en/of [aangever 2], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, met kracht en/of met gebalde vuist slaan/stompen tegen het hoofd en/of rug en/of arm(en) en/of lichaam van voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of;
- het meermalen, althans eenmaal, met kracht en/of geschoeide voet schoppen/trappen tegen het lichaam van voornoemde [aangever 1] en/of;
- het meermalen, althans eenmaal, met kracht duwen van voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of;
- het gooien met een fles in de richting van voornoemde [aangever 1], terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten meerdere/een wondje(s) en/of (een) kneuzing(en) op de lichamen/het lichaam van voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] ten gevolge heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks 1 april 2017 te 's-Gravenhage, openlijk te weten
in buurtsupermarkt [supermarkt], gevestigd aan de [adres] en/ofop of aan de openbare weg, namelijk [adres],
in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1] en
/of[aangever 2], welk geweld bestond uit:
- het meermalen,
althans eenmaal,met kracht en/of met gebalde vuist slaan/stompen tegen het hoofd
en/of rug en/of arm(en) en/of lichaamvan voornoemde [aangever 1] en
/of[aangever 2]
en/of;
- het meermalen, althans eenmaal, met kracht en/of geschoeide voet schoppen/trappen tegen het lichaam van voornoemde [aangever 1] en/of;
- het meermalen, althans eenmaal, met kracht duwen van voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of;
- het gooien met een fles in de richting van voornoemde [aangever 1], terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten meerdere/een wondje(s) en/of (een) kneuzing(en) op de lichamen/het lichaam van voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 2] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Beroep op noodweer(exces)
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman – overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota – ter zake van het door verdachte buiten de winkel gepleegde geweld een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces.
Inleiding
Tussen aangever [aangever 1] (hierna [aangever 1]) en de verdachte [verdachte] (hierna [verdachte]) heeft eerst in de winkel een verhitte discussie over geld plaatsgevonden. [verdachte] heeft naar [aangever 1] geroepen: “Jij vieze homo, hoe kan jij dat zeggen. Ik maak jou dood. Ik woon hier al twintig jaar. Als ik zeg dat ik ga betalen, dan betaal ik. Kom naar buiten als je een man bent.” Vervolgens is over en weer geduwd en getrokken en heeft [verdachte] een fles door de winkel gegooid in de richting van [aangever 1], waardoor schade is ontstaan. Tegen een werknemer in de winkel, [aangever 2] (hierna [aangever 2]), hebben [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1]) gezegd: “wij maken jou dood, ik neuk je moeder”. [verdachte] heeft over zijn gedrag in de winkel verklaard dat hij [aangever 1] aan het uitlokken was, “dat hij mij eerst zou pakken”.
[verdachte] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens vertrokken. Omdat [verdachte] boos was op [aangever 1] is hij kort daarop, met zichtbaar doelbewuste tred, teruggegaan naar de winkel. [medeverdachte 1] is met hem meegegaan. Op het moment dat [verdachte] en [medeverdachte 1] bij de winkel komen aanlopen, staat [aangever 1] buiten op de stoep bij de ingang. Hij staat met de politie te bellen. Op de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde beelden is te zien dat [verdachte] met snelle pas en met wilde armgebaren bij [aangever 1] arriveert, die dan samen met [aangever 2] buiten in de deuropening staat. [medeverdachte 1] gaat naast [aangever 1] en [verdachte] staan. [verdachte] gaat – schreeuwend en nog steeds wild gebarend – in discussie met [aangever 1]. Na een paar seconden geeft [aangever 1] een vlakke hand in het gezicht van [verdachte]. Hierop slaat [verdachte] [aangever 1] vier keer op het achterhoofd, terwijl [aangever 1] probeert weg te komen. [aangever 2] probeert [aangever 1] te helpen door [medeverdachte 1] bij [aangever 1] weg te trekken. [medeverdachte 1] mengt zich in het gevecht door [aangever 1] op zijn achterhoofd te slaan en om zich heen slaand ook [aangever 2] op het hoofd te raken.
Provocatie
De vraag is of [verdachte] en [medeverdachte 1] een gerechtvaardigd beroep op noodweer(exces) kunnen doen, stellende dat [aangever 1] buiten op de stoep voor de winkel de eerste klap heeft gegeven.
Tegen de achtergrond van de eerdere confrontatie in de winkel waarin [verdachte] probeerde [aangever 1] te provoceren – onder meer door hem grof te beledigen en met een fles te gooien – en van het feit dat [verdachte] kort daarop zichtbaar boos met [medeverdachte 1] is teruggekeerd naar de winkel, zijn de geweldshandelingen van [verdachte] (en kort daarop [medeverdachte 1]) tegen deze
uitgeloktevlakke hand niet gerechtvaardigd. Met het geweld dat volgt op deze klap voert [verdachte] uit waartoe hij provoceerde: het kunnen aanvallen van [aangever 1]. [medeverdachte 1] heeft zich bij die aanval aangesloten door zowel [aangever 1] als zijn collega [aangever 2] – die voor [aangever 1] in de bres was gesprongen – te slaan.
Conclusie
[verdachtes] gedragingen voorafgaande aan de wederrechtelijke aanranding door het latere slachtoffer [aangever 1] (vgl. HR 28 maart 2006, HR:2006:AU8087, rov. 3.5.2.) gevolgd door de aanval tegen [aangever 1] (HR 26 januari 2016, HR:2016:108, rov. 3.4) staan aldus in de weg aan het slagen van zijn beroep op noodweer(exces). [medeverdachte 1] heeft zich aangesloten bij de door [verdachte] ingezette tegenaanval, zodat het beroep op noodweer faalt.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is (ook overigens) geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn neef schuldig gemaakt aan openlijk geweld door het op de openbare weg slaan van de slachtoffers, te weten een medewerker en de eigenaar van een buurtsupermarkt naar aanleiding van een daaraan voorafgaand conflict in die buurtsupermarkt.
Feiten als het onderhavige maken inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn. Slachtoffers van dergelijke feiten ervaren daarvan vaak, naast fysiek ongemak, langdurig de nadelige psychische gevolgen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
30 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Naar oordeel van het hof doet een taakstraf van 80 uren zoals is gevorderd door de advocaat-generaal geen recht aan de ernst van het feit. Het hof sluit bij de op te leggen straf aan bij de LOVS-oriëntatiepunten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. H.C. Wiersinga en mr. D.M. Thierry,
in bijzijn van de griffier mr. F. van Vliet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 mei 2019.