ECLI:NL:GHDHA:2019:1828
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag over minderjarige na langdurige uithuisplaatsing en de verhouding tot het recht op family life van de moeder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, die al 11 jaar uithuisgeplaatst is. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, voerde aan dat de beëindiging van het gezag niet meer in verhouding staat tot haar recht op family life. De minderjarige, inmiddels 16 jaar oud, heeft haar mening kenbaar gemaakt en de moeder heeft altijd samengewerkt met de gecertificeerde instelling die als voogd is aangesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling goed verloopt en dat er geen noemenswaardige problemen zijn geweest. De moeder heeft nooit verzet aangetekend tegen de uithuisplaatsing en heeft de gezagsbeslissingen in de afgelopen jaren aan de gecertificeerde instelling overgelaten. Het hof oordeelt dat de beëindiging van het gezag van de moeder een te verstrekkende maatregel is, vooral gezien de korte tijd die resteert tot de minderjarige 18 jaar wordt. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag af, waarbij het belang van de minderjarige en de band met de moeder voorop staan.