Verdeling
Waarde van het aandeel van de man in de VOF
5 . De man stelt dat hij in het kader van een poging om tot een minnelijke schikking te komen met de vrouw bij de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling een bedrag van € 25.000,- heeft genoemd als waarde van zijn indeel in de VOF. De rechtbank heeft vervolgens de waarde vastgesteld op een gemiddelde van de door de vrouw (€ 75.000,-) en door de man (€ 25.000,-) genoemde waarde, zijnde € 50.000,-. Volgens de man is deze waarde veel te hoog. De man heeft zijn aandeel te koop aangeboden op Marktplaats en geen enkel bod ontvangen. Volgens hem vertegenwoordigt het de onderneming geen enkele waarde. Er is alleen persoonlijke omzet een geen goodwill om over te dragen. Subsidiair ligt volgens de man een waarde van € 12.500,- meer in de rede. Indien de vrouw hiermee niet akkoord gaat, kan een waarderingsonderzoek plaatsvinden op de kosten van de vrouw, aldus de man.
6. De vrouw is van mening dat de man een degelijke administratie had moeten presenteren zodat duidelijk is wat de waarde van de onderneming is. De man heeft dit nagelaten. Het aanbieden van de onderneming op Marktplaats tegen een bedrag van € 12.500,- behelst geen waardebepaling. Verder probeert de man geen bod of een zeer laag bod te krijgen, gezien de door hem gestelde randvoorwaarden bij verkoop. De vrouw stelt dat de door de VOF gedreven onderneming een economische waarde vertegenwoordigt die op verschillende manieren kan worden berekend. Uitgaande van de discounted cash-flow methode is de gemiddelde waarde van de VOF over 2014 tot en met 2016 € 151.000,- op basis van toekomstige kasstromen. De vrouw betwist gemotiveerd dat het klantenbestand geen waarde vertegenwoordigt en stelt dat de waarde van € 50.000,- die door de rechtbank is vastgesteld, veel te laag is gezien de bedrijfseconomische uitgangspunten. De vrouw kan instemmen met een waarderingsonderzoek op kosten van de man.
7. Het hof overweegt als volgt. De man heeft tot 31 december 2018 samen met [naam] een vennootschap onder firma gedreven. Daarna heeft hij het administratiekantoor als eenmanszaak voortgezet. Dit betekent dat tot de op 16 maart 2017 ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen het aandeel van de man in de gebonden gemeenschap van de VOF behoort. Een VOF is een bijzondere gemeenschap en heeft een afgescheiden vermogen (Hoge Raad 19 april 2019, HR:2019:649). Voor de waardering van het aandeel van de man daarin dient in beginsel te worden uitgegaan van de waarderingsgrondslag zoals opgenomen in de vennootschapsovereenkomst. De gebonden gemeenschap verzet zich ertegen dat een vennoot goederen van de VOF kan vervreemden.
8. In het kader van de waardering van de waarde van het aandeel in de VOF stelt het hof vast dat de man eind 2018 een negatief kapitaal heeft in de VOF van € 54.009,37 (productie 40 bij brief van 7 maart 2018 zijdens de man). Het hof begrijpt dat het aan de man toekomende saldo op diens kapitaalrekening op de peildatum 16 maart 2017 eveneens negatief was. Op de balans van de VOF tot en met december 2018 heeft het hof bij de activa geen aanknopingspunten voor het onderkennen van in dit kader in de waardering te verdisconteren stille reserves. Voorts merkt het hof op dat de andere vennoot in de VOF in tegenstelling tot de man een positief kapitaal heeft (dat wil zeggen dat het aan de vennoot van de man toekomende saldo op diens kapitaalrekening positief is), zodat het aandeel van de man in de VOF geen positieve waarde heeft en de man het negatieve saldo op zijn kapitaalrekening nog aan de VOF moet vergoeden.
9. Indien gewaardeerd zou worden op basis van kasstromen, zoals de advocaat van de vrouw voorstaat, dan moet tevens rekening worden gehouden met een ondernemersbeloning die ten laste van de kasstroom moet worden gebracht. Gezien de beperkte winstgevendheid van de VOF, acht het hof het niet aannemelijk dat er na aftrek van de ondernemingsbeloning nog een vrije kasstroom is die verdisconteerd kan worden. De ondernemersbeloning komt het hof, blijkens het negatieve saldo op de kapitaalrekening van de man in het verleden, voor als te laag om in het levensonderhoud van partijen te kunnen voorzien.
10. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het aandeel van de man in de VOF geen waarde vertegenwoordigt. Echter, nu de man verzoekt de waarde van zijn aandeel in de VOF te stellen op een bedrag van € 12.500,-, zodat aan de vrouw in dat kader een bedrag van € 6.250,- toekomt, zal het hof overeenkomstig beslissen. De bestreden beschikking dient in zoverre te worden vernietigd. Het houden van een waarderingsonderzoek acht het hof niet noodzakelijk gezien hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen.
Waarde van de aandelen van de man in het geplaatste kapitaal van de BV
11. De man stelt zich op het standpunt dat de waarde van zijn aandelen in de (slapende) BV nihil is in plaats van de door de rechtbank gehanteerde waarde van € 15.000,-. Hij wijst erop dat nog met de fiscus afgerekend moet worden over de aflossing van een lening. De man verwijst voorts naar de in eerste aanleg door hem overgelegde financiële stukken van 2015 en 2016 (producties 13 en 14 bij het verweerschrift) en de jaarrekeningen 2016 en 2017 (producties 5 en 6 bij zijn verweerschrift), waaruit volgens hem een zwaar negatief eigen vermogen van de BV blijkt. De man voert ten slotte aan dat er nog een latente belastingclaim van circa € 12.600,- op de BV rust vanwege twee nog af te kopen pensioenvoorzieningen. Het door de man bij de rechtbank gemelde bedrag was slechts bedoeld om een minnelijke totaaloplossing te bereiken.
12. De vrouw kan zich, bij gebrek aan bewijs, vinden in de waardering van de rechtbank.
13. Het hof is van oordeel dat de man met de overgelegde financiële stukken genoegzaam heeft aangetoond dat de BV over een negatief kapitaal beschikt, zodat de aandelen in de BV geen waarde vertegenwoordigen. Het hof zal overeenkomstig beslissen en de bestreden beschikking in zoverre vernietigen.
14. De man betwist dat partijen - zoals in de bestreden beschikking is opgenomen - ter zitting in eerste aanleg afspraken hebben gemaakt omtrent de verdeling van de ASR polis. Hij verwijst naar het desbetreffende proces-verbaal, waaruit volgens hem blijkt dat hij heeft aangegeven het liefst te zien dat de polis doorloopt. Afkoop is ongunstig omdat dan loonheffing wordt ingehouden en een boete moet worden betaald. Daarnaast heeft de vrouw zelf verklaard dat de polis door de man kon worden voortgezet. De man verzoekt de polis alsnog aan hem toe te delen onder de voorwaarde dat hij de helft van de waarde, door hem gesteld op een bedrag van € 6.162,70, wegens overbedeling aan de vrouw zal voldoen.
15. De vrouw is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld zoals zij heeft gedaan. Zij heeft ter terechtzitting in eerste aanleg uiteindelijk ook verklaard dat zij splitsing wenst van de polis, zoals ook blijkt uit het proces-verbaal. Indien de man de polis zou voortzetten, moet worden uitgegaan van de afkoopwaarde van € 44.019,27 conform de brief van ASR van 11 december 2017 (productie 12 zijdens de man). De man koopt dan niet daadwerkelijk af, zodat hij de kosten en belasting niet hoeft te betalen. Hij bouwt verder kapitaal op. De vrouw heeft dan een vordering op de man van € 22.009,64.
16. Het hof stelt voorop dat de rechter ter zake de verdeling een grote discretionaire bevoegdheid heeft en daarbij kan afwijken van de standpunten van partijen. Het hof begrijpt uit het proces-verbaal dat de wijze van verdeling van de ASR polis genoegzaam met partijen is besproken. Gelet op de ongunstige fiscale gevolgen van zowel afkoop van de polis als toedeling aan de man met een vordering wegens overbedeling aan de vrouw, acht het hof het redelijk en billijk dat de ASR polis wordt gesplitst, zoals door de rechtbank is bepaald. Als splitsing niet mogelijk is, is het hof met de rechtbank van oordeel dat de polis moet worden afgekocht. De bestreden beschikking dient in zoverre te worden bekrachtigd.