Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 14 mei 2019
Het verloop van het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
Vordering in eerste aanleg
Bestreden vonnis
Vordering appellant
De grieven
Proceskosten
Beslissing
€ 366,-;
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft de man, appellant, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, waarin zijn vordering tot opheffing van een beslag door het LBIO voor achterstallige kinderalimentatie werd afgewezen. De man vorderde dat de vrouw, geïntimeerde, het LBIO opdracht zou geven om het beslag op te heffen en de opslagkosten niet meer in rekening te brengen. De voorzieningenrechter had de vordering van de man afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.
In hoger beroep heeft de man zijn grieven toegelicht, waarbij hij betoogde dat de voorzieningenrechter een verkeerd toetsingskader had gehanteerd en dat de vrouw onredelijk handelde door het LBIO in te schakelen voor de incasso van de achterstallige kinderalimentatie. De vrouw voerde verweer en stelde dat zij recht en belang had bij het beslag, gezien de betalingsachterstand van de man.
Het hof oordeelde dat de man in appel geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de zaak in een ander licht zouden stellen. Het hof bevestigde dat de man zijn verplichtingen tot het betalen van kinderalimentatie niet was nagekomen en dat de vrouw recht had op het LBIO om het beslag te handhaven. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de man in de proceskosten van het hoger beroep.