ECLI:NL:GHDHA:2019:1496

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
22-003425-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake woninginbraak en diefstal bij juwelier

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 augustus 2018. De verdachte, geboren in 2000, is beschuldigd van woninginbraak en diefstal door middel van braak bij een juwelier. De verdachte heeft zich samen met mededaders schuldig gemaakt aan een brutale inbraak waarbij de ruit van de juwelier werd ingeslagen met mokers, terwijl de eigenaar en omstanders aanwezig waren. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot 10 maanden jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en gelast de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 12 dagen. De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de woninginbraak en de diefstal bij de juwelier. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot tenuitvoerlegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de strafmaat. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partijen, die gedeeltelijk zijn toegewezen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-003425-18
Parketnummers: 09-827114-18, 09-817254-18 (gevoegd) en 09-777038-17 (TUL)
Datum uitspraak: 7 maart 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 augustus 2018 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 2000,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 21 februari 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 en het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 220 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en onder de bijzondere voorwaarden van - kort gezegd - een meldplicht, het hebben van een dagbesteding en een avondklok. Voorts is de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige opgelegd voor de duur van 12 maanden, bij het niet naar behoren meewerken aan de tenuitvoerlegging van die maatregel te vervangen door 6 maanden jeugddetentie. Het programma van die maatregel bestaat uit het deelnemen aan het behandelprogramma Topzorg van de Waag. Van het programma waaruit de maatregel bestaat, is de dadelijke uitvoerbaarheid bevolen. Daarnaast is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en de vordering tot tenuitvoerlegging, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09-827114-18 is het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in beide (gevoegde) zaken gezamenlijk (09-827114-18 en 09-817254-18) gelijk is geworden aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie. Tot slot is ten aanzien van de zaak met parketnummer 09-817254-18 het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-827114-18:
1:
hij op of omstreeks 27 december 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen parfum en/of een laptop (merk: HP), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebracht door een ruit van een deur te verbreken en/of een deur te forceren;
Zaak met parketnummer 09-817254-18 (gevoegd):
1:
hij op of omstreeks 22 april 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan juweliersbedrijf '[juwelier]' en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededader(s), zulks na die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een ruit in te slaan,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, bij de keel grijpen van [aangever 4] en/of het met kracht trekken aan de gouden ketting die die [aangever 4] droeg;
Verzoek tot splitsing van de zaken met parketnummer 09-827114-18 en parketnummer 09-817254-18
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de zaken met parketnummer 09-827114-18 en parketnummer 09-817254-18 te splitsen om reden dat voeging, bij strafoplegging voor één van beide zaken, betekent dat het recht van de verdachte op schadevergoeding wegens het onterecht ondergaan van voorarrest wordt beknot.
Het hof is van oordeel dat gevoegde behandeling van deze zaken in het belang van het onderzoek is. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het verzoek tot splitsing wordt dan ook afgewezen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de duur van de vervangende jeugddetentie bij het niet naar behoren meewerken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat dan een vervangende jeugddetentie voor de duur van acht maanden zal worden toegepast.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte schuldig is aan het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van het ten laste gelegde geweld tegen [aangever 4].
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 en het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 ten laste gelegde.
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Het hof kan zich grotendeels met de bewijsoverwegingen van de rechtbank, zoals opgenomen in het vonnis waarvan beroep, verenigen. Ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest zal het hof deze bewijsoverwegingen opnieuw opnemen, daar waar nodig aangepast en aangevuld.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09-827114-18:
[aangever 2] heeft aangifte gedaan [2] van een inbraak in zijn woning, gelegen aan de [adres] te ‘s-Gravenhage, tussen 26 december 2017 omstreeks 15.30 uur en 27 december 2017 te 00.15 uur. [3] Er zijn parfums en een laptop, merk HP, gestolen. Aan de achterkant van de woning is een deur vernield en is het raam kapot. [4]
De vriendin van de aangever, [aangever 1], heeft verklaard dat zij een dag (of twee dagen) voor de inbraak een fles cola heeft gekocht en in de koelkast had gezet. Deze was voor ongeveer drie kwart leeggedronken. Na de inbraak viel haar op dat er een lege fles cola op de grond in de keuken stond en dat er geen fles cola meer in de koelkast stond. [5]
De politie heeft de drinkopening van de colafles bemonsterd op speeksel en deze bemonstering veilig gesteld. [6] Na onderzoek door het NFI blijkt er een match te zijn met het DNA van de verdachte. [7]
De verdachte heeft zich tegenover de politie op zijn zwijgrecht beroepen en daarna geen relevante verklaring afgelegd. Ook namens de verdachte is geen aannemelijk scenario, steunend op aanknopingspunten uit het dossier, naar voren gebracht voor de aanwezigheid in de keuken van de woning van een lege fles cola met daarop speeksel met het DNA van de verdachte.
Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan de woninginbraak heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer09-817254-18:
[aangever 3] heeft aangifte gedaan van diefstal van sieraden door middel van braak vanuit de vitrine van zijn juwelierszaak [juwelier], gelegen aan het [adres] te ‘s-Gravenhage, gepleegd op 22 april 2017, tussen 14.08 en 14.38 uur, door in het zwart geklede personen met bivakmutsen. Hij hoorde gebonk en zag een man met een moker op de ruit slaan. [8] Er zijn kettingen, armbanden en ringen buitgemaakt. [9] Door getuige [getuige] is waargenomen dat het ging om in totaal 4 personen, waarvan er een op een scooter bleef zitten. Na de overval gingen de vier daders er op twee scooters vandoor. [10]
Naar aanleiding van een bloedspoor dat op de grond onder de verbroken etalageruit wordt aangetroffen, vindt een DNA-onderzoek plaats, hetgeen een match oplevert met het DNA van medeverdachte [medeverdachte]. [11] [medeverdachte] heeft zijn betrokkenheid bij het feit op zijn strafzitting bekend. [12] Ze waren inderdaad met zijn vieren en zijn per scooter gekomen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij een gat in de ruit heeft gemaakt en gewond is geraakt aan zijn hand. Hij heeft voorts verklaard dat hij is meegegaan met de groep en dat de groep zou gaan inbreken. Hij heeft nadien ‘een stapel geld’ gekregen. De scooters stonden geparkeerd in een parkeergarage ‘[parkeergarage]’, een plek waar wordt gevoetbald. [13]
Op 10 mei 2017 worden in het kader van het onderzoek in een andere zaak zes motorvoertuigen aangetroffen in deze parkeergarage, gelegen aan de [straat]. Ze
blijken gestolen. Van alle voertuigen ontbreekt het cilinderslot. [14] In de buddyseat van een Honda wordt een zwart trainingspak veilig gesteld. In de broekzak wordt een glassplinter aangetroffen [15] . In de bemonstering vanaf een bloedspoor op het achterpand van de jas van het trainingspak is een DNA-profiel verkregen dat matcht met [medeverdachte]. [16] In een scooter met een blauw spatbord en blauwe velgen (een Aprilia) worden zwarte handschoenen
aangetroffen [17] . Na onderzoek blijkt het DNA-profiel van de bemonstering van de binnenkant van een van de handschoenen, te matchen met het DNA-profiel van de verdachte. [18] In de handschoenen zijn ook nog glasdeeltjes aangetroffen. Op een foto gemaakt direct na de diefstal is te zien dat daders wegrijden op een scooter met opvallende blauwe velgen. [19] Er is vergelijkend glasonderzoek gedaan waaruit blijkt dat de glasdeeltjes die gevonden zijn in het trainingspak, aangetroffen in de Honda, en in de handschoen, aangetroffen in de Aprilia, (zeer) veel waarschijnlijker afkomstig zijn van het glas van de vitrine van de juwelier dan van een willekeurig andere ruit [20] .
De politie heeft gesprekken uitgeluisterd tussen de telefoon met het nummer [x], het telefoonnummer dat in gebruik is bij de verdachte en andere telefoonnummers, waaronder het nummer [y], het nummer dat in gebruik is bij de hierboven genoemde bekennende medeverdachte [medeverdachte].
Vóór de diefstal, maar op dezelfde dag op 22 april 2017, worden de volgende, naar het oordeel van het hof, voor het bewijs redengevende gesprekken gevoerd [21] :
Om 12.29 uur belt de gebruiker van de telefoon met het nummer [x] (hierna te noemen [verdachte], kennelijk een roepnaam van de verdachte) met een onbekende. [verdachte] zegt:
“kom naar [plaats]’
Om 12.30 uur belt [verdachte] met een andere onbekende. [verdachte] zegt: “kom naar [plaats]’. De onbekende zegt dat hij er aan komt en [verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] ook komt.
Om 13.11 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte]. [verdachte] zegt: “ik kom eraan”
Om 13.13 uur belt [verdachte] met [medeverdachte]. [verdachte] vraagt: “waar ben je?” en [medeverdachte] zegt: “[plaats]”.
Om 13.33 belt [verdachte] met een onbekende. [verdachte] vraagt: “waar ben je?”. De onbekende zegt: “kom eraan”.
Om 13.34 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte]. [verdachte] zegt dat dat hij nu even naar huis gaat maar hij komt eraan. [medeverdachte] zegt dat hij al bij [plaats] is.
Naar het oordeel van het hof volgt uit het bovenstaande dat een aantal personen, waaronder de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] afspreken bij de parkeergarage bij het [plaats].
Ná de diefstal, maar op dezelfde dag 22 april 2017, worden de volgende, naar het oordeel van het hof, redengevende gesprekken gevoerd [22] :
Om 18.02 wordt [verdachte] (het hof: “wordt gebeld” of “belt”) uit met [medeverdachte]. [medeverdachte] zegt: “Ik moet jou vanavond zien.” [verdachte] zegt: “Ja ik ben er straks. Niks doen tot je mij ziet.” [medeverdachte] zegt: “Nee, joh ben je gek”.
Om 21.50 uur wordt [verdachte]e gebeld door een onbekende. De onbekende zegt: “luister dan, ik heb hier drie donnie voor je morgen. Je weet het”
Om 21.53 uur wordt [verdachte] gebeld door een onbekende. De onbekende zegt: “horloge gestolen. Zet te koop.” [verdachte] zegt: “nee, man”. De onbekende zegt: “ken je er niet een paar, een dezer dagen ofzo.” [verdachte] zegt: “ik ga kijken. Voor wie? Voor wie? Ik zal voor je kijken”.
De dag na de diefstal, 23 april 2017, worden de volgende, naar het oordeel van het hof redengevende gesprekken gevoerd [23] :
Om 11.46 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte]. [verdachte] zegt dat zij beneden zijn en dat ze naar [plaats] gaan.
Om 18.21 uur wordt [verdachte] gebeld door een onbekende. De onbekende zegt: “ik wil jou nu ff spreken. Je weet toch ik hoor geruchten.” [verdachte] zegt: “wat voor oooow nee”
De onbekende zegt: “wollah ik heb jou echt nodig. Daarom kwam ik naar [plaats] voor jou”
Om 18.36 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte]. [verdachte] zegt: [medeverdachte 3] kwam net naar mij toe niemand hoeft wat te weten klaar. Hij ging net vragen hij was para toch je weet.
Hij ging net vragen aan…… hij dat wij” [medeverdachte] zegt: “hoe dan?” [verdachte] zegt: “ontken gewoon!”
[medeverdachte] zegt: “broer sowieso”. [verdachte] zegt: “zeg gewoon nekke wat gedaan! Gewoon niks laten zien ook”
Om 18.39 uur belt [verdachte] uit met (waarschijnlijk) ene [persoon](E). [verdachte] zegt: “wollah ik was net met [medeverdachte 3] (fon.) Hij zei dingen hij zei: “ik heb gehoord jullie hebben klapper gepakt, mensen komen naar mij toe zeggen jij hebt met die kleintjes klapper gepakt. E zegt:
“wejo wat zei hij?” [verdachte] zegt: “ik heb gewoon dood ontkend. Ik heb hem helemaal geruled. Ik zeg hoe kan dat dit dat, ben je gek, je weet toch.” E zegt: “hij weet niet, je weet toch”.
[verdachte] zegt: “als iemand wat vraag moet je gewoon ontkennen. Heb het niet gedaan gewoon. Zo broer. Je moet gewoon zeggen ben je gek! Heb hem helemaal geruled zo. Als jullie nu gaan verpesten voor mij … hij gaat mij total loss slaan.”
Het hof overweegt dat uit bovengenoemde gesprekken kan worden afgeleid dat de verdachte de medeverdachte [medeverdachte], die dus later de diefstal bekend heeft, na de diefstal op het hart drukt om, net als hij, te ontkennen en voorts dat andere personen inmiddels kennelijk geruchten hebben vernomen en dat er een klapper is gemaakt. De gevoerde gesprekken zijn allesbehalve neutrale gesprekken en zij vragen naar het oordeel van het hof om een verklaring, die niet wordt gegeven door de verdachte.
Door de raadsman is aangegeven dat uit onderzoek van de telecomgegevens blijkt dat de telefoon van de verdachte rondom het tijdstip van het delict juist niet in de richting van de Plaats Delict gaat maar wel richting de omgeving van de woning van de verdachte aan [adres].
Het hof overweegt echter dat deze vaststelling niet als ontlastend kan worden beschouwd en het er kennelijk voor moet worden gehouden dat de verdachte zijn telefoon niet heeft meegenomen toen men per scooter naar de juwelier is gereden. Dit laatste strookt met het gegeven uit het eerder aangehaalde tapgesprek van 22 april 2017 om 13.34 uur waarin [verdachte] wordt gebeld door [medeverdachte] en waarin [verdachte] zegt dat hij nu even naar huis gaat, maar dat hij eraan komt.
Gezien het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een van de vier daders van de diefstal door middel van braak bij de juwelier [juwelier] is geweest.
Partiële vrijspraak
Ten laste is nog gelegd dat deze diefstal gepaard ging met geweld jegens een buurman van de juwelier, die door een van de daders van zijn gouden ketting is beroofd. Om tot een bewezenverklaring daarvan te kunnen komen, dient bewezen te worden dat dit geweld diende tot een van de in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht genoemde doelen, te weten om de diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of om bij betrapping de vlucht
mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het hof is van oordeel dat het gepleegde geweld, dat bestond uit het trekken van een ketting van de nek van aangever [aangever 4] (die zich bevond in het portiek dat naast het pand van de juwelier is gelegen), niet tot een van voornoemde doelen strekte. Het gepleegde geweld strekte er, naar het oordeel van het hof, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm toe, het bezit van de gouden ketting te verzekeren, niet van de sieraden die de verdachte en zijn mededaders hebben weggenomen van de juwelier. Daarmee kan dit strafverzwarende bestanddeel niet bewezen worden. Het hof zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 en in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-827114-18:
1:
hij
op ofomstreeks 27 december 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningheeft weggenomen parfum en
/ofeen laptop (merk: HP),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te hebben gebrachtdoor een ruit van een deur te verbreken en
/ofeen deur te forceren;
Zaak met parketnummer 09-817254-18 (gevoegd):
1:
hij op
of omstreeks22 april 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningheeft weggenomen een hoeveelheid sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan juweliersbedrijf '
[juwelier]' en
/of[aangever 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte of zijn mededader(s),zulks na die weg te nemen goederen onder
zijn/hun bereik te hebben gebracht door een ruit in te slaan
,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, bij de keel grijpen van [aangever 4] en/of het met kracht trekken aan de gouden ketting die die [aangever 4] droeg;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het
in de zaak met parketnummer 09-827114-18 bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven – in de voetnoten 1 tot en met 7 vermelde - bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Voorts grondt het hof zijn overtuiging dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven - in de voetnoten 1 en 8 tot en met 23 vermelde - bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Aldus heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat woninginbraken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers teweeg kunnen brengen.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal door middel van braak bij een juwelier. Hij heeft zich op klaarlichte dag met zijn mededaders naar de juwelier begeven waar zij met mokers de ruit van de etalage hebben ingeslagen. Op dat moment was de eigenaar van de juwelierszaak in zijn winkel aanwezig en waren er op straat diverse omstanders. Het betreft een bijzonder brutale actie, waarbij grof geweld is gebruikt om de ruit van de etalage kapot te slaan en waarbij de daders op gevaarlijke wijze zijn weggevlucht. Dergelijke misdrijven veroorzaken in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid. De verdachte heeft bij zijn handelen alleen gedacht aan zijn eigen gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor anderen. Deze grove juweliersinbraak benadert qua ernst een ramkraak die midden op de dag plaats vindt.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij ook ter terechtzitting in hoger beroep in beide feiten geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte voor het plegen van het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 bewezen verklaarde onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de navolgende rapportages:
  • Een (brief)Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 14 februari 2019;
  • Een rapportage time-out GBM van Jeugdbescherming West d.d. 14 november 2018;
  • Een rapportage van Jeugdbescherming West d.d. 14 november 2018;
  • Een advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 19 juli 2018;
  • Een psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 19 juni 2018, opgemaakt en ondertekend door drs. M.J.B. van Eck, GZ-psycholoog.
Voorts zijn ter terechtzitting in hoger beroep J. Ekkels, werkzaam als zittingsvertegenwoordiger bij de Raad voor de Kinderbescherming, en K. Ruhulessin, werkzaam als jeugdreclasseerder bij Jeugdbescherming West, als deskundigen gehoord.
Het hof zal, gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, en overeenkomstig het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in de meest recente rapportage van 14 februari 2019, dat anders luidt dan de voorgaande adviezen en in afwijking van de rechtbank, geen maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (GBM) opleggen. De verdachte heeft de afgelopen tijd getoond zich onvoldoende in te zetten voor het welslagen van de GBM, die door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar was verklaard. Daar komt bij dat de proceshouding van de verdachte niet bijdraagt aan de verwachting dat de uitvoering van een GBM nu meer kans van slagen heeft.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-827114-18 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 407,99, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 407,99.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ter zake van de vordering van de benadeelde partij wordt beslist overeenkomstig het vonnis van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 80,00 materiële schade is geleden, welke schade bestaat uit de schadepost ‘Hugo Boss parfum’. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 80,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1].
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-827114-18 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.140,87, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 2.140,87.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ter zake van de vordering van de benadeelde partij wordt beslist overeenkomstig het vonnis van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.460,87 materiële schade is geleden, welke schade bestaat uit de schadeposten ‘HP Laptop’, ‘Herstel laminaat’ en ‘kledingkast’. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.460,87, te vermeerderen met de wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2].
Vordering tot schadevergoeding [aangever 3]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 5.691,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 5.691,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ter zake van de vordering van de benadeelde partij wordt beslist overeenkomstig het vonnis van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 5.691,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3].

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 26 juni 2017, onder parketnummer 09-777038-17, is de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met bevel dat een deel van die jeugddetentie, te weten 12 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de proeftijd van die niet tenuitvoergelegde straf met één jaar zal worden verlengd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit, zoals bewezenverklaard in de zaak met parketnummer 09-827114-18, begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen en doet, in zoverre, opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 en in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 en in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 80,00 (tachtig euro) bestaande uit € 80,00 (tachtig euro) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 80,00 (tachtig euro) bestaande uit € 80,00 (tachtig euro) materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2017.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.460,87 (duizend vierhonderdzestig euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 1.460,87 (duizend vierhonderdzestig euro en zevenentachtig cent) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827114-18 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.460,87 (duizend vierhonderdzestig euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 1.460,87 (duizend vierhonderdzestig euro en zevenentachtig cent) materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
24 (vierentwintig) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2017.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.691,00 (vijfduizend zeshonderdeenennegentig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 3], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-817254-18 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.691,00 (vijfduizend zeshonderdeenennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
63 (drieënzestig) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 april 2017.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 26 juni 2017, parketnummer 09-777038-17, te weten van: een
jeugddetentievoor de duur van
12 (twaalf) dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels, mr. R.F. de Knoop en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. T.E.J. Bruinen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 maart 2019.
mr. A.W.M. Bijloos en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2], blz. 28 (dossier I)
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 38 (dossier I)
4.Zie noot 2
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 40 (dossier I); verhoor [aangever 1] bij de rechter-commissaris d.d. 5 april 2018
6.Proces-verbaal sporenonderzoek, blz. 6-8 (dossier I)
7.Rapport NFI, blz. 9-11 (dossier I)
8.Proces-verbaal van aangifte, blz. 55-56 (dossier II)
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 74 (dossier II)
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 62-63 (dossier II)
11.Rapport NFI, blz. 177-178 (dossier II)
12.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 22 mei 2018 inzake parketnummer 09-809643-17
13.Zie noot 12
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 90 (dossier II)
15.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 95 (dossier II)
16.Rapport NFI, blz. 154-156 (dossier II)
17.Proces-verbaal relaas, blz. 10-11 en proces-verbaal, blz. 140 bovenaan (dossier II)
18.Rapport NFI, blz. 274-275 (dossier II)
19.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 268 (dossier II)
20.Rapport NFI Vergelijkend glasonderzoek, blz. 162-171 (dossier II)
21.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 186-187 (dossier II)
22.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 187-189 (dossier II)
23.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 277-278 (dossier II)