ECLI:NL:GHDHA:2019:1494

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
22-001665-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal uit een voormalig winkelpand met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1975, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en werd beschuldigd van diefstal uit een voormalig winkelpand in Vlaardingen op 19 januari 2018. De verdachte had een tegel en meerdere kandelaars weggenomen, toebehorende aan een ander. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, maar in hoger beroep heeft het hof de straf verhoogd naar zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen, niet in zijn geheel gevolgd, maar heeft de bewezenverklaring aangepast. De verdediging voerde aan dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, maar het hof verwierp dit verweer omdat er geen rechtens relevant nadeel was aangetoond. De verdachte is strafbaar verklaard en de strafmotivering hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en het volgen van behandeling indien nodig.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001665-18
Parketnummer: 10-014009-18
Datum uitspraak: 12 juni 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 9 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 29 mei 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 januari 2018 te Vlaardingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (voormalig) winkelpand aan de [adres] heeft weggenomen, een tegel (Delftsblauw en/of met daarop een afbeelding van een molen) en/of meerdere, althans een, (onderdelen van een) kandela(a)r(en)/ kaarsenstanda(a)rd(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof komt tot een iets andere bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks19 januari 2018 te Vlaardingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een (voormalig) winkelpand aan de [adres] heeft weggenomen, een tegel (Delftsblauw
en/ofmet daarop een afbeelding van een molen) en
/ofmeerdere
, althans een, (onderdelen van een)kandela
(a)r
(en
) /kaarsenstanda(a)rd(en), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat –kort samengevat- de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, omdat er ten tijde van de aanhouding geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Volgens de raadsvrouw is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) en dient dit te leiden tot bewijsuitsluiting van het vergaarde bewijs. Nu ander bewijs voor het ten laste gelegde ontbreekt dient verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof overweegt dat het door de raadsvrouw naar voren gebrachte verweer niet aan de daarvoor geldende eisen voldoet, nu het verweer niet meer inhoudt dan dat de vermeende onrechtmatige aanhouding moet leiden tot bewijsuitsluiting, zonder dat daarbij is aangevoerd welk concreet belang van de verdachte hierdoor is geschaad en welk nadeel de verdachte hierdoor heeft ondervonden.
Van rechtens relevant nadeel van de verdachte is niet gebleken. Daarbij verdient nog opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang zodat een eventuele schending van zo een belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Sv.
Het hof verwerpt dan ook het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan diefstal uit een voormalig winkelpand. Diefstal is een feit dat naast financiële schade voor de benadeelde ook onrustgevoelens en overlast met zich meebrengt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof zal aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf na te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) wekenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 ( twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatie-plicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling dit noodzakelijk vindt;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit nodig oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een (ambulante) behandeling bij een forensische polikliniek.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. Th.P.L. Bot en mr. M.A.C.L.M. Bonn, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juni 2019.
Mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat dit arrest te ondertekenen.