ECLI:NL:GHDHA:2019:1466
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige; beoordeling van de noodzaak en verzoek om deskundigenonderzoek
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige 1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Den Haag van 12 december 2018 bestreden, waarin de gecertificeerde instelling (GI) gemachtigd werd om [de minderjarige 1] uit huis te plaatsen. De moeder heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1]. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de vader van [de minderjarige 1] gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat er al langere tijd zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder, onder andere door huiselijk geweld en emotionele verwaarlozing. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de voorgeschiedenis van [de minderjarige 1] en de betrokkenheid van hulpverleningsinstanties. Het hof concludeert dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1], die een stabiele en veilige omgeving nodig heeft. Het verzoek van de moeder om een deskundige te benoemen voor nader onderzoek is afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat de situatie van [de minderjarige 1] en haar ontwikkelingsbedreiging niet kan worden weggenomen door een nieuw onderzoek naar de moeder.