ECLI:NL:GHDHA:2019:1371
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot verhuizing met minderjarige; betekenis van omstandigheid dat verhuizende ouder inmiddels eenhoofdig gezag heeft verkregen; afweging wederzijdse belangen.
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vervangende toestemming voor verhuizing met een minderjarige. De vader, die inmiddels eenhoofdig gezag over de minderjarige heeft verkregen, verzocht het hof om toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar een andere provincie in Nederland. De moeder, die in Groot-Brittannië woont, verzette zich tegen deze verhuizing en stelde dat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder de financiële situatie van de vader, de huidige woonomstandigheden van de minderjarige en de impact van de verhuizing op de relatie tussen de minderjarige en de moeder. Het hof concludeerde dat, hoewel de vader niet de benodigde toestemming had verkregen voor de verhuizing, de belangen van de minderjarige op dit moment zwaarder wogen dan die van de moeder. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de vader alsnog vervangende toestemming verleend om met de minderjarige te verhuizen en haar in te schrijven op een basisschool in de nieuwe woonplaats. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.