ECLI:NL:GHDHA:2019:1366

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
22-001313-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van doodsbedreigingen aan waarnemend burgemeester

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van het uiten van doodsbedreigingen gericht aan de waarnemend burgemeester van een gemeente. De bedreigingen vonden plaats op of omstreeks 24 november 2017 en werden gedaan via een getuige, die de bedreigingen aan de burgemeester doorgegeven had. De advocaat-generaal vorderde dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van één jaar.

Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de getuigen onbetrouwbaar waren, en oordeelde dat de verklaringen van de getuigen bruikbaar waren voor het bewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. Het hof hield rekening met de ernst van de bedreigingen, die niet alleen de burgemeester, maar ook de getuigen in angst hadden gebracht. De verdachte had eerder met politie en justitie in aanraking geweest, wat meegewogen werd in de strafmotivering.

Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing op 16 mei 2019 uitgesproken. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde taakstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001313-18
Parketnummer: 09-819271-17
Datum uitspraak: 16 mei 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 19 maart 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1962 te [geboorteplaats],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 2 mei 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2017 te [plaats] en/of elders in Nederland [benadeelde partij] (waarnemend Burgemeester van de gemeente [plaats]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij] (via (raadslid van de gemeente [plaats]) [getuige 1]) dreigend de woorden toe te voegen "Een geweer/pistool kost 2800 euro en schiet hem dood en/of en ik schiet hem dood en/of Dit weekend haalt hij niet meer en/of Hij zal [plaats] niet meer leven verlaten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van één jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks24 november 2017 te [plaats]
en/of elders in Nederland[benadeelde partij] (waarnemend Burgemeester van de gemeente [plaats]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij]
(via (raadslid van de gemeente [plaats]) [getuige 1]
)dreigend de woorden toe te voegen "Een geweer
/pistoolkost 2800 euro en schiet hem dood en
/ofen ik schiet hem dood en
/ofDit weekend haalt hij niet meer en
/ofhij zal [plaats] niet meer leven
dverlaten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat de getuige [getuige 1] geen onafhankelijke getuige is omdat hij als lid van de gemeenteraad een rol heeft gehad in het lang slepende conflict tussen de verdachte en de gemeente.
Bovendien zijn de getuigenverklaringen van [getuige 1] en zijn vrouw [getuige 2] onbetrouwbaar. Zij zijn pas later die avond door de politie gehoord. Er was derhalve meer dan voldoende ruimte om de verklaringen op elkaar af te stemmen. Daarbij komt dat [getuige 1] eerst namens hun beiden aan de politie heeft verteld wat hun die avond was overkomen. Daarna zijn zij, ieder aan een andere kant van de tafel in dezelfde ruimte, door de verbalisanten gehoord.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het enkele feit dat getuige [getuige 1] een rol zou hebben gehad in het conflict tussen de verdachte en de gemeente maakt niet dat hij geen onafhankelijke en betrouwbare getuige kan zijn in de onderhavige zaak.
Allereerst sluit hetgeen de getuigen ([getuige 1] en [getuige 2]) tegenover de politie hebben verklaard aan op hetgeen [getuige 1] eerder die avond telefonisch had doorgegeven aan aangever [benadeelde partij]. [getuige 1] had immers, na overleg met zijn echtgenote, [benadeelde partij] kort na de ontmoeting met de verdachte gebeld omdat hij geschrokken was van hetgeen de verdachte gezegd had en hij dat erg heftig vond. Uit de verklaring van [benadeelde partij] blijkt dat [getuige 1] hem hetzelfde heeft verteld als wat hij later op de avond tegenover de politie heeft verklaard.
Ook het feit dat [getuige 1] eerst in aanwezigheid van zijn vrouw tegenover de politie hun verhaal heeft verteld, waarna beiden -ieder voor zich door een andere verbalisant- in dezelfde ruimte door de politie zijn gehoord, verdient weliswaar niet de schoonheidsprijs, maar maakt niet dat die verklaringen als onbetrouwbaar terzijde moeten worden gesteld.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verklaringen van de getuigen bruikbaar zijn voor het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft doodsbedreigingen geuit die bestemd waren voor de destijds waarnemend burgemeester van de gemeente [plaats]. De doodsbedreigingen zijn niet alleen beangstigend geweest voor het slachtoffer dat hiervan kennis heeft genomen, maar ook voor de getuigen die de verdachte de doodsbedreigingen in de richting van het slachtoffer hebben zien en horen maken. Een feit als het onderhavige versterkt ook de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid, te meer nu de bedreigingen waren gericht tegen de waarnemend burgemeester.
Het hof heeft verder acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 april 2019, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. G. Knobbout en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami-Kalloemisier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 mei 2019.
Mr. R.F. de Knoop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.