Rolnummer: 22-004018-18
Parketnummers: 10-152625-18 en 10-132472-18
Datum uitspraak: 22 mei 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 september 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 8 mei 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte in de zaak met
parketnummer 10-152625-18 en in de zaak met parketnummer 10-132472-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierendertig dagen met aftrek van voorarrest, waarvan dertig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis vermeld, alsmede tot een taakstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen staat vermeld in de inleidende dagvaardingen onder voornoemde parketnummers, waarvan de tekst hieronder is weergegeven. Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het hof zal die nummering in dit arrest aanhouden.
dagvaarding met parketnummer 10-132472-181.
hij op of omstreeks 5 juli 2018 te Rotterdam zijn levensgezel, [benadeelde partij], heeft mishandeld door
- het gezicht (en/of lichaam) van die [benadeelde partij] (met kracht) tegen een kastje, althans een harde ondergrond, te duwen en/of te drukken en/of
- de keel van die [benadeelde partij] (met kracht) te grijpen en/of (vervolgens) dicht te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 5 juli 2018 te Rotterdam [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes te pakken, dat mes aan die [benadeelde partij] te tonen en/of dat mes in de richting van die [benadeelde partij] te houden en/of dat mes (vervolgens) tegen de buik, althans het lichaam, van die [benadeelde partij] te duwen en/of door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen
- " Het kan vandaag gebeuren dat ik je doodsteek" en/of
- " Als jij haar ook nog maar 1 seconde bij mij vandaan houdt, hak ik je kop eraf, die zet ik dan op een paal bij je ouders in de voortuin" en/of
- Weet je wat, ik vermoord je nu wel",
althans feitelijkheden en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
dagvaarding met parketnummer 10-152625-183.
hij in of omstreeks de periode van 7 juli 2018 tot en met 31 juli 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 7 juli 2018 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van ieder contact met de volgende persoon [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats].
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat sprake is van twee vormverzuimen. Ten eerste is, in strijd met artikel 40, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de inverzekeringstelling van de verdachte niet onverwijld aan de piketadvocaat medegedeeld. Ten tweede is de verdachte onrechtmatig van zijn vrijheid beroofd.
Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, dient de invrijheidstelling van de verdachte te worden gelast. Indien het onderzoeksbelang nog slechts bestaat uit het uitreiken aan de verdachte in persoon van een mededeling over de strafzaak, wordt deze mededeling zo spoedig mogelijk uitgereikt en de verdachte daarna in vrijheid gesteld. In deze zaak heeft echter te veel tijd gezeten tussen de laatste onderzoekshandeling en het uitreiken van de mededeling, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Met de politierechter is het hof van oordeel dat de inverzekeringstelling onrechtmatig is verlopen, aangezien de regels hieromtrent niet op correcte wijze in acht zijn genomen, meer in het bijzonder artikel 40, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Als gevolg hiervan zal het hof de verklaring van de verdachte bij de politie in de zaak met parketnummer 10-132472-18 uitsluiten van het bewijs. Het hof zal dit vormverzuim ook in enige mate laten meewegen in het kader van de strafoplegging. Het te lange tijdsverloop tussen de laatste onderzoekshandeling en de invrijheidstelling levert geen vormverzuim op, aangezien hier legitieme redenen voor waren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd. Voorts heeft de advocaat-generaal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks5 juli 2018 te Rotterdam zijn levensgezel, [benadeelde partij], heeft mishandeld door
- het gezicht
(en/of lichaam)van die [benadeelde partij]
(met kracht
)tegen een kastje
, althans een harde ondergrond,te duwen
en/of te drukkenen
/of
- de keel van die [benadeelde partij]
(met kracht)te grijpen en
/of (vervolgens
)dicht te knijpen;
2.
hij op
of omstreeks5 juli 2018 te Rotterdam [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door een mes te pakken, dat mes aan die [benadeelde partij] te tonen en/of dat mes in de richting van die [benadeelde partij] te houden en/of dat mes (vervolgens) tegen de buik, althans het lichaam, van die [benadeelde partij] te duwen en/ofdoor die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen
- " Het kan vandaag gebeuren dat ik je doodsteek" en
/of
- " Als jij haar ook nog maar 1 seconde bij mij vandaan houdt, hak ik je kop eraf, die zet ik dan op een paal bij je ouders in de voortuin" en
/of
-
“Weet je wat, ik vermoord je nu wel",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij in
of omstreeksde periode van 7 juli 2018 tot en met 31 juli 2018 te Rotterdam,
althans in Nederland,opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedrags-aanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 7 juli 2018 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van ieder contact met de volgende persoon [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op: