ECLI:NL:GHDHA:2019:1346

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
22-004018-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en mishandeling binnen een relatie met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van bedreiging en mishandeling van zijn levensgezel, met specifieke incidenten die plaatsvonden op 5 juli 2018 in Rotterdam. De verdachte heeft zijn vriendin bedreigd met een mes en haar mishandeld door haar tegen een kastje te duwen en haar keel te grijpen. Ondanks een gedragsaanwijzing die hem verbood contact met haar te hebben, heeft hij dit toch gedaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. Het hof heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling voor zijn agressieproblematiek. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat de opgelegde straffen passend zijn, gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004018-18
Parketnummers: 10-152625-18 en 10-132472-18
Datum uitspraak: 22 mei 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 september 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 8 mei 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte in de zaak met
parketnummer 10-152625-18 en in de zaak met parketnummer 10-132472-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierendertig dagen met aftrek van voorarrest, waarvan dertig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis vermeld, alsmede tot een taakstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen staat vermeld in de inleidende dagvaardingen onder voornoemde parketnummers, waarvan de tekst hieronder is weergegeven. Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het hof zal die nummering in dit arrest aanhouden.
dagvaarding met parketnummer 10-132472-181.
hij op of omstreeks 5 juli 2018 te Rotterdam zijn levensgezel, [benadeelde partij], heeft mishandeld door
- het gezicht (en/of lichaam) van die [benadeelde partij] (met kracht) tegen een kastje, althans een harde ondergrond, te duwen en/of te drukken en/of
- de keel van die [benadeelde partij] (met kracht) te grijpen en/of (vervolgens) dicht te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 5 juli 2018 te Rotterdam [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes te pakken, dat mes aan die [benadeelde partij] te tonen en/of dat mes in de richting van die [benadeelde partij] te houden en/of dat mes (vervolgens) tegen de buik, althans het lichaam, van die [benadeelde partij] te duwen en/of door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen
- " Het kan vandaag gebeuren dat ik je doodsteek" en/of
- " Als jij haar ook nog maar 1 seconde bij mij vandaan houdt, hak ik je kop eraf, die zet ik dan op een paal bij je ouders in de voortuin" en/of
- Weet je wat, ik vermoord je nu wel",
althans feitelijkheden en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
dagvaarding met parketnummer 10-152625-183.
hij in of omstreeks de periode van 7 juli 2018 tot en met 31 juli 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 7 juli 2018 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van ieder contact met de volgende persoon [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats].
Verweer raadsman
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat sprake is van twee vormverzuimen. Ten eerste is, in strijd met artikel 40, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de inverzekeringstelling van de verdachte niet onverwijld aan de piketadvocaat medegedeeld. Ten tweede is de verdachte onrechtmatig van zijn vrijheid beroofd.
Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, dient de invrijheidstelling van de verdachte te worden gelast. Indien het onderzoeksbelang nog slechts bestaat uit het uitreiken aan de verdachte in persoon van een mededeling over de strafzaak, wordt deze mededeling zo spoedig mogelijk uitgereikt en de verdachte daarna in vrijheid gesteld. In deze zaak heeft echter te veel tijd gezeten tussen de laatste onderzoekshandeling en het uitreiken van de mededeling, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Met de politierechter is het hof van oordeel dat de inverzekeringstelling onrechtmatig is verlopen, aangezien de regels hieromtrent niet op correcte wijze in acht zijn genomen, meer in het bijzonder artikel 40, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Als gevolg hiervan zal het hof de verklaring van de verdachte bij de politie in de zaak met parketnummer 10-132472-18 uitsluiten van het bewijs. Het hof zal dit vormverzuim ook in enige mate laten meewegen in het kader van de strafoplegging. Het te lange tijdsverloop tussen de laatste onderzoekshandeling en de invrijheidstelling levert geen vormverzuim op, aangezien hier legitieme redenen voor waren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd. Voorts heeft de advocaat-generaal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks5 juli 2018 te Rotterdam zijn levensgezel, [benadeelde partij], heeft mishandeld door
- het gezicht
(en/of lichaam)van die [benadeelde partij]
(met kracht
)tegen een kastje
, althans een harde ondergrond,te duwen
en/of te drukkenen
/of
- de keel van die [benadeelde partij]
(met kracht)te grijpen en
/of (vervolgens
)dicht te knijpen;
2.
hij op
of omstreeks5 juli 2018 te Rotterdam [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door een mes te pakken, dat mes aan die [benadeelde partij] te tonen en/of dat mes in de richting van die [benadeelde partij] te houden en/of dat mes (vervolgens) tegen de buik, althans het lichaam, van die [benadeelde partij] te duwen en/ofdoor die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen
- " Het kan vandaag gebeuren dat ik je doodsteek" en
/of
- " Als jij haar ook nog maar 1 seconde bij mij vandaan houdt, hak ik je kop eraf, die zet ik dan op een paal bij je ouders in de voortuin" en
/of
-
Weet je wat, ik vermoord je nu wel",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 7 juli 2018 tot en met 31 juli 2018 te Rotterdam,
althans in Nederland,opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedrags-aanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 7 juli 2018 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van ieder contact met de volgende persoon [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:

1.mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;

2.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

3: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van zijn vriendin. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit alsook haar gevoel van veiligheid en geborgenheid – zeker nu de feiten plaatsvonden binnen de eigen woning en in de directe nabijheid van hun jonge dochtertje.
Daarnaast heeft de verdachte – hoewel hem dat in een gedragsaanwijzing was verboden – nadien nog contact gehad met zijn vriendin.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 17 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Deze feiten vonden, zo blijkt uit de reclasseringsrapporten van 14 en 20 september 2018, ook eerder plaats binnen huiselijke kring. In deze rapporten staat voorts dat behandeling en begeleiding nodig zijn om de kans op recidive te verminderen; de verdachte lijdt onder meer aan diverse psychische klachten en agressieproblematiek.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Het hof zal aan het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf, gelet op de genoemde reclasseringsrapporten, tevens de na te melden bijzondere voorwaarden verbinden.
Gelet op de huiselijke omgeving waarin de feiten zijn gepleegd, houdt het hof er ernstig rekening mee dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer, met wie hij samenwoont. Het hof zal daarom bevelen dat de na te melden voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 57, 184a, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
34 (vierendertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 ( twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatie-plicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland te Rotterdam op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich zal laten behandelen voor zijn agressieproblematiek en relationele problematiek door polikliniek de Waag te Rotterdam, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- dat de veroordeelde een meewerkende en transparante opstelling aanneemt richting de bij zijn persoon en naasten betrokken instanties, zoals ‘Veilig Thuis’ en Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. A.M.M. Vingerling en mr. E. Mak, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 mei 2019.
Mr. A.M.M. Vingerling en mr. E. Mak zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.