ECLI:NL:GHDHA:2019:1292

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
BK-17/00915
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Giftenaftrek en bewijsvoering bij contante donaties aan een Islamitische universiteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de giftenaftrek van belanghebbende, die stelde in 2013 een contante gift van € 4.500 te hebben gedaan aan een Islamitische universiteit. De inspecteur van de Belastingdienst had deze gift niet in aftrek toegelaten, omdat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd dat de gift daadwerkelijk was gedaan. De rechtbank had eerder de uitspraak van de inspecteur bevestigd, en belanghebbende ging in hoger beroep.

Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende niet in staat was om met de overgelegde stukken aan te tonen dat de gift daadwerkelijk was gedaan. De penningmeester van de universiteit had verklaard dat op grote schaal valse kwitanties waren afgegeven en dat de werkelijke bedragen die werden ontvangen vaak slechts 10% tot 12% van de op de kwitanties vermelde bedragen waren. Het Hof oordeelde dat de door belanghebbende overgelegde documenten, waaronder donatieformulieren en verklaringen, niet voldoende bewijs boden voor de gestelde gift.

Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij de gift van € 4.500 had gedaan, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De zaak benadrukt het belang van adequate bewijsvoering bij het doen van aanspraken op giftenaftrek, vooral wanneer contante donaties worden gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00915

Uitspraak van 22 mei 2019

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [A] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: [B] en [C] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 9 november 2017, nummer SGR 17/4419.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.416 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur € 221 belastingrente vergoed.
1.2.
De Inspecteur heeft het tegen de aanslag en de beschikking gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft bij faxbericht van 17 januari 2018 (en per gewone post, bij het Hof ingekomen op 22 januari 2018) een brief en bij faxbericht van 22 juni 2018 (en per gewone post, bij het Hof ingekomen op 26 juni 2018) een brief met aangehechte afschriften van tien bankafschriften ingediend.
1.5.
De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 4 juli 2018, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Zij hebben ieder een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.6.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst. De Inspecteur heeft, door het Hof daartoe in de gelegenheid gesteld, een brief, gedagtekend 11 juli 2018 en bij het Hof ingekomen op 11 juli 2018, met bijlage bij het Hof ingediend. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij faxbericht van 16 augustus 2018 (en per gewone post, bij het Hof ingekomen op 16 augustus 2018).
1.7.
De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 december 2018, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. De griffier heeft partijen ter zitting een afschrift verstrekt van het proces-verbaal van het ter zitting van het Hof van 4 juli 2018 verhandelde. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.8.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld stukken in te brengen. Het Hof heeft op 20 december 2018 een brief van de Inspecteur, gedagtekend 19 december 2018, met als bijlage het eind-proces-verbaal dat de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) in het kader van het onderzoek [D] heeft opgemaakt, ontvangen, zowel in geanonimiseerde als in niet-geanonimiseerde vorm. Bij brief van 21 december 2018 heeft het Hof een afschrift van het proces-verbaal van de zitting van 5 december 2018 naar partijen gezonden. Het Hof heeft op 8 januari 2019 een brief van de Inspecteur ontvangen, met als bijlagen een geanonimiseerde versie van het rapport van het boekenonderzoek naar de ANBI-status van [een Islamitische universiteit] , met als bijlage een verslag van de bijeenkomst van de Belastingdienst, kantoor Rijnmond/Rotterdam op 21 februari 2014, en twee dvd's met het geanonimiseerde proces-verbaal van de FIOD in het onderzoek [D] […] (versie 2.0). Het Hof heeft bij brief van 9 januari 2019 de brief met bijlage van de Inspecteur van 19 december 2018 en de twee dvd's geretourneerd aan de Inspecteur. Een afschrift van de laatstvermelde brief is bij brief van 10 januari 2019 naar belanghebbende gezonden. Het Hof heeft bij faxbericht van 9 januari 2019 (en per gewone post, bij het Hof ingekomen op 10 januari 2019) een brief van belanghebbende ontvangen met zes bijlagen, betreffende afdrukken van bescheiden uit het eind-proces-verbaal [D] , […] , en een toelichting op de bescheiden. Bij faxbericht van 24 januari 2019 (en per gewone post, bij het Hof ingekomen op 25 januari 2019) heeft belanghebbende gereageerd op de brief met bijlagen van de Inspecteur van 8 januari 2019. Bij brief van 25 januari 2019, bij het Hof ingekomen op 28 januari 2019, heeft de Inspecteur gereageerd op de brief met bijlagen van belanghebbende van 9 januari 2019. Bij brief van 28 maart 2019, op dezelfde dag ingekomen bij het Hof, heeft de Inspecteur gereageerd op de brief van belanghebbende van 24 januari 2019.
1.9.
De derde mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 10 april 2019, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2013 de volgende giften opgevoerd:
Omschrijving
Bedrag
Overige giften
[een Islamitische universiteit]
€ 4.500
Dierenopvangcentra [Z]
€ 667
Af: drempel overige giften
€ 362
Totaal
€ 3.624
2.2.
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag het bedrag van € 3.624 niet in aftrek toegelaten.
2.3.
Bij brief van 26 maart 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht gegevens op te sturen over bepaalde in de aangifte van belanghebbende in aftrek gebrachte kosten. De bijlage (Formulier aftrekbare kosten aangifte inkomstenbelasting 2013) vermeldt onder meer:
"Giften
U hebt in uw aangifte bij 'Giften' € 3.624 afgetrokken. Stuur mij daarom:
- een specificatie van deze giften
- de originele schriftelijke bewijsstukken en betalingsbewijzen, zoals bankafschriften, waaruit blijkt aan wie deze giften zijn gedaan en voor welke bedragen".
2.4.
[een Islamitische universiteit] heeft de door haar in Excel opgemaakte administratie (grootboekrekening
GB 8240 donaties 2013 - Excel) op 27 juli 2015 in digitale vorm aan de Inspecteur gezonden. De Inspecteur heeft in het Excelbestand, door de Inspecteur ook wel auditfile genoemd, niet de naam [X] aangetroffen. De bijlage bij de brief van de Inspecteur van 28 maart 2019 bevat een schermafdruk van het zoekresultaat.
2.5.
De reactie (het ingevulde formulier aftrekbare kosten aangifte inkomstenbelasting 2013) van belanghebbende op de brief van de Inspecteur van 26 maart 2015 is gedagtekend
2 april 2015 en bij de Inspecteur ingekomen op 9 april 2015. Bij het formulier is onder meer een afschrift van een donatieformulier gevoegd (zie hieronder bij 2.11 (i)).
2.6.
De Inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de ANBI-status van [een Islamitische universiteit] . Het boekenonderzoek is aangekondigd op 29 januari 2013 en aangevangen op 22 februari 2013. Het verslag/rapport van het boekenonderzoek is gedateerd 17 mei 2016. Een geanonimiseerde versie van het rapport behoort tot de gedingstukken. De ANBI-status van [een Islamitische universiteit] is op 6 januari 2014 met terugwerkende kracht ingetrokken per 1 januari 2008.
2.7.
Bij een doorzoeking van het pand van [een Islamitische universiteit] door de FIOD op 13 december 2016 zijn vier kasboeken van [een Islamitische universiteit] en [E] met handgeschreven mutaties in beslag genomen. Deze kasboeken, door de FIOD geduid als DOC-480 tot en met DOC-483, bevatten alle contante inkomsten en uitgaven in de periode 1 december 2013 tot en met 1 december 2016. Medewerkers van de FIOD hebben de handgeschreven mutaties overgezet in Excel. De Inspecteur heeft als bijlage bij zijn brief van 25 januari 2019 een afdruk van p. 41/147 van een van de kasboeken, door de FIOD geduid als DOC-480, in het geding gebracht. Deze afdruk vermeldt onder meer:
"30-03-15 Donatie [X] 2013 560,00".
Belanghebbende heeft als bijlage 6 bij zijn brief van 9 januari 2019 een geanonimiseerde afdruk van p. 142/147 van DOC-480 in het geding gebracht. Deze afdruk vermeldt geen donatie van belanghebbende van € 560 of € 4.500.
2.8.1.
De FIOD heeft een strafrechtelijk onderzoek ( [D] ) ingesteld tegen [een Islamitische universiteit] waarbij [een Islamitische universiteit] en [F] zijn aangemerkt als verdachten ter zake van valsheid in geschrifte, het medeplegen van/medeplichtig zijn aan het opzettelijk onjuist doen van aangiften in de inkomstenbelasting namens derden en witwassen. Op 25 januari 2017 en 14 maart 2017 heeft een verhoor plaatsgevonden.
2.8.2.
Het proces-verbaal (proces-verbaalnummer […] , documentcode V-003-06) van het verhoor van verdachte [F] van 25 januari 2017 (pagina 24-27) luidt - voor zover van belang - als volgt:
"Aan [F] hebben wij meegedeeld dat hij en de [een Islamitische universiteit] worden verdacht van:
(…)
- Valsheid in geschrifte. Het (feitelijk leiding geven aan het) valselijk opmaken dan wel vervalsen van geschriften, te weten kwitanties en donatieverklaringen (…) Deze feiten zijn gepleegd te [Z] (…) in de periode van 1 januari 2009 tot en met 15 september 2015.
(…)
Opmerking verbalisanten: Getoond wordt een brief, gedateerd op verschillende dagen over de periode 22 december 2016 t/m 06 januari 2017, welke middels verdachte zijn advocaat (…) per e-mail is verzonden naar de officier van justitie (…) van het Functioneel Parket te Rotterdam, met het verzoek deze brief toe te voegen aan het dossier.
Vraag verbalisanten: Herkent u deze brief en zo ja is deze brief afkomstig van uw hand?
Antwoord gehoorde:
"Ja deze brief heb ik geschreven."
Vraag verbalisanten: Heeft u erin toegestemd en stemt u er nog mee in dat deze brief in ons dossier gevoegd is en als zodanig door ons (FIOD/Functioneel Parket) gebruikt kan worden?
Antwoord gehoorde:
"Ja daar stem ik mee in dat u deze gebruikt."
Vraag verbalisanten: Staat u momenteel nog steeds achter hetgeen u in deze brief geschreven heeft?
Antwoord gehoorde:
"En ik sta achter de inhoud van deze brief."
Vraag verbalisanten: In de brief beschrijft u dat er kwitanties werden afgegeven voor 10% en/of 12% van het geldbedrag wat op betreffende kwitantie is vermeld. Geld dit gegeven voor alle kwitanties welke door [een Islamitische universiteit] zijn afgegeven?
Antwoord gehoorde:
"Nee dit geldt niet voor alle kwitanties. Er zijn ook kwitanties bij met de kleinere bedragen van € 300 of € 500 die echt betaald zijn. Van alle kwitanties die in de administratie van [een Islamitische universiteit] zitten zijn in de jaren vanaf 2011 tot en met 2014 dat de kwitanties zijn uitgegeven ongeveer 20 a 30 kwitanties waar het bedrag werkelijk van betaald is dat op deze kwitanties staat. Van alle overige kwitanties is maar 10 of 12 procent betaald. De twaalf procent die betaald is geldt voor de jaren 2013 en 2014. In 2013 was niet het gehele jaar 12 procent, maar die kregen dan korting en hoefden nog maar 10 procent te betalen. Dit was omdat sommige mensen het er niet mee eens waren en dan werd door de rector, mijn schoonvader, beslist dat zij dan 10 procent soms 11 procent hoefden te betalen. Ik heb ook gezien dat er een aantal mensen waren die van ons een kwitantie hadden gekocht van € 500, waar zij € 50 voor hadden betaald, hier een 1 voor het bedrag hadden gezet en er bij geschreven duizend, zodat het leek alsof zij € 1500 hadden betaald. Dit heb ik gezien toen deze mensen een donatieverklaring kwamen vragen. Ik heb ook gezien dat er valse kwitanties in omloop waren, die kennelijk door anderen door een drukkerij hadden laten vervalsen. Hier zat ook een valse stempelafdruk op. Met name die stempelafdruk was dan groter. (…)
(…)
Vraag verbalisanten: Bent u, terwijl u werkzaam was voor [een Islamitische universiteit] de enige geweest die kwitanties betreffende de ‘donaties’ heeft afgegeven en zo niet wie anders heeft zich hiermee ook bezig gehouden?
Antwoord gehoorde:
"Voor zover ik weet hebben alleen mijn schoonvader en ik de kwitanties uitgeschreven en daarvoor gelden ontvangen. Andere personeelsleden bemoeiden zich daar niet mee. Ook mijn schoonzus [G] heeft zich daar nooit mee bemoeit"
Vraag verbalisanten: Op welke manier werden de 'donaties' administratief vastgelegd?
Antwoord gehoorde:
"Ik had zelf een administratie ontwikkelt in excel. Pas toen wij een ANBI controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1000 boekte ik een ontvangst van € 100. Het kasboek was ter controle van mijn schoonvader, zodat hij wist wat er daadwerkelijk binnenkwam bij [een Islamitische universiteit] . Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van [een Islamitische universiteit] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie. zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. Al het geld dat ik ontvangen heb moest ik aan mijn schoonvader geven. Alle bestanden waar ik uit werk staan op de computer van [een Islamitische universiteit] . Het kan zijn dat er ook iets op mijn laptop staat, maar dat is dan een kopie. M[] administratie was al betrokken bij [een Islamitische universiteit] voordat ik daar kwam werken. M[] is een kennis van mijn schoonvader. Zij doen onze loonadministratie daarnaast de administratie van de [E] , want die waren verplicht eerder drie kwartalen in te sturen. Voor [een Islamitische universiteit] hoefde dat niet dus wij moesten na bij de komst van de ANBI controle moest dit ineens wel gebeuren. Hiervoor hebben wij een aantal vrijwilligers gevraagd. Deze vrijwilligers hebben eigenlijk niet alles ingevoerd want er moest behoorlijk veel ingevoerd worden. Zij moesten voornamelijk de kwitanties invoeren. Met name ook het kasboek overhevelen naar de digitale administratie. De kasboeken zijn pas vanaf 2011 gebruikt. Over de jaren 2009 tot en met 2011 was er eigenlijk niets geadministreerd. Vanaf 2012 is de administratie over deze jaren opgemaakt aan de hand van alle kwitanties en bonnen die aanwezig waren. Vanaf 2011 ben ik voor mijzelf de administratie gaan bijhouden. Ik twijfel een beetje of het in 2011 of 2012 is begonnen dat ik het ging bijhouden."
Vraag verbalisanten: welke persoon nam de gelden van deze kwitanties in ontvangst?
Antwoord gehoorde:
"Ik nam het geld aan van deze kwitanties. Dit geld moest ik dan aan mijn schoonvader geven. Ik deed ik dat op [een Islamitische universiteit] als hij aanwezig was. Soms nam ik het mee als ik onderweg naar huis was ging ik dan bij mijn schoonvader langs om het af te geven want ik wilde zelf niet van die grote bedragen thuis hebben omdat het dan gestolen kon worden. In principe moest ik dagelijks het geld aan mijn schoonvader geven. Ik wilde er ook altijd zo snel mogelijk vanaf."
2.8.3.
Het proces-verbaal van het verhoor (proces-verbaalnummer […] , documentcode V-003-08) van verdachte [F] van 14 maart 2017 (pagina 41-42) luidt onder meer als volgt:
[DOC-511] "Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door [een Islamitische universiteit] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)
Vraag verbalisanten: Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan [een Islamitische universiteit] ?
Antwoord gehoorde:
"Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen, dat niemand hier op deze lijst de bedragen echt daadwerkelijk aan [een Islamitische universiteit] betaald heeft zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst."
"Opmerking verbalisanten:
[DOC-480] Getoond wordt aan gehoorde enkele pagina's afkomstig uit een cahier. Het cahier wordt tevens aan gehoorde getoond
Vraag verbalisanten: Kunt u aangeven of dit het of één van de kasboeken is van [een Islamitische universiteit] , waarin alle contante in- en uitgaven zijn verantwoord van [een Islamitische universiteit] en/of de Stichting [E] ?
Antwoord gehoorde:
"Ja dit zijn de kasboeken van [een Islamitische universiteit] en de [E] die zijn voor het grootste gedeelte door mij ingevuld, maar soms ook door andere mensen. Deze mensen schreven dit wel eens in als ik geen tijd had en dat was dan iemand die even tijd had en aan de hand van mijn aantekeningen deze kasboeken invulden. Alle contante inkomsten en uitgaven in de periode 1-12-2013 tot en met 1-12-2016 zijn hierin verantwoord."
2.9.
Bijlagen N en O bij het verweerschrift in eerste aanleg betreffen afdrukken van een Excelbestand van de FIOD waarin door medewerkers van de FIOD de handgeschreven mutaties uit de bij de inval bij [een Islamitische universiteit] in beslag genomen kasboeken zijn vermeld. Een van de afdrukken vermeldt onder meer:
"104 7 30-3-2015 donatie [X] 2013 € 560".
Een donatie van € 4.500 komt niet voor op de afdrukken.
2.10.
De gemachtigde van belanghebbende beschikt over een (op naam) doorzoekbare digitale versie van het eind-proces-verbaal van het FIOD-onderzoek [D] .
2.11.
Tot de gedingstukken behoren verder de volgende door belanghebbende overgelegde bewijsstukken:
( i) Een afschrift van een "Donatieformulier" (hierna: de kwitantie) met nummer 002343 A. De kwitantie vermeldt onder meer de volgende gegevens:
" [een Islamitische universiteit]
Donatieformulier
Naam: [X]
Bedrag donatie: € 4.500
Datum donatie: 27-12-2013
[ ] Bank
[X] Contant"
De kwitantie is voorzien van een afdruk van een stempel van " [een Islamitische universiteit] " en een handtekening.
(ii) Een afschrift van een "Donatieformulier" met nummer 002343 A. Dit formulier is nagenoeg identiek aan de kwitantie. Het bevat echter twee handtekeningen en een afdruk van een stempel op een andere plaats dan de afdruk van een stempel op de kwitantie. Belanghebbende heeft dit formulier in de bezwaarfase overgelegd.
(iii) Een afschrift van een "Verklaring Donatie", ondertekend door [F] (Financiële Coördinator van [een Islamitische universiteit] ). Deze verklaring vermeldt onder meer:
[een Islamitische universiteit]
[Z] , 27 december 2013
Aan belanghebbende
Door [X] (…) is aan [een Islamitische universiteit] (…) een contant bedrag voldaan bedoeld als donatie.
Datum Bedrag Bonnummer
27 december 2013 € 4.500 2343 A"
De verklaring is voorzien van een afdruk van een stempel van [een Islamitische universiteit] ".
(iv) Een "Donatieverklaring", ondertekend door [F] (Financiële zaken). Deze verklaring vermeldt onder meer:
" [Z] , 10 januari 2014
(…)
Aan belanghebbende
Door [X] (…) is in het jaar 2013 aan [een Islamitische universiteit] (…) en contante donatie verricht.
27 december 2013 € 4.500,- Bonnr. 2343 A"
De verklaring is voorzien van een afdruk van een stempel van [een Islamitische universiteit] " en een handtekening.
( v) Afschriften van rekeningafschriften met geldopnames van een bankrekening op naam van belanghebbende. Uit deze afschriften blijken de volgende opnames in 2013: € 1.000 (28-02), € 100 (02-03), € 70 (20-03), € 2.000 (21-03), € 4.000 (21-03), € 4.000 (21-03), € 1.000 (20-06), € 1.000 (22-06), € 1.000 (05-07), € 1.000 (31-08), € 750 (21-09), € 1.000 (29-09) en € 1.000 (30-09).
(vi) Een proces-verbaal van de Politie, eenheid [Z] , van 16 juni 2017, dat onder meer vermeldt dat [X] aangifte heeft gedaan van fraude met betrekking tot een op 27 december 2013 als gift aan [een Islamitische universiteit] contant geschonken bedrag van € 4.500.
(vii) Een door belanghebbende als "kasboek uitdraai" aangeduide schermafdruk die onder meer vermeldt:
"3057 [X] 27-12-2013 4500"
Belanghebbende heeft deze schermafdruk opgevraagd bij [een Islamitische universiteit] . De schermafdruk is voorzien van een afdruk van een stempel " [een Islamitische universiteit] "
[afbeelding verwijderd]
(viii) Een gedeeltelijk geanonimiseerde afdruk van p. 50/51 van DOC-433 (bijlage 3 bij de brief van belanghebbende van 9 januari 2019). DOC-433 betreft volgens de index van het proces-verbaal van FIOD-onderzoek [D] , dossiernummer […] : Gebonden overzicht [een Islamitische universiteit] Donaties 2013. De afdruk vermeldt onder meer:
[afbeelding verwijderd]

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover van belang, het volgende overwogen.
"4. De rechtbank stelt voorop dat niet-periodieke giften slechts in aftrek kunnen worden gebracht, indien zij zijn gedaan aan een - voor zover hier van belang - ANBI als bedoeld in artikel 6:33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001. De omstandigheid dat de ANBI-status van [een Islamitische universiteit] in 2014 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 is ingetrokken, staat - naar uit het verweerschrift van [de Inspecteur] valt op te maken - aan de giftenaftrek voor het jaar 2013 niet in de weg.
5. Op [belanghebbende] rust de last om aannemelijk te maken dat hij in 2013 aan [een Islamitische universiteit] een bedrag van € 4.500 heeft geschonken. Nu [belanghebbende] om hem moverende redenen ervoor heeft gekozen de door hem gestelde gift niet aan [een Islamitische universiteit] over te maken, maar deze contant te schenken, dient [belanghebbende] - naar ook [de Inspecteur] terecht heeft gesteld - met andere schriftelijke bescheiden aan te tonen dat de door hem gestelde gift daadwerkelijk is gedaan, dat wil zeggen aan [een Islamitische universiteit] ten goede is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat [belanghebbende] met de door hem overgelegde stukken daarin niet is geslaagd. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat blijkens de gedingstukken de penningmeester van [een Islamitische universiteit] in het strafrechtelijke onderzoek tegen [een Islamitische universiteit] heeft verklaard dat hij op grote schaal valse kwitanties heeft afgegeven, waarbij kwitanties werden gekocht voor 10% tot 12% van de waarde die op de kwitanties stonden vermeld, dat hij in de kasadministratie het daadwerkelijk ontvangen bedrag boekte en dat slechts in een aantal gevallen het volledige bedrag van de kwitanties tot maximaal een bedrag € 400 zijn betaald. Gelet op deze verklaring acht de rechtbank het door [belanghebbende] overgelegde donatieformulier en de door de penningmeester van [een Islamitische universiteit] ondertekende donatieverklaring niet toereikend als bewijs van de door [belanghebbende] gestelde gift. Hetzelfde heeft te gelden voor de door [belanghebbende] overgelegde print met de stempel van [een Islamitische universiteit] waarop staat vermeld " [X] 27-12-2013 4500". Hoewel [belanghebbende] heeft gesteld dat deze print afkomstig is uit de administratie van [een Islamitische universiteit] valt daarmee geen enkele aansluiting te maken met de gegevens uit de kasadministratie van [een Islamitische universiteit] . In de kasadministratie van [een Islamitische universiteit] over de maand december 2013 komt namelijk de naam van [belanghebbende] niet voor en is voorts op 31 maart 2015 slechts een bedrag van € 560, met omschrijving " [X] donatie 2013", in de administratie van [een Islamitische universiteit] opgenomen. De omstandigheid dat [belanghebbende] op 16 juni 2016 bij de politie aangifte van fraude tegen de penningmeester van [een Islamitische universiteit] heeft gedaan, waarbij [belanghebbende] zijn vermoeden heeft geuit dat de penningmeester zijn geld in eigen zak heeft gestoken, kan aan voormeld oordeel niet afdoen.
6. Nu [belanghebbende] geen bankafschriften dan wel andere stukken heeft ingebracht, waaruit kan worden opgemaakt dat [belanghebbende] kort voor 27 december 2013 een bedrag van € 4.500 uit zijn vermogen heeft opgenomen, heeft [belanghebbende] niet aannemelijk gemaakt dat hij in 2013 de door hem gestelde gift van € 4.500 aan [een Islamitische universiteit] heeft betaald.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding."

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
Tussen partijen is slechts nog in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van de door hem gestelde gift van € 4.500. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend. Belanghebbende berust in de correctie ter zake van de door hem gestelde gift van € 667 in de vorm van zakken hondenbrokken aan Dierenopvangcentra [Z] .
4.2.
Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.280 (€ 36.416 -/- (€ 4.500 -/- € 364 (drempel)).
4.3.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Zijn alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
5.1.
Belanghebbende heeft zich ter zitting van het Hof op 10 april 2019 uiteindelijk op het standpunt gesteld dat de Inspecteur ingevolge artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht de kasadministratie (auditfile) van [een Islamitische universiteit] van het jaar 2013 nog in het geding moet brengen. De Inspecteur heeft bij brief van 28 maart 2019 een schermafdruk van Excelblad 3 van deze administratie in het geding gebracht. Hij heeft ter zitting geloofwaardig verklaard dat deze administratie van [een Islamitische universiteit] ter zake van giften niet meer bevat dan wat is vermeld op deze schermafdruk en een paar (een viertal) regels daarna en dat de andere Excelbladen van de kasadministratie van [een Islamitische universiteit] geen informatie bevatten over giften. De Inspecteur heeft een schermafdruk met de extra regels meegenomen naar de zitting, maar belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de overlegging van deze schermafdruk, als zijnde tardief. Het Hof merkt de informatie op de overige Excelbladen aan als niet relevant voor de beslechting van het onderhavige geschil. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat belanghebbende niet heeft betwist dat de naam [X] niet voorkomt in de kasadministratie van [een Islamitische universiteit] . Het resterende gedeelte van die administratie is daarom niet van belang voor de beoordeling van de zaak door het Hof en dus geen op de zaak betrekking hebbend stuk. Het Hof gaat voorbij aan het verzoek van belanghebbende tot overlegging door de Inspecteur van het resterende gedeelte van de kasadministratie van [een Islamitische universiteit] . Van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel door de Inspecteur acht het Hof geen sprake.
Giftenaftrek
5.2.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij op 27 december 2013 een contante gift van € 4.500 heeft gedaan aan [een Islamitische universiteit] .
5.3.
Andere giften dan periodieke giften zijn aftrekbaar voor zover zij kunnen worden gestaafd met schriftelijke bescheiden (zie artikel 6.39, lid 1, in verbinding met artikel 6.32 van de Wet Inkomstenbelasting 2001). In geval van betwisting door de Inspecteur, zoals hier het geval is, rust op belanghebbende de last de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.4.1.
Belanghebbende heeft in bezwaar, beroep en hoger beroep diverse bescheiden overgelegd, waaronder:
- de kwitantie in twee varianten (zie 2.11 (i) en (ii));
- een "Verklaring Donatie" (zie 2.11 (iii));
- een "Donatieverklaring" (zie 2.11 (iv));
- een door belanghebbende als "kasboek uitdraai" aangeduide schermafdruk (zie 2.11. (vii)); en
- een gedeeltelijk geanonimiseerde afdruk van p. 50/51 van DOC-433 (zie 2.11. (viii)).
5.4.2.
[F] , de penningmeester van [een Islamitische universiteit] , heeft tijdens verschillende verhoren bij de FIOD en in een brief aan de officier van justitie verklaard dat hij, evenals zijn schoonvader (rector van [een Islamitische universiteit] ), op grote schaal kwitanties heeft afgegeven waarbij sprake was van kwitanties die werden "gekocht’ voor 10 tot 12 percent van het op de kwitantie vermelde geldbedrag, dat het werkelijk ontvangen bedrag in de administratie werd geboekt, dat slechts in een aantal gevallen bij donaties van € 300 tot € 500 het werkelijke bedrag van de kwitantie was betaald, dat alle contante inkomsten en uitgaven in de kasboeken zijn verantwoord en dat hij zelf een administratie in Excel heeft ontwikkeld waarin door hem de op de kwitanties daadwerkelijk betaalde bedragen werden geboekt in een bestand. Gelet op deze verklaringen, het feit dat sprake is van verschillende administraties, te weten: 1. de door de FIOD in beslag genomen kasadministratie (kasboeken met handgeschreven mutaties); 2. de door [F] in Excel ontwikkelde administratie en 3. de door [een Islamitische universiteit] tijdens het boekenonderzoek naar haar ANBI-status aan de Inspecteur gezonden administratie, alsmede het feit dat de naam van belanghebbende niet voorkomt bij de datum 27 december 2013 in het kasboek (DOC-480) met de daadwerkelijke ontvangsten, is het Hof met de Rechtbank van oordeel dat belanghebbende met de door hem overgelegde bescheiden niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de gestelde gift daadwerkelijk heeft gedaan.
5.4.3.
De naam van belanghebbende komt wel voor in een kasboek (DOC-480) met een ontvangst van € 560 bij de datum 30 maart 2015. Dit bedrag komt overeen met 12,4 percent van € 4.500 en de ontvangst van € 560 sluit aan bij de verklaring van [F] dat kwitanties werden verkocht voor 10 tot 12 percent van de op de kwitanties vermelde bedragen. De datum 30 maart 2015 ligt kort na de dagtekening van de brief van 26 maart 2015, waarin aan belanghebbende vragen zijn gesteld door de Inspecteur. Het Hof acht aannemelijk dat, zoals de Inspecteur heeft gesteld, belanghebbende na de ontvangst van de vragenbrief contact heeft opgenomen met [F] voor een donatieformulier en dat [F] naar aanleiding daarvan het in 2.11 onder (ii) vermelde donatieformulier heeft afgegeven.
5.4.4.
Het Hof merkt hierbij op dat belanghebbende twee verschillende donatieverklaringen (zie 2.11 (iii) en (iv)), twee verschillende kwitanties (zie 2.11 (i) en (ii)) en twee verschillende afdrukken van extracten van een administratie in Excel (zie 2.11 (vii) en (viii)) in het geding heeft gebracht waaruit een donatie van € 4.500 zou blijken. Dit roept naar het oordeel van het Hof vragen op over de betrouwbaarheid van het door belanghebbende aangedragen bewijs.
5.4.5.
Onder deze omstandigheden komt aan de door belanghebbende ter onderbouwing van de door hem gestelde donatie overgelegde stukken (nagenoeg) geen bewijskracht toe en dient belanghebbende meer steunbewijs te leveren van de door hem gestelde gift. Met het overleggen van de rekeningafschriften heeft belanghebbende dat steunbewijs niet geleverd, reeds omdat de data waarop geld is opgenomen niet aansluiten bij de datum waarop de gift volgens belanghebbende is gedaan en niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende een deel van de opgenomen geldbedragen heeft bewaard en pas op 27 december 2013 aan [een Islamitische universiteit] heeft gedoneerd. Bovendien valt niet uit te sluiten dat belanghebbende het opgenomen geld (ook) voor andere doeleinden heeft aangewend. Ook anderszins heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat wat op de door hem overgelegde stukken is vermeld, overeenkomt met de werkelijkheid.
5.4.6.
Voor zover belanghebbende stelt dat in ieder geval een gift ten bedrage van 10 à 12 percent van € 4.500 dan wel een gift van € 560 voor aftrek in aanmerking komt, geldt het volgende. Het Hof is van oordeel dat bij een betaling als hiervoor bedoeld niet sprake is van een bevoordeling van [een Islamitische universiteit] uit vrijgevigheid dan wel een verplichte bijdrage waar geen directe tegenprestatie tegenover staat, maar veeleer van een betaling met het oogmerk een belastingvoordeel te behalen.
5.4.7.
De door belanghebbende beweerdelijk gedane gift komt niet voor aftrek in aanmerking.
Conclusie
5.5.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hoger beroep ongegrond. Dit brengt mee dat de stelling van de Inspecteur over de verzwaring van de bewijslast geen behandeling behoeft. Het Hof zal de uitspraak van de Rechtbank bevestigen.

Proceskosten

6. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, W.M.G. Visser en F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de griffier L. van den Bogerd. De beslissing is op 22 mei 2019 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.