ECLI:NL:GHDHA:2019:1253

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
BK-18/00581
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de aftrekbaarheid van een gift aan een moskeevereniging in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van een gift van € 2.260 die belanghebbende heeft opgevoerd in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015 aan Moskeevereniging [Y]. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de gift niet geaccepteerd, omdat deze niet kon worden onderbouwd met voldoende bewijsstukken. Belanghebbende heeft kwitanties en verklaringen overgelegd, maar uit een derdenonderzoek bij de moskeevereniging bleek dat de gift niet in de administratie voorkwam. Het Hof oordeelt dat de kwitanties en verklaringen onvoldoende bewijs leveren voor de gestelde gift, omdat de administratie van de moskeevereniging niet zodanig is ingericht dat de betalingen van belanghebbende kunnen worden herleid. Het Hof verwerpt ook het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel, omdat niet is aangetoond dat de inspecteur in vergelijkbare gevallen anders heeft geoordeeld. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de uitspraak op bezwaar van de inspecteur wordt bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-18/00581

Uitspraak van 23 januari 2019

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: [A] en [B] ),
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 1 maart 2018, nummer SGR 17/6841, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag en beschikking.

Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.759. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 23 aan belastingrente in rekening gebracht (beschikking belastingrente).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.983, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
De Inspecteur is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
Bij brief van 16 november 2018 heeft het Hof het proces-verbaal van de zitting van de Rechtbank naar partijen gestuurd.
2.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 21 november 2018, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Vaststaande feiten

3.1.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het onderhavige jaar een gift van € 2.260 opgevoerd met de omschrijving "Moskeevereniging [Y] ". Na aftrek van de drempel resteert een gift van € 1.776.
3.2.
In reactie op een vragenbrief van de Inspecteur van 25 juni 2016 heeft belanghebbende de volgende bewijsstukken overgelegd:
(i) een kopie van een (ongenummerde) kwitantie met dagtekening 29 december 2015 van Moskeevereniging [Y] , Islamitisch Cultureel Centrum [C] (Moskeevereniging [Y] ), waarin vermeld staat dat een bedrag van € 2.260 is gedoneerd door belanghebbende.
(ii) een "Verklaring omtrent donaties aan Moskee vereniging [Y] ", waarin het volgende vermeld staat:
"Naar aanleiding van verzoeken van een aantal donateurs, hebben wij besloten om deze verklaring te verstrekken aan onze donateurs om te gebruiken voor het aantonen van hun gedane donaties aan Moskee vereniging [Y] . Dat deze verklaring is opgesteld ten behoeve van de belastingdienst.
Moskee vereniging [Y] verklaart dat dhr. [X] wonende aan de [D] , [Z] het volgende bedrag ad. € 2.260,- heeft gedoneerd gedurende het jaar 2015 op naam van Moskee vereniging [Y] .
Wij verzoeken de belastingdienst de aftrek van deze giften te accepteren. Onze RSIN nr is […] .
(…)"
De verklaring bevat geen dagtekening en is ondertekend door de voorzitter van Moskeevereniging [Y] .
3.3.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase wederom een kopie van een kwitantie van Moskeevereniging [Y] overgelegd. Deze kwitantie is gedagtekend 10 augustus 2017 en heeft als volgnummer 00014. In de kwitantie staat vermeld dat door belanghebbende een bedrag van € 2.260 is gedoneerd "t.b.v. nieuwbouw 2015". Voorts heeft belanghebbende in de bezwaarfase nogmaals een "Verklaring omtrent donaties aan Moskee vereniging [Y] " overgelegd. Deze verklaring is gedagtekend 10 augustus 2017 en gelijkluidend aan de in 3.2 weergegeven verklaring.
3.4.
Moskeevereniging [Y] beschikt in het onderhavige jaar over de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI).
3.5.
Tot de gedingstukken behoort een ambtsedige verklaring, opgemaakt op 19 april 2018 door [E 1] , ambtenaar van de Belastingdienst/MKB Zuid, kantoor Breda (de ambtsedige verklaring). Deze verklaring luidt als volgt:
"(…)
Opdracht onderzoek
(…)
De opdracht betreft het feitelijk vaststellen of belastingplichtige in het jaar 2015 tot een totaal bedrag € 2.260 aan Moskeevereniging [Y] heeft geschonken.

Verloop onderzoek

De aanwezigen zijn:
  • de heer [H 1] , 1e penningmeester;
  • de heer [F] , 2e penningmeester en
  • de heer [G] , voormalig 2e penningmeester en huidig vrijwilliger
(…)
Het onderzoek heeft zich, gelet op de inhoud van de opdracht, beperkt tot de administratieve
vastleggingen van de vereniging over het jaar 2015.
In de aankondigingsbrief is aan het bestuur van de vereniging medegedeeld om over de volledige administratie van de vereniging, waaronder de hierna opgesomde bescheiden, te kunnen beschikken.
(…)
Uit het derden onderzoek is het volgende gebleken.
  • de vereniging heeft vóór 2 juni 2017 geen handgeschreven c.q. digitaal kasboek bijgehouden;
  • voor zover er sprake is van een digitale kasadministratie, zijn de contante ontvangsten niet in chronologische volgorde geboekt;
  • de aan belastingplichtige verstrekte kwitantie (000014) en verklaring zijn gebaseerd op de zogenaamde beloftelijst. Deze beloftelijst kan worden omschreven als een toezegging van een bedrag door donateurs voor de nieuwbouw van de moskee van moskeevereniging [Y] ;
  • het door de vereniging overgelegde digitale bestand "Cijfers moskee over het jaar 2015" met bijbehorende werkbladen "vrijwillige bijdrage 31-12-15" en "vrijwillige bijdrage 3000 euro" heeft betrekking op de zogenaamde beloftelijst;
  • het werkblad "vrijwillige bijdrage 3000 euro" vermeldt onder andere namen van donateurs, de beloofde bedragen en de gedoneerde bedragen tot en met 15 juli 2015 met de omschrijving "vaste bijdrage van € 3000". Van de betaalde bedragen is niet geregistreerd wanneer deze zijn betaald;
  • het werkblad "vrijwillige bijdrage 31-12-15" vermeldt onder andere de namen van donateurs, de beloofde bedragen en de gedoneerde bedragen tot en met 1 januari 2016 met de omschrijving "vrijwillige bijdrage van € 3000". Van de betaalde bedragen is niet geregistreerd wanneer deze zijn betaald;
  • de aanwezigen ( [H 1] , [F] en [G] ) hebben verklaard dat kwitantie (000014) gebaseerd is op de werkbladen "vrijwillige bijdrage 31-12-15" en "vrijwillige bijdrage 3000 euro".
  • op zowel werkblad "vrijwillige bijdrage 3000 euro" als werkblad "vrijwillige bijdrage 31-12-15" komt de naam van [X] niet voor;
  • op de overige werkbladen, behorende tot het bestand "Cijfers moskee over het jaar 2015", die betrekking hebben op contante inkomsten over het jaar 2015 komt de naam van [X] evenmin voor;
  • het door de vereniging overgelegde excel-bestand "bonnrs kwitanties" bevat de volgende kolommen: naam, bedrag, overdracht, datum, kenmerk, kenmerk2 en bonnummer
De heer [F] heeft verteld dat dit bestand een overzicht van uitgeschreven kwitanties is. Belastingplichtige komt in dit overzicht als volgt voor:
Naam
Bedrag
Overdracht
Datum
Kenmerk1
Kenmerk2
Bonnr
[belanghebbende]
€ 2.260
Divers
29-05-2017
Kasboek
Kwitantie over 2015
14
Op dinsdag 3 april 2018 heb ik omstreeks 18.00 uur het derden-onderzoek voortgezet bij
Moskeevereniging [Y] . Namens de vereniging waren de heren [H 1] en [F] bij het onderzoek aanwezig.
Tijdens het onderzoek hebben zij nogmaals verklaard dat de aan belastingplichtige verstrekte
kwitantie (000014) en verklaring zijn gebaseerd op de zogenaamde beloftelijst (de werkbladen "vrijwillige bijdrage 3000 euro" en "vrijwillige bijdrage 31-12-15").
Zij konden niet duidelijk maken of, en zo ja, wanneer en op welke wijze betalingen van
belastingplichtige zijn ontvangen en hoe die in de administratie van de vereniging zijn verwerkt.

Resultaat onderzoek

De bevindingen van mijn onderzoek maken duidelijk dat de administratie van de vereniging niet zodanig is ingericht dat daaruit de (vermeende) betalingen van belastingplichtige zijn te herleiden. De naam van [X] komt namelijk niet voor in de financiële administratie van de vereniging.
Hetgeen de vereniging heeft verklaard kan zij niet gebaseerd hebben op haar administratie, die is daartoe niet zodanig ingericht.
(…)"

Oordeel van de Rechtbank

4. De Rechtbank heeft het volgende overwogen:
(…)

Overwegingen

1. Belanghebbende] heeft aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.983. In die aangifte heeft [belanghebbende] een bedrag van € 2.260 onder de post giften opgenomen met als omschrijving ‘Moskeevereniging [Y] ’.
2. [ De Inspecteur] heeft naar aanleiding van [belanghebbende]s aangifte verzocht om een specificatie van de gift(en) en originele schriftelijke bewijsstukken en betalingsbewijzen, zoals bankafschriften, waaruit blijkt aan wie deze gift(en) zijn gedaan en voor welke bedragen. [Belanghebbende] heeft in reactie daarop een kwitantie van € 2.260, gedagtekend 29 december 2015, van moskee [Y] aan [de Inspecteur] overgelegd. Omdat deze niet genummerd was, heeft [de Inspecteur] aan [belanghebbende] meegedeeld dat de giftenaftrek niet zou worden geaccepteerd. Vervolgens heeft [belanghebbende] een verklaring van de voorzitter van de Moskeevereniging [Y] aan [de Inspecteur] overgelegd waarin is verklaard:
“Moskee vereniging [Y] verklaart dat [[belanghebbende]] het volgende bedrag ad. € 2.260,- heeft gedoneerd gedurende het jaar 2015 op naam van Moskee vereniging [Y] .”
[De Inspecteur] heeft de betaling aan de Moskeevereniging niet aannemelijk geacht, de giftenaftrek niet geaccepteerd en de aanslag, in afwijking van de aangifte, vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.759.
3. Omdat [de Inspecteur] een punt maakte van het feit dat de door [belanghebbende] overgelegde kwitantie niet genummerd was, heeft [belanghebbende] in de bezwaarfase een nieuwe – genummerde –kwitantie, alsmede een nieuwe verklaring vanuit de Moskeeverenging, ondertekend door de voorzitter overgelegd. [De Inspecteur] heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
4. In geschil is of [belanghebbende] recht heeft op giftenaftrek over een bedrag van € 2.260, zijnde de door hem gestelde giften aan de Moskeevereniging [Y] te [I] . Het geschil spitst zich op de vraag of [belanghebbende] de door hem gestelde giften afdoende met schriftelijke bescheiden heeft gestaafd. Het staat vast dat Moskeevereniging [Y] in het onderhavige jaar een Algemeen Nut Beogende Instelling was.
5. Andere giften dan periodieke giften worden op de voet van artikel 6.39, eerste lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001 in aanmerking genomen voor zover zij met schriftelijke bescheiden kunnen worden gestaafd en voor zover zij samen zowel € 60 als 1% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek te boven gaan.
6. Het is aan [belanghebbende] om aannemelijk te maken dat hij tot het door hem gestelde bedrag van € 2.260 uitgaven heeft gedaan voor giften als vorenbedoeld. Naar het oordeel van de rechtbank is [belanghebbende] daarin geslaagd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [belanghebbende] met de door hem overgelegde verklaringen en kwitanties aannemelijk gemaakt dat hij in het jaar 2015 tot een totaal bedrag € 2.260 aan Moskeevereniging [Y] heeft geschonken. [De Inspecteur] heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan de juistheid van de kwitantie(s) en de verklaringen moet worden getwijfeld. Dat [belanghebbende] geen overzicht heeft overgelegd van welke bedragen wanneer precies zijn geschonken en dat niet uit de stukken blijkt of de Moskeevereniging dat heeft bijgehouden, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Als [de Inspecteur] twijfelt aan de door de Moskee afgegeven documenten dan had het op de weg van [de Inspecteur] gelegen om aldaar een onderzoek te doen, hetgeen [de Inspecteur] (vooralsnog) heeft nagelaten. Dat [belanghebbende] geen rekeningafschriften heeft overgelegd met betrekking tot 2015 waaruit volgt dat hij € 2.260 heeft opgenomen is niet onlogisch gelet op zijn consistente verklaring dat hij het bedrag in enkele jaren contant bij elkaar heeft gespaard gelet op de noodzakelijke uitbreiding van de Moskee. De stelling van [de Inspecteur] dat [belanghebbende], gelet op zijn inkomen, niet aannemelijk maakt dat hij giften heeft kunnen doen, maakt het oordeel van de rechtbank evenmin anders. Dat is feitelijk louter een veronderstelling die niet afdoet aan de door [belanghebbende] geleverde bewijsstukken. Gelet hierop is het beroep gegrond verklaard.
(…)"

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

5.1.
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van de in de aangifte opgevoerde gift van € 2.260. De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend, belanghebbende bevestigend.
5.2.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
5.3.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1.
Andere giften dan periodieke giften zijn aftrekbaar voor zover zij kunnen worden gestaafd met schriftelijke bescheiden (zie artikel 6.39, lid 1, in verbinding met artikel 6.32 van de Wet Inkomstenbelasting 2001). In geval van betwisting door de Inspecteur zoals hier het geval is, rust op belanghebbende de last de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
6.2.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij verspreid over het jaar 2015 in contanten giften aan Moskeevereniging [Y] heeft gedaan voor een bedrag van in totaal € 2.260. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft belanghebbende de in 3.2 en 3.3 vermelde stukken overgelegd. De Inspecteur heeft de bewijskracht van deze stukken in twijfel getrokken door te wijzen op de bevindingen van het bij Moskeevereniging [Y] verrichte derdenonderzoek en de naar aanleiding daarvan opgemaakte ambtsedige verklaring.
6.3.
Uit de ambtsedige verklaring volgt dat de door belanghebbende gedane giften niet voorkomen in de administratie van de contante ontvangsten van Moskeevereniging [Y] . Daarbij komt dat de eerste en tweede penningmeester tegenover de Inspecteur hebben verklaard dat zij niet duidelijk kunnen maken of, en zo ja, wanneer en op welke wijze betalingen van belanghebbende zijn ontvangen en hoe die in de administratie van de vereniging zijn verwerkt. Het een en ander wekt zodanige twijfel aan de betrouwbaarheid van de kwitanties en de verklaringen dat deze naar het oordeel van het Hof niet kunnen dienen als bewijs voor de door belanghebbende gestelde gift. De kwitanties en verklaringen zijn immers niet terug te voeren op de administratie van Moskeevereniging [Y] . Bij gebreke van nader steunbewijs van belanghebbende in de vorm van schriftelijke bescheiden acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende de gestelde gift heeft gedaan.
6.4.
Belanghebbende heeft gesteld dat zijn zus ook heeft gedoneerd aan Moskeevereniging [Y] , dat zij dezelfde soort bewijsstukken als belanghebbende heeft aangeleverd en dat haar donatie door de Inspecteur wel is geaccepteerd als aftrekbare gift. Voor zover belanghebbende hiermee bedoelt te stellen dat de Inspecteur het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, faalt die stelling. Gesteld noch gebleken is dat de Inspecteur een begunstigend beleid heeft gevoerd waarvan ten nadele van belanghebbende is afgeweken of dat de ongelijke behandeling voortkomt uit een oogmerk van begunstiging. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur in ten minste twee gevallen waarin dezelfde soort bewijsstukken zijn overgelegd, de gestelde donaties wel als aftrekbare gift heeft geaccepteerd. Van bevoordeling in een meerderheid van vergelijkbare gevallen is dus geen sprake.

Proceskosten en griffierecht

7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • bevestigt de uitspraak op bezwaar.
Deze uitspraak is vastgesteld door I. Obbink-Reijngoud, Chr.Th.P.M. Zandhuis en F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de griffier N. El Allaoui. De beslissing is op 23 januari 2019 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.