ECLI:NL:GHDHA:2019:1069

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
200.245.427/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep in familiezaken met onzorgvuldige handelwijze

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de man om een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag in te trekken. De man had op 5 september 2018 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, maar trok zijn hoger beroep in op 21 maart 2019, kort voor de geplande mondelinge behandeling op 22 maart 2019. De vrouw, verweerster in het hoger beroep, was aanwezig bij de mondelinge behandeling, samen met haar advocaat, omdat zij twijfels had over de rechtsgeldigheid van de intrekking. Het hof oordeelde dat de handelwijze van de man met betrekking tot de intrekking onzorgvuldig was, maar dat de intrekking zelf geldig was volgens de geldende procesregels. Het hof verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat hij de gronden van het hoger beroep niet handhaafde. De vrouw had verzocht om een kostenveroordeling, maar het hof kon hier niet op ingaan omdat de procedure was ingetrokken voordat dit verzoek was behandeld. Het hof merkte op dat de onzorgvuldige handelwijze van de man onnodige kosten voor de vrouw met zich had gebracht en suggereerde dat de man deze kosten zou vergoeden, maar kon hier geen beslissing over nemen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.245.427/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 17-2440
zaaknummer rechtbank : C/09/529908
beschikking van de meervoudige kamer van 10 april 2019
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.P. Schouten te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. E.J. Lievense te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 5 juni 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 5 september 2018 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vrouw heeft op 23 november 2018 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
  • een journaalbericht van de zijde van de man van 31 oktober 2018 met bijlagen, ingekomen op 5 november 2018;
  • een journaalbericht van de zijde van de man van 12 maart 2019 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.4
De advocaat van de man heeft het hof bij journaalbericht van 21 maart 2019, ingekomen bij de griffie van het hof op diezelfde datum om 20.18 uur, laten weten dat de man het hoger beroep wenst in te trekken.
2.5
Gelet op het late tijdstip van intrekking, heeft de mondelinge behandeling van 22 maart 2019 doorgang gevonden teneinde vast te stellen of het intrekkingsverzoek van de man tijdig en juist is gedaan. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De man en zijn advocaat zijn niet verschenen.

3.De motivering van de beslissing

3.1
De mondelinge behandeling van de zaak stond op 22 maart 2019 en wel om 9.00 uur. Kort voor de aanvang van de mondelinge behandeling vernam het hof van de griffie dat de man zijn appel had ingetrokken. De advocaat van de vrouw en de vrouw zelf waren verschenen aangezien zij er niet zeker van waren dat een rechtsgeldige intrekking had plaatsgevonden. Ondanks dat het hof de handelwijze van de man met betrekking tot de intrekking onzorgvuldig acht, oordeelt het hof dat de intrekking is geschied conform artikel 2 van het Bestuursreglement van het gerechtshof Den Haag en de artikelen 1.1.5 en 1.2.8 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven. De handelwijze van de man heeft voor de vrouw wel onnodige kosten met zich gebracht. Het zou de man sieren indien hij deze kosten aan de vrouw zal vergoeden. Nu de procedure is ingetrokken en de vrouw haar verzoek om een kostenveroordeling eerst na deze intrekking aan het hof heeft voorgelegd, kan het hof geen kostenveroordeling meer uitspreken.
3.2
Het hof maakt uit voormelde intrekking op dat de man de gronden van het hoger beroep niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof het verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.
3.3
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof, in hoger beroep:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, A.N. Labohm en J. Zwagemaker, bijgestaan door mr. T. de Witte-Renkema als griffier, en is op 10 april 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.