Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : C/09/505962 / HA ZA 16-226
Arrest van 7 mei 2019
[appellant 1],
[geïntimeerde 1],
Makelaardij WVK B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
een perceel grond met schuur gelegen te [plaats]”. Later is dit registergoed aan hun vader (hierna: [de vader]) toebedeeld. Op 25 april 2007 heeft [de vader] het registergoed aan [geïntimeerden] geschonken. De akte daarvan vermeldt dat het gaat om “
een recreatiewoning en schuur, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats]”.
Het hof zal dit (hele) registergoed hierna aanduiden als ‘[het verkochte]’ of ‘het verkochte’.
(…)
het perceel grond met woning en verdere aanhorigheden: plaatselijk bekend (…)”. In artikel 6.1 is bepaald dat de zaak aan koper in eigendom zal worden overgedragen: “
in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken, (…).”
Tevens is in artikel 6.3 vermeld dat het verkochte de feitelijke eigenschappen bezit die nodig zijn voor ‘
een normaal gebruik als:recreatiewoning’ en dat de verkoper niet instaat voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Over (gebruik van) het hoofd- en het bijgebouw afzonderlijk, is niets vermeld.
de recreatiewoning met verder toebehoren”, bezit het verkochte de feitelijke eigenschappen die nodig zijn voor ‘
een normaal gebruik als recreatiewoning’ en garandeert de verkoper de afwezigheid van gebreken die een normaal gebruik van het verkochte belemmeren. Over (de (gebruiks)eigenschappen van) het bijgebouw staat niets afzonderlijk in de akte vermeld.
Geconcludeerd moet worden dat het beleid voor zomerwoningen op dit soort locaties is gericht op afnemen in aantal en [bij] diegene die aanwezig zijn, de maximaal legaal tot stand gekomen oppervlaktemaat niet uit te laten breiden indien deze groter is dan 45 m2, waar in dit geval sprake van is.” Niet stond ter discussie dat het hoofdgebouw (het gebouwde aan het water) wel als recreatiewoning (en botenhuis) mag worden gebruikt.
perceel grond met woning en schuur" in de schenkingsakte en de gebruiksbeperking voor het bijgebouw in het bestemmingsplan. [geïntimeerden] hadden deze beperking, althans dat het bijgebouw zonder vergunning tot woonruimte was verbouwd, aan [appellanten] behoren te melden, temeer daar [appellanten] voorafgaand aan de koop hebben aangegeven (mede) het bijgebouw te willen aanpassen aan de hedendaagse standaard. [geïntimeerden] moeten aan [appellanten] een vergoeding betalen wegens tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst, danwel voor het opheffen van het nadeel danwel na gedeeltelijke vernietiging wegens dwaling, welke vergoeding ter grootte van de waardevermindering van het verkochte (€ 120.000,-) plus rente- en belastingnadeel dient te zijn.
eerste griefverzoeken [appellanten] om alle stukken bij de beoordeling te betrekken, ook de aanvullende producties (nrs. 5 en 32 t/m 37) die wel bij de rechtbank in het geding zijn gebracht maar niet in het vonnis worden genoemd.
Deze stukken bevinden zich in hoger beroep bij de processtukken en het hof heeft daarop acht geslagen ten behoeve van de beoordeling van deze zaak. De grief behoeft daarom geen (verdere) bespreking.
tweede griefricht zich tegen de vaststelling van feiten door de rechtbank.
Het hof heeft zelf de feiten vastgesteld (hiervoor onder 1.1 – 1.13 en hierna bij de beoordeling). Daarbij heeft het hof ook acht geslagen op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd. [appellanten] hebben daarom bij de tweede grief geen afzonderlijk belang.
derde griefricht zich tegen de beoordeling van de rechtbank ten aanzien van de vordering die jegens WVK is ingesteld. Met de
vierde en vijfde griefkomen [appellanten] op tegen het oordeel dat de gebruiksbeperking geen toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op [geïntimeerden] rustende verplichting vormt en er derhalve geen sprake is van non-conformiteit en/of dwaling. Het hof zal deze grieven hierna gezamenlijk beoordelen.
éénrecreatiewoning. In de koopovereenkomst en in de leveringsakte is vermeld dat het verkochte bestaat uit ‘het perceel grond met woning en verdere aanhorigheden’ danwel ‘de recreatiewoning met toebehoren’. Aldus is telkens aangegeven dat er naast de ene woning, meerdere verdere zaken zijn (recreatiewoning met ‘aanhorigheden’/‘verder toebehoren’). Deze verdere op het perceel aanwezige zaken worden niet als (delen van de) woning(en) benoemd, maar als ‘aanhorigheden’ of ‘toebehoren’. De term ‘aanhorigheid’ bij een woning impliceert niet dat er een woonbestemming op rust. In de akten is niet vastgelegd dat (ook) de aanhorigheden (delen van) recreatiewoning(en) zijn. Dat het hele perceel grond met een woning en aanhorigheden geschikt is voor “normaal gebruik als recreatiewoning’, betekent niet dat alle op het perceel aanwezige aanhorigheden (afzonderlijk) bestemd en geschikt zijn voor gebruik als recreatiewoningen. Op grond van de tekst in de akten is voldoende duidelijk dat er slechts één recreatiewoning is (het halfvrijstaande huis aan het water) en dat de overige zaken, zoals het bijgebouw, de aanhorigheden zijn, ondergeschikt aan de recreatiewoning.
éénrecreatiewoning hebben gekocht. Dat [appellanten] van overheidswege op [het verkochte] naast de hoofdwoning, niet ook het bijgebouw als recreatiewoning mogen gebruiken, levert dus, anders dan zij stellen, geen non-conformiteit op.
bijgebouw – aanhorigheid –, dus ondergeschikt aan de recreatiewoning.
schuur/bergingterwijl er een douche en toilet was en er bedden stonden, en in de verkoopinformatie stond dat er een bijgebouw met twee slaapkamers en douche met toilet was en dat de woonoppervlakte 95 m² is.
bijgebouw bij de woning en zichtbaar meer geschikt als schuur dan als een slaapverblijf voor gasten. [appellanten] hadden daarom niet zonder nader onderzoek naar de planologische situatie, mogen verwachten dat dit bijgebouw, naast de recreatiewoning, de planologische bestemming had van een gebouw met bad- en slaapkamer(s).
schuur/berging, geen douche of toilet mag zijn om te gebruiken tijdens het zwemmen of dat daarbij in de afzonderlijke ruimten niet incidenteel personen – mits als mede-recreanten van het hoofdgebouw – mogen overnachten. Noch in de brief van de Gemeente van 18 augustus 2015, noch in andere stukken komt naar voren dat het aanwezig zijn op zichzelf van een of meer bedden in de schuur/berging, waar zo nu en dan personen kunnen slapen, door de Gemeente niet toegestaan wordt; de brief wijst er slechts op dat het bijgebouw een schuur/berging moet blijven, niet in een recreatiewoning mag veranderen en ondergeschikt is en moet blijven aan de recreatiewoning.
feitelijkesituatie van douche/wc en (gestelde) bedden een onjuiste voorstelling van zaken aan [appellanten] hebben gegeven. Uit de stellingen van [appellanten] blijkt dat, toen zij [het verkochte] zagen, huurden en – nadien – kochten, er een of twee bedden in de ruimten van het bijgebouw stond(en) en dat daar een douche(slang) en toilet aanwezig waren. Indien de schuur/berging feitelijk ook werd gebruikt om te douchen en te slapen en feitelijk een douche en twee ruimten met bedden had (zoals [appellanten] stellen), is de feitelijke omschrijving in de verkoopinformatie juist. Immers, het bijgebouw had feitelijk drie ruimten, waarvan er twee ook (in elk geval volgens [appellanten] toen zij de recreatiewoning huurden) mede gebruikt konden worden om te slapen; daaraan doet niet af dat deze ruimten deels ook werden gebruikt voor opslag. Op grond van de door [geïntimeerden] overgelegde verklaringen gaat het hof ervan uit dat de ruimten in het bijgebouw ook werden gebruikt voor de opslag van diverse materialen. De door [appellanten] in het geding gebrachte verklaringen doen daaraan onvoldoende afbreuk, omdat deze betrekking hebben op de periode dat [appellanten] het verkochte huurden, hetgeen de mogelijkheid openlaat dat zij gedurende hun verblijf aldaar de ruimten in het bijgebouw anders hebben ingericht. Bij dit alles komt dat niet vaststaat dat [appellanten] kennis hebben genomen van de hiervoor onder 1.3 genoemde verkoopinformatie (waarin sprake is van in totaal vijf slaapkamers) en daarop af zijn gegaan. [geïntimeerden] hebben dit gemotiveerd betwist en [appellanten] hebben dit niet bewezen en ook geen voldoende gespecificeerd bewijs ervan aangeboden. Ook hierop loopt de grief stuk.
berging’, een ‘
douche/wc’ en een ‘
slk’ (te begrijpen als:
slaapkamer), welke indeling precies dezelfde is als die op de plattegrond van de in 2015 bestaande situatie. Tevens er in dit hoger beroep een schriftelijke verklaring overlegd, die inhoudt dat Aannemersbedrijf […] het bijgebouw reeds in 1996/1997 (dus vóór 1998) heeft geplaatst. Voor het hof is onduidelijk waarom deze stukken niet in 2015 aan de Gemeente zijn getoond. Slechts omdat beide partijen er in deze zaak van uitgaan dat het bijgebouw ingevolge de recente bestemmingsplannen uitsluitend voor gebruik als schuur/berging bij de hoofdwoning moet zijn bestemd en omdat uit de akten niets anders volgt, heeft het hof dat bij zijn beoordeling hiervoor tot uitgangspunt genomen.