ECLI:NL:GHDHA:2019:1023

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
22-002695-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelict met woninginbraak en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Suriname in 1979, was betrokken bij een woninginbraak waarbij geweld is gebruikt tegen het slachtoffer. Op 25 januari 2016 is de verdachte samen met mededaders de woning van het slachtoffer binnengegaan, waarbij hij het slachtoffer heeft bedreigd en mishandeld. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn mededaders geen respect hebben getoond voor de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en dat de overval ernstige psychische gevolgen kan hebben voor het slachtoffer. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft deze omgezet in een taakstraf, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De verdachte is strafbaar verklaard voor diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het hof heeft geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd, omdat de advocaat-generaal hier niet om had verzocht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002695-16
Parketnummer: 09-857095-16
Datum uitspraak: 15 april 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1979,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 1 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (onder meer) een playstation en/of een afstandsbediening en/of één of meerdere DVD's en/of één of meerdere Playstationspellen en/of een Iphone 5s (IMEI [x]) en/of een bankpas (ING) en/of een geldbedrag en/of een rijbewijs en/of een identiteitskaart en/of een autosleutel (Toyota Supra GS180R) en/of één of meerdere (huis)sleutels en/of Kauwgom en/of Labello, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het vastpakken en/of (op de grond) duwen en/of slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of lichaam en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of krabben (in het gezicht) van genoemde [slachtoffer]
en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer] te roepen "we gaan hier niet weg voordat we wat hebben. Je gaat mee om te pinnen" en/of " Waar is je geld" en/of "mond open" en/of “Hou je kankerbek, ik maak je echt dood" althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of het dreigend pakken van een pan en dreigen die [slachtoffer] hiermee te slaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 25 januari 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] één of meerdere ma(a)l(en) vast te pakken en of (op de grond) te duwen en/of te slaan en/of te schoppen
en/of
hij op of omstreeks 25 januari 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn mededaders die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd "we gaan niet weg voordat we wat hebben. Je gaat mee om te pinnen" en/of "Waar is je geld" en/of "mond open" en/of “hou je kankerbek” en/of “ik maak je echt dood" althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en of het dreigend pakken van een pan en dreigen die [slachtoffer] hiermee te slaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren, subsidiair honderdtwintig dagen hechtenis, waarvan honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks25 januari 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(onder meer)een playstation en
/ofeen afstandsbediening en
/oféén of meerdere DVD's en
/oféén of meerdere Playstationspellen en
/ofeen Iphone 5s (IMEI [x]) en
/ofeen bankpas (ING) en
/ofeen geldbedrag en
/ofeen rijbewijs en
/ofeen identiteitskaart en
/ofeen autosleutel (Toyota Supra GS180R) en
/oféén of meerdere (huis)sleutels en
/ofKauwgom en
/ofLabello,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het vastpakken en
/of (op de grond)duwen en
/ofslaan en
/ofstompen tegen het
hoofd en/oflichaam en
/ofschoppen
en/of trappentegen het lichaam en
/ofkrabben (in het gezicht) van genoemde [slachtoffer]
en
/ofwelke bedreiging met geweld heeft bestaan in het op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer] te roepen "we gaan hier niet weg voordat we wat hebben. Je gaat mee om te pinnen" en
/of" Waar is je geld" en
/of"mond open" en
/of“Hou je kankerbek, ik maak je echt dood"
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekkingen
/ofhet dreigend pakken van een pan en dreigen die [slachtoffer] hiermee te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep -op gronden als vermeld in de overgelegde pleit-aantekeningen- op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de door het hof gebezigde bewijsmiddelen is het volgende naar voren gekomen.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 25 januari 2016 in zijn woning te Voorburg is overvallen. Hij had [medeverdachte 1], een vriendin, binnengelaten in zijn woning. Even later had zij de voordeur geopend en zag aangever drie andere personen zijn woning binnenlopen. Hij herkende [medeverdachte 2] en de vriend van [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [verdachte]). De vierde persoon was volgens [medeverdachte 2] haar neef en aangever had die man nog nooit gezien (het hof begrijpt: [medeverdachte 3]).
Uit de verklaringen van de aangever en van de verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] komt naar voren dat er met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening spullen uit de woning van aangever zijn weggenomen en –mede gelet op de geneeskundige verklaring- dat daarbij geweld tegen de aangever is gebruikt.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat aangever gedetailleerd en consistent over de overval heeft verklaard. Zijn verklaringen vinden ook steun in andere bewijsmiddelen die uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Het hof ziet derhalve geen reden om aan zijn verklaringen te twijfelen en beschouwt deze als betrouwbaar.
Medeplegen
Gelet op de uit de gebezigde bewijsmiddelen naar voren komende handelingen die verdachte en de mededaders hebben verricht, is het hof van oordeel dat er gedurende de overval sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Zij hebben ieder een substantiële bijdrage geleverd aan het geweld, de bedreiging met geweld en het wegnemen van de goederen. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte bedreigingen heeft geuit en aangever voorts heeft vastgepakt, geduwd en geschopt. Dat de verdachte niet enkel opzet heeft gehad op het opkomen voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt uit bovenstaande, alsmede uit zijn verklaring bij de politie (pag. 107 van het procesdossier) dat vooraf afgesproken was dat ze erheen zouden gaan en de spullen zelf terug zouden pakken.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn mededaders zijn de woning van het slachtoffer binnengegaan en daarbij is tegen het slachtoffer in zijn eigen woning geweld gebruikt en is hij bedreigd met geweld. Daarbij is misbruik gemaakt van de omstandigheid dat het slachtoffer bevriend was met één van de mededaders, met wie het slachtoffer dacht een afspraak te hebben. Zijn eigen woning is een plaats waar iemand zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De verdachte en zijn mededaders hebben er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en voor zijn persoonlijke eigendommen. Daarnaast hebben zij voor de betrokkene overlast en financiële schade veroorzaakt.
Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van een dergelijk (gewelds)delict nog lange tijd psychische gevolgen daarvan ondervinden.
Feiten als het onderhavige brengen in de regel ook bij andere burgers dan het slachtoffer heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat in beginsel de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf een passende en geboden reactie vormt.
Het hof is echter van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden, gelet op de tijd die is verstreken tussen het instellen van hoger beroep op 9 juni 2016 en het arrest van dit hof op 15 april 2019.
Het hof zal de geconstateerde overschrijding verdisconteren in de strafmaat en in plaats van een gevangenisstraf, een deels onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur opleggen.
Het hof ziet geen aanleiding om een bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen taakstraf te verbinden.
VOG
Gelet op het geringe strafblad en de invloed die een veroordeling c.q. opgelegde straf kan hebben bij het verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag, is het hof in samenhang met verdachtes ambitie om een beveiligingsbedrijf te starten, van oordeel dat deze veroordeling voor de verdachte geen belemmering zou moeten opleveren voor het behouden of verkrijgen van een zogenoemde Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG).
Schadevergoedingsmaatregel
Mr. M.P. de Klerk, advocaat te Den Haag, heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat ten behoeve van zijn cliënt [slachtoffer] toepassing zou moeten worden gegeven aan het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht in dier voege dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ter vergoeding van als gevolg van het bewezenverklaarde geleden schade terzake waarvan zijn cliënt in eerste aanleg geen vordering benadeelde partij heeft ingediend.
Het hof overweegt dat de vordering van de advocaat-generaal niet strekt tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat het hof geen termen aanwezig acht om daartoe ambtshalve over te gaan.
Dat de namens het slachtoffer gedane suggestie er kennelijk toe strekt te repareren dat niet tijdig een vordering benadeelde partij is ingediend, leidt niet tot een ander oordeel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht
gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. N. Schaar en mr. L.A. Pit, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 april 2019.