ECLI:NL:GHDHA:2019:1019

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
22-001634-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 maart 2017. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, waarvan hoger beroep werd ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een deel van de tenlastelegging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en het verkopen van cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, maar sprak hem vrij van het onder 3 ten laste gelegde. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd, maar het hof kon zich daarmee niet verenigen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Tevens is er een beslissing genomen over de inbeslaggenomen voorwerpen, waarbij sommige voorwerpen onttrokken worden aan het verkeer en andere aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001634-17
Parketnummer: 09-808291-16
Datum uitspraak: 5 april 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 maart 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1990,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de PI [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op
12 januari 2018 en 22 maart 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenis-straf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als nader in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 8 januari 2016 te 's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland en/of te Emmerich in Duitsland, meermalen althans eenmaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 346,5 gram gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of ongeveer 99500 XTC-tabletten, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of soortgelijke werkzame stoffen, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3:
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2016 tot en met 08 december 2016 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof heeft op grond van het summiere dossier op dit punt en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft gepleegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 01 januari 2016 tot en met 8 januari 2016 te 's-Gravenhage en
/ofRotterdam,
althans in Nederlanden
/ofte Emmerich in Duitsland,
meermalen althans eenmaaltezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
ongeveer346,5 gram
gram, althans een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA, en
/ofongeveer 99500 XTC-tabletten
, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of soortgelijke werkzame stoffen, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden als vermeld in de overgelegde pleitnota - op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [getuige] onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [getuige] betrouwbaar zijn. Voor de motivering van dit oordeel verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank op pagina 4 tot en met 7 van haar vonnis over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige] heeft overwogen. Het hof maakt die overwegingen tot de zijne.
Het verweer wordt dan ook verworpen. De verklaringen van [getuige] zullen voor het bewijs worden gebezigd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen harddrugs uitgevoerd, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze zijn bovendien maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen enkel oog gehad en was slechts uit op eigen financieel gewin.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
4 maart 2019.
Gelet op de ernst van het feit, de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die in vergelijkbare zaken door Nederlandse rechters worden opgelegd, is het hof - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld onder nummer 1 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit aan de verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 begane misdrijf werd aangetroffen en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet terug-gegeven voorwerpen, zoals vermeld onder de nummers 2 tot en met 7 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het
onder 3ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld onder nummer 1 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder de nummers 2 tot en met 7 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. A.S.I. van Delden en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 april 2019.