ECLI:NL:GHDHA:2019:1018

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
22-001944-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg wegens psychische gesteldheid van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1988, was in eerste aanleg veroordeeld zonder oplegging van een straf of maatregel, maar de verdediging stelde dat het onderzoek in eerste aanleg nietig verklaard moest worden. Dit verzoek was gebaseerd op de psychische gesteldheid van de verdachte, die volgens de raadsvrouw niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien of om aanwezig te zijn op de terechtzitting van 3 april 2018. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de dagvaarding aan de verdachte in persoon was uitgereikt, zijn psychische toestand zodanig was dat hij niet in staat was om adequaat te reageren op de rechtsgang. Hierdoor heeft het hof geoordeeld dat de eerste rechter ten onrechte is begonnen met het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak terugverwezen naar de politierechter in de rechtbank Rotterdam, zodat deze met inachtneming van het arrest recht kan doen. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffiers en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001944-18
Parketnummer: 10-122715-14
Datum uitspraak: 3 april 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 3 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1988,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 4 oktober 2018 en op 3 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld zonder oplegging van een straf of maatregel ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte het hof verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Rotterdam. Hiertoe heeft zij, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de rechter in eerste aanleg niet aan de behandeling ten gronde had mogen toekomen, omdat – gelet op diens psychische gesteldheid - van de verdachte niet mocht worden verwacht dat hij op de hoogte was van de datum van de terechtzitting in eerste aanleg en omdat hij destijds met een rechterlijke machtiging in Almelo zat en in verband met zijn psychische gesteldheid ook niet bij machte was om hetzij vervoer te regelen hetzij om aanhouding te vragen.
Omdat de verdediging het recht op behandeling van de zaak in twee feitelijke instanties niet wenst te verliezen, wordt verzocht om terugwijzing.
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen de terugwijzing. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de zaak door de rechtbank inhoudelijk is behandeld.
Het hof overweegt dat ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de dagvaarding voor de terechtzitting in eerste aanleg van 3 april 2018 aan de verdachte in persoon is uitgereikt. Echter is ook komen vast te staan dat de psychische gesteldheid van de verdachte ten tijde van de behandeling van de zaak in eerste aanleg zodanig was dat van hem niet kon of mocht worden verwacht dat hij in staat was de gevolgen van zijn handelen te overzien en niet in staat was maatregelen te treffen om op de terechtzitting van 3 april 2018 aanwezig te zijn.
Hieruit volgt dat de eerste rechter ten onrechte is aangevangen met het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 april 2018. Het onderzoek in eerste aanleg van 3 april 2018 dient derhalve nietig te worden verklaard. Dit brengt mee dat het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd. Tevens dient de zaak te worden verwezen naar de rechter die het te vernietigen vonnis heeft gewezen teneinde de zaak op de uitgebrachte inleidende dagvaarding verder te berechten in de stand waarin het onderzoek zich bevond op het tijdstip van het uitroepen der zaak op de terechtzitting in eerste aanleg van 3 april 2018.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Rotterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. H.M.D. de Jong en mr. I.M. Abels, in bijzijn van de griffiers mr. S. Johannes en mr. C.M. Jellema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 april 2019.
mr. I.M. Abels is buiten staat dit arrest te ondertekenen.