ECLI:NL:GHDHA:2019:1018
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg wegens psychische gesteldheid van de verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1988, was in eerste aanleg veroordeeld zonder oplegging van een straf of maatregel, maar de verdediging stelde dat het onderzoek in eerste aanleg nietig verklaard moest worden. Dit verzoek was gebaseerd op de psychische gesteldheid van de verdachte, die volgens de raadsvrouw niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien of om aanwezig te zijn op de terechtzitting van 3 april 2018. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de dagvaarding aan de verdachte in persoon was uitgereikt, zijn psychische toestand zodanig was dat hij niet in staat was om adequaat te reageren op de rechtsgang. Hierdoor heeft het hof geoordeeld dat de eerste rechter ten onrechte is begonnen met het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak terugverwezen naar de politierechter in de rechtbank Rotterdam, zodat deze met inachtneming van het arrest recht kan doen. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffiers en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.