ECLI:NL:GHDHA:2019:1017

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
22-004271-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake diefstal met valse sleutels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1973, was ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep gedetineerd. Het hof heeft het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar geacht en dit gekwalificeerd als diefstal, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen. De zaak betreft een diefstal gepleegd op 2 december 2013, waarbij de verdachte met een gestolen pinpas en bijbehorende pincode een geldbedrag van ongeveer 2515 euro heeft weggenomen uit twee pinautomaten en een betaalautomaat van een bedrijf.

De verdachte was eerder in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, maar het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de herkenning van de verdachte door verbalisanten betrouwbaar was, ondanks het verweer van de raadsvrouw dat de camerabeelden onvoldoende duidelijk waren. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is, maar heeft geen straf of maatregel opgelegd, rekening houdend met eerdere veroordelingen en het tijdsverloop in de zaak.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004271-17
Parketnummer: 10-082167-15
Datum uitspraak: 30 april 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 21 september 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1973,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in PI [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 16 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft – in een andere samenstelling - bij arrest van 26 april 2016 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en het beroepen vonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Tegen dit arrest is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 26 september 2017 voormeld arrest van het hof vernietigd en de zaak naar dit gerechtshof teruggewezen teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
2.
hij, op een of meer tijdstippen op of omstreeks 2 december 2013, te Diemen en/of Amsterdam, in elke geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- uit twee pinautomaten,
- bij een parkeerauotmaat en/of
- in/bij betaalautomaat van een bedrijf genaamd [bedrijf], heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 2515 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [B.V.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte telkens het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht doormiddel van een valse sleutel, te weten een gestolen pinpas met bijbehorende pincode tot het gebruik waarvan hij verdachte niet bevoegd was;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij,
op een of meer tijdstippenop
of omstreeks2 december 2013, te Diemen
en/of Amsterdam
, in elke geval in Nederlandmet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- uit
eentweepinautoma
at
en, bij een parkeerauotmaat en/of
- in/bij betaalautomaat van een bedrijf gemaamd [bedrijf]heeft weggenomen een geldbedrag
van in totaal ongeveer 2515 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [B.V.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
telkenshet weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht doormiddel van een valse sleutel, te weten een gestolen pinpas met bijbehorende pincode tot het gebruik waarvan hij verdachte niet bevoegd was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte – overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota - aangevoerd dat de
stillvan de camerabeelden van de pintransactie bij de [bank] onvoldoende duidelijk is om daarop een herkenning te kunnen baseren. Onderscheidende (gezichts)kenmerken zijn daarop niet te zien en zijn voorts niet genoemd in de processen-verbaal van de drie verbalisanten die menen de verdachte te herkennen. De herkenningen van deze verbalisanten zijn derhalve onbetrouwbaar.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Herkenning geschiedt doordat het gezicht als geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen wordt opgeslagen in visuele vorm. Een herkenningsproces-verbaal hoeft daarom niet perse te vermelden waaraan de verbalisant de verdachte heeft herkend. Van belang is derhalve of de beelden voldoende duidelijk en helder zijn om daarop een herkenning te baseren, en voorts hoe goed de verbalisant de verdachte (visueel) kent en het aantal herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan.
Het hof heeft vastgesteld dat de
stillvan goede kwaliteit is. De
stillis in zwart-wit en laat zowel contouren als details zien. Het gezicht van de hierop afgebeelde persoon is goed waar te nemen en er zijn voldoende duidelijk onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar, in ieder geval zodanig, dat deze een betrouwbare positieve herkenning mogelijk maken. Ter terechtzitting van 16 april 2019 heeft het hof waargenomen dat het gezicht van de verdachte grote gelijkenis vertoont met het gezicht van de persoon op de still.
Verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] kennen verdachte ambtshalve en hebben de verdachte ieder voor zich, apart van elkaar, stellig en zonder enig voorbehoud herkend.
Deze verbalisanten zijn ambtshalve bekend met de verdachte, waarvan één van hen reeds sinds 2008. Dit vergroot de betrouwbaarheid van deze herkenningen. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben voorts een aantal specifieke kenmerken genoemd waaraan ze de verdachte herkennen. Dat de verbalisant [verbalisant 3] geen specifieke kenmerken heeft genoemd waaraan hij de verdachte meent te herkennen doet daaraan niet af.
Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Geen straf of maatregel
De verdachte is na het plegen van het onderhavige feit onder meer bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 9 oktober 2015 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden en door de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 16 november 2016 tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden. In verband met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dient het hof rekening te houden met deze tussentijdse veroordelingen. Gelet hierop en op het tijdsverloop in deze zaak acht het hof het passend en geboden te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. Chr.A. Baardman en mr. L.A. Pit,
in bijzijn van de griffiers mr. F. van Vliet
en mr. A.M.M. Vingerling.
Mr. L.A. Pit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 april 2019.