ECLI:NL:GHDHA:2018:995

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
200.136.848
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming assurantietussenpersoon; onvoldoende onderbouwing van de gesteld geleden schade

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een geschil tussen de Catamaran Charter Company GMBH & Co. KG (hierna: CCC) en Assumair Assurantiën B.V. en Oranje Varia Verzekeringen B.V. (hierna: Oranje). CCC, eigenaar van passagiersschepen, had een verzekering afgesloten via Oranje als tussenpersoon. De kern van het geschil betreft de vraag of de verzekering rechtsgeldig is opgezegd wegens wanbetaling van de premie door CCC. CCC heeft in hoger beroep de vernietiging van een eerder vonnis gevorderd, waarin werd geoordeeld dat de verzekeringsovereenkomst niet rechtsgeldig was opgezegd. Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de verzekeringsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd voor de periode van 9 juni 2002 tot 31 december 2002, en dat de verzekeraars gehouden zijn de schade aan het schip van CCC in behandeling te nemen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en oordeelt dat CCC in de kosten van het geding in het principale hoger beroep wordt veroordeeld. De zaak illustreert de verantwoordelijkheden van assurantietussenpersonen en de gevolgen van wanbetaling voor de dekking onder een verzekering.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.136.848/02
Zaaknummer rechtbank : 289526/HA ZA 07-1711
arrest van 8 mei 2018
inzake
Catamaran Charter Company GMBH & Co. KG (in liquidatie),
gevestigd te Mallentin (Duitsland),
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: CCC,
advocaat: geen, voorheen mr. M.A.R.C. Padberg te Rotterdam,
tegen
Assumair Assurantiën B.V., voorheen handelend onder de naam
Oranje Varia Verzekeringen B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: Oranje,
advocaat: mr. M. Kremer te Groningen.
Het geding
Bij exploot van 13 augustus 2013 is CCC in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, team handel, tussen partijen gewezen eindvonnis van 15 mei 2013. Bij memorie van grieven van 19 mei 2015 (met producties) heeft CCC één grief aangevoerd. Op 25 oktober 2016 is de zaak ambtshalve geroyeerd. Op 3 januari 2017 heeft Oranje de zaak opnieuw opgebracht. Bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel heeft zij de grieven bestreden en op haar beurt vijf (voorwaardelijke) incidentele grieven opgeworpen. Op 14 maart 2017 heeft de advocaat van CCC zich onttrokken. Van de geboden gelegenheid een nieuwe advocaat te stellen heeft CCC geen gebruik gemaakt. Oranje heeft ten slotte de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in het tussenvonnis van 20 mei 2009 vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1 CCC was eigenaar van een aantal passagiersschepen en pleziervaartuigen.
2.2 Met ingang van 9 juni 2001 heeft CCC, via Oranje als tussenpersoon en Marsh B.V. (verder: "Marsh") als beursmakelaar, het passagiersschip [naam 1] verzekerd onder polisnummer 1730320C0001 (verder: ‘de polis’). Blijkens het polisblad was verzekerd: passengervessel " [naam 1] ", build 1969, 58.80 x 9.62 x 5.52 meter, GL classed, including 900 hp MAK engine" met een waarde van DEM 2,500,000
2.3 (De rechtsvoorganger van) HDI-Gerling Verzekeringen N.V. (verder: HDI) heeft voor 30% - en daarmee als leader - ingetekend op de polis. Fortis Corporate Insurance N.V. (verder: Fortis) heeft voor 20% ingetekend op de polis. Voorts hebben Erasmus Verzekeringen B.V. (20%), Aegon Schadeverzekering N.V. Rotterdam (10%), Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (10%) en Generali Schadeverzekering Maatschappij N.V. (10%) (verder tezamen te noemen: Verzekeraars) ingetekend op de polis.
2.4 Met ingang van 26 juni 2002 is het passagierschip “ [naam 2] ”, tot die datum verzekerd op polisnummer 1730320C0002, overgeschreven naar de polis. Het passagierschip “ [naam 3] ”, ook aanvankelijk verzekerd onder polisnummer 1730320C0002, is per september 2002 eveneens onder de polis verzekerd.
2.5 Het polisblad van 20 juni 2001 vermeldt, voor zover hier van belang:
"period from June 9th, 2001 to June 9th, 2002
with tacit renewal for 12 months, unless notice of cancellation is given 1 month priorto the expiry date."
2.6 De op de polis van toepassing zijnde Insurance Conditions for Yachts (verder: de polisvoorwaarden) vermelden, voor zover relevant:
"Article 4.0.0. EXCLUSIONS
4.1.0 Excluded from this insurance is damage to resp. loss of the vessel and/or inventory:
(…)
e. as a result of insufficient maintenance of and/or insufficient care of the insured vessel, for which the assured is to blame;
f. caused or worsened because the assured has neglected to have repairs done or have losses replaced;
(…)'
Article 7.0.0. DURATION OF THE AGREEMENT
(…)
7.2.0. Insurers have the right to cancel the policy by means of a registered letter to the agent if in conformity with the agreed arrangement.
(…)
Article 10.0.0. PAYMENT OF PREMIUM
(…)
10.3.0. If a premium has not been fully paid at a certain time the insurer will not be liable for any damage covered under this policy, which occurring happens after this date and before 12 o’clock noon on the day following that on which the premium due has been offered as yet and accepted by the insurer or agent."
2.7 Op de polis was voorts clausule "400357 Payment of premium and claim causes" van toepassing (verder: het delcredere beding), voor zover van belang luidende als volgt:
"2. Premium
2.1 (…) Marsh (…) hereafter called "the broker" undertakes to pay the premium to the insurers as his own debt at the moment at which the premium becomes due by the insured as stated in the contract of insurance. (…)
2.2 The insured is liable to pay the premium to the broker. (…)
2.3 Without prejudice to the obligation of the insured to pay the premium due to the broker, this insurance will be in force only for the period for which the premium has been paid to the broker as well as for the period for which the broker has allowed credit to the insured. With regard to the foregoing the insured will be deemed to have been allowed credit, unless written notice of withdrawal of credit has been given to him.
2.4 By effecting this contract of insurance the broker is deemed to be irrevocably authorized by the insured to release the insurers mid-term from their obligations under this policy in the event the insured or – if the insurance had been placed through another intermediary – this intermediary fails to pay the premiums to the broker. The broker shall not release the insurers from their obligations without prior written notice to the insured."
2.8 CCC heeft de prolongatienota 2002-2003 niet aan Oranje voldaan.
2.9 Bij faxbericht van 23 oktober 2002 heeft Oranje aan CCC verzocht het openstaande premiebedrag van € 14.823,04 te voldoen.
2.10 Bij faxbericht van 25 november 2002 heeft Oranje aan CCC bericht:
"We herewith urge you to effect payment of the sum of € 14.823,04 before 5 December 2002 otherwise your cover will be suspended."
2.11 Bij faxbericht van 3 december 2002 heeft CCC aan Oranje geschreven:

"Betr.: Police Nr.: 1730320C0001 " [naam 1] "

(…) wir haben Ihnen am 13. Marz 2002 und am 15. April 2002 per Fax mitgeteilt, dass es sich NICHT um ein GL klassifiziertes Schiff handelt.
Weiterhin haben wir Ihnen die richtigen Masse des Schiffes durchgegeben. Bis zum heutigen Tage ist diese Änderung nicht von Ihnen vollständig bestätigt worden. (…)
In Anbetracht des Diebstahlschadeneintritts und der Tatsache das dieses Schiff, so wie es Versicherungstechnisch bei Ihnen geführt wird nicht existiert, würde im Fall eines Schadenseintrittes vermutlich kein Versicherungsschutz vorhanden sein. (…)
Wir sind gerne bereit eine neue Police bei Ihnen für die [naam 1] abzuschließen, jedoch basierend auf die richtigen Schiffsdaten. Wir würden heute den Wert des Schiffes um 50% niedriger ansetzen, da die teuren Werftumbauten noch nicht im Schiff installiert sind."
2.12
In een ander faxbericht van dezelfde datum heeft CCC aan Oranje het volgende gemeld:

"Betr.: Ihr schreiben vom 23.10.02 und 25.11.02 Reference No.: 3786.001

(…)
Wir haben Sie heute darum gebeten, die Versicherung von der [naam 1] aufzuheben.
Bis zur Klärung bitten wir die Rechnung 3786.001/101443 und 3786.001/010578 mit den Guthaben Reference Nr.: 3786.001101326 und 3786.001101634 zu verrechnen.
Wenn nicht bitten wir dringend um Ihr geschätzten Rückruf."
2.13
Bij fax van 4 december 2002 heeft Oranje aan CCC bericht:
"We refer to your fax messages of 3 December 2002 which we have discussed with underwriters.
Due to non-payment of premium, underwriters have given us notice that the above policy has been cancelled retroactively as of 9 June 2002."
2.14
Op 10 december 2002 heeft CCC per e-mail aan Oranje mededeling gedaan van (diefstal)schade aan de [naam 3] .
2.15
Oranje heeft op 13 december 2002 bij e-mailbericht aan CCC medegedeeld:
"With reference to your e-mail message of today, please note we are not in a position to deal with your claim as cover has been cancelled retroactively as of 9 June 2002 due to non-payment of premium. (…)"
2.16
Bij brief van 29 december 2002 van CCC aan Oranje heeft CCC bezwaar gemaakt tegen de opzegging en haar beroep op verrekening herhaald. Volgens CCC er is na aftrek van de openstaande premie nog een resterend krediet van € 13.248,31. De brief vervolgde:
"4. Considering this facts we insist on that:
a) we never wanted to cancel the total police and never expressed this. We only wanted to cancel the insurance of [naam 1] from the beginning and expressed this clearly. (…)
b) after cancellation of the [naam 1] , insurance there was a high level of credit and we informed you to offset this credit against the premiums for [naam 2] and Caecilie. With this fax letter of offsetting the premiums were paid at Dec. 3, 2002 and your cancellation with the fax letter and the registered letter of Dec. 4, 2002 was without legal background, because the reason of cancellation had been dropped just a day before. (…)
6. In this context we have to inform you that our vessel [naam 2] was streamed by water sunk partly with her bow in the morning of Dec. 28, 2002 (…)
A technical inspection firm carried out inspection on Dec.26, afternoon, and Dec. 27.2002, in the morning and did not find any trace in respect of the accident to occur one day later, leading to the assumption that unkown Third Party might be involved.
2.17
Bij faxbericht van 31 december 2002 heeft Oranje aan CCC bericht:
"(…) we have nothing further to add to our previous messages. In the meantime, we did receive the written confirmation of underwriters that cover has been cancelled retroactively with effect from 9 June 2002, due to non-payment of premium."
2.18
In een in opdracht van CCC opgemaakte "Werttaxe" van 20 januari 2003 van scheepvaartaxateur [X] (hierna: [X] ) is vermeld:
"Im Dezember 2002 war das v.g. Fahrzeug durch einen Frostschaden im Maschinenraum mit dem Vorschiff gesunken, wobei Maschinenraum und Aufenthaltsraum voll Wasser gelaufen waren.
Nach durchgeführter Besichtigung schätzt der Unterzeichnende das Küstenstreifenboot " [naam 2] " auf einen Wert von
€ 9.500,--"
2.19
In een "Nachtrag zur Werttaxe vom 30.12.2002", gedateerd 11 februari 2004, heeft [X] geschreven:
"Am 28.12.2002 war das v.g. Fahrzeug durch einen Frostschaden im Maschinenraum mit dem Vorschiff gesunken, wobei Maschinenraum und Aufenthaltsraum voll Wasser gelaufen waren.
Aufgrund der daraufhin umfangreichen durchgeführten Instandsetzungsarbeiten sowie der Wertminderung nach dem Sinkvorgang schätzt der Unterzeichnende das Küstenstreifenboot " [naam 2] " vor dem Sinkvorgang im Dezember 2002 auf einen Wert von:
€ 185.000,--"
2.2
Bij e-mail van 24 januari 2007 heeft Marsh aan Verzekeraars het volgende gemeld:
"Wij kregen via Oranje Verzekeringen aangehechte brief (…) betreffende twee schaden van Catamaran Charter Company (CCC) uit 2002 en 2003.
Onderhavige polis (1730320C001) is per 9 juni 2002 geroyeerd wegens wanbetaling.
De schadedata zijn 28 december 2002 en januari 2003.
Deze schaden zijn destijds nooit bij ons aangemeld, ze zijn waarschijnlijk afgewezen door Oranje omdat er geen polis meer liep.
Oranje heeft ons verzocht deze schaden alsnog te melden bij verzekeraars.
Nu de schadedata na de royementsdatum liggen lijkt ons dit niet erg zinvol, maar Oranje stond hier op, dus bij deze. (…)"
2.22
Bij inleidende dagvaarding van 29 juni 2007 heeft CCC HDI, Fortis en Oranje gedagvaard en – zakelijk weergegeven – gevorderd:
-
primaireen verklaring voor recht dat de verzekeringsovereenkomst niet geldig is opgezegd en dat HDI en Fortis gehouden zijn dekking te verlenen onder de polis, althans de schade aan de [naam 2] en de [naam 3] in behandeling te nemen;
-
subsidiair(indien en voorzover de primaire vordering niet zou slagen) voor recht te verklaren dat Oranje is tekortgeschoten in haar zorgplicht en gehouden is tot vergoeding van de schade die CCC heeft geleden doordat er niet is uitgekeerd onder de polis, welke schade nader op te maken is bij staat.
2.23
Bij tussenvonnis van 20 mei 2009 heeft de rechtbank HDI en Fortis opgedragen te bewijzen dat zij op 4 december 2002, althans voor 31 december 2002 door Oranje en/of Marsh zijn ontslagen uit hun verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst. Voor het geval zou komen vast te staan dat als gevolg van de tussentijdse beëindiging van de polis een of meer van de schadevoorvallen niet zijn gedekt, overwoog de rechtbank ten aanzien van de subsidiaire vordering jegens Oranje onder meer:
"6.7 Vooropgesteld zij dat ter gelegenheid van het pleidooi Oranje heeft aangevoerd dat CCC in liquidatie verkeert en niet-ontvankelijk is in haar vordering voor zover de Duitse vereffenaar geen opdracht heeft gegeven voor het voeren van deze procedure. Desgevraagd heeft mr. Spanjaart, de behandelend advocaat van CCC, namens CCC aangegeven dat de Duitse vereffenaar als opdrachtgever is aan te merken voor het voeren van de onderhavige procedure. Vervolgens heeft Oranje het beroep op niet-ontvankelijkheid ingetrokken, zodat de rechtbank deze kwestie verder onbesproken laat.
(…)
6.10 (…)
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep op verrekening faalt. Dit betekent voorts dat CCC is tekortgeschoten in haar betalingsverplichtingen jegens Oranje.
6.11
Weliswaar diende Oranje als redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon actief te waken voor de belangen van CCC bij de tot haar portefeuille behorende verzekeringen, echter dit laat onverlet dat zij in actie mocht komen toen ondanks herhaalde sommatie premiebetaling uitbleef. In geval van wanbetaling heeft Oranje, althans Marsh, op grond van het bepaalde in artikel 2.3 van de premieclausule de bevoegdheid schriftelijk het krediet op te zeggen aan CCC. De hiervoor (…) weergegeven berichten van Oranje aan CCC behelzen niet een kredietopzegging in de zin van artikel 2.3 van de premieclausule en ook overigens is niet gebleken dat schriftelijke opzegging van het krediet aan CCC heeft plaatsgevonden. (…)
6.12
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat Oranje (…) en Marsh evenmin, bevoegd was om namens CCC verzekeraars uit hun verplichtingen van de verzekeringsovereenkomst te ontslaan. Het lag op de weg van Oranje om CCC duidelijk uit te leggen wat de consequenties van niet betaling zouden (kunnen) zijn. (…) Door op deze wijze te handelen is Oranje – in voorkomend geval – aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door CCC geleden schade.
(…)
6.13
Het verweer van Oranje dat het causale verband tussen haar tekortschieten en de door CCC geclaimde schade ontbreekt omdat door de wanbetaling van CCC hoe dan ook dekking onder de polis zou hebben ontbroken, faalt. Immers, Marsh was ingevolge het delcrederebeding bevoegd en gehouden om de premie bij vooruitbetaling te voldoen en dat is ook gebeurd. Zolang aan CCC niet het krediet was opgezegd en zolang de polis jegens CCC niet tussentijds was beëindigd, waren eventuele schadevoorvallen voor zover aan de dekkingsvoorwaarden was voldaan, onder de polis gedekt.
(…)
6.15
Tot slot heeft Oranje een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van CCC. (…) Naar het voorlopige oordeel van de rechtbank is de mate waarin het tekortschieten door CCC aan de – mogelijke – schade heeft bijgedragen echter aanzienlijk kleiner dan het effect van het tekortschieten door Oranje in haar professionele beroepsuitoefening. De rechtbank ziet aanleiding om in voorkomend geval de mate van eigen schuld van CCC aan schade vast te stellen op 10%. Dit gedeelte van de schade zal in dat geval voor eigen rekening van CCC blijven."
2.24
Bij vonnis van 29 augustus 2012 heeft de rechtbank in de procedure jegens HDI en Fortis voor recht verklaard dat de verzekeringsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd voor zover deze opzegging zag op de periode van 9 juni 2002 tot 31 december 2002 en dat HDI en Fortis gehouden zijn de schade aan de [naam 2] , gemeld op 28 december 2002, in behandeling te nemen. Tegen dit vonnis jegens HDI en Fortis zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit onherroepelijk is geworden. De vordering jegens HDI en Fortis voor zover ziende op de [naam 3] werd afgewezen. De rechtbank overwoog in dat verband dat CCC geen nadere informatie had overgelegd over een schade aan de [naam 3] in december 2002, maar wel zeer summiere informatie over een incident dat in januari 2003 (derhalve na ontvangst van de opzegging door Fortis en HDI) zou zijn voorgevallen.
2.25
In de procedure jegens Oranje overwoog de rechtbank dat, omdat ten aanzien van de [naam 3] de primaire vordering was afgewezen, in zoverre de subsidiaire vordering jegens Oranje weer in beeld kwam. Partijen werden in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten, waarbij zij zich dienden te beperken tot de schade aan de [naam 3] .
2.26
Ondertussen had CCC ook (in een procedure bekend bij rechtbank Rotterdam onder nummer C/10/449092 HA ZA 14-417) Verzekeraars gedagvaard en uitkering onder de polis ter zake van de schade aan de [naam 2] gevorderd. De rechtbank heeft de vordering van CCC bij vonnis van 11 maart 2015 afgewezen en heeft daartoe onder meer overwogen dat Verzekeraars eerst bij brief van 29 december 2006 van CCC over het bestaan van schade aan de [naam 2] zijn geïnformeerd en dat pas bij e-mail van Marsh van 24 januari 2007 het schadevoorval "officieel" aan HDI als leader onder de vlootpolis is gemeld, en dat daaraan niet kan afdoen dat CCC de schade aan de [naam 2] aan Oranje heeft gemeld, noch dat op dat moment een dispuut bestond tussen het al dan niet rechtsgeldig opzeggen van de polis.
2.27
Bij het thans bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de vordering jegens Oranje afgewezen. De rechtbank overwoog daartoe dat CCC heeft laten weten haar vordering voor zover deze ziet op de [naam 3] te laten rusten en dat zij haar stelling dat Verzekeraars dekking ten aanzien van de [naam 2] hebben geweigerd, onvoldoende heeft onderbouwd.
3.1
In hoger beroep vordert CCC de vernietiging van het bestreden eindvonnis en vordert dat het hof opnieuw recht doende haar vordering zal toewijzen zoals vermeld in de dagvaarding van 29 juni 2007, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden. CCC stelt zich op het standpunt dat uit het vonnis van de rechtbank in de zaak tegen Verzekeraars (zie rov. 2.25) genoegzaam blijkt dat Oranje is tekortgeschoten in haar zorgplicht als tussenpersoon, omdat zij heeft nagelaten de schade aan de [naam 2] tijdig, al dan niet door tussenkomst van Marsh, aan Verzekeraars te melden.
3.2
In het voorwaardelijk incidenteel appel vordert Oranje vernietiging van het tussenvonnis van 20 mei 2009, alsmede het bestreden eindvonnis, voor zover daaruit zou volgen dat de vorderingen van CCC dienen te worden toegewezen wanneer Verzekeraars niet tot uitkering zouden hoeven overgaan. De grieven zijn gericht tegen de hiervoor weergegeven rov. 6.11 t/m 6.15 van het tussenvonnis van 20 mei 2009 en de overwegingen in het eindvonnis die hierop voortborduren.
3.3
Nu Oranje geen grieven heeft gericht tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 6.7 van het tussenvonnis van 20 mei 2009 en zich in hoger beroep evenmin heeft beroepen op de niet-ontvankelijkheid van CCC, gaat het hof ervan uit dat in voldoende mate vaststaat dat de Duitse vereffenaar als opdrachtgever is aan te merken voor het voeren van de onderhavige appelprocedure.
3.4
Het hof overweegt ten aanzien van de omvang van het appel als volgt.
Geen grieven zijn gericht tegen de overwegingen van de rechtbank in het eindvonnis ten aanzien van de [naam 3] . Dit betekent dat het hof er vanuit dient te gaan dat CCC haar vordering ter zake van de schade aan de [naam 3] heeft laten rusten en deze vordering ook in hoger beroep niet handhaaft. Dat betekent dat het in hoger beroep nog slechts kan gaan om de schade aan de [naam 2] . Ten aanzien van deze schade heeft de rechtbank echter bij vonnis van 29 augustus 2012 de
primairevordering toegewezen, zodat ten aanzien van die schade niet meer kan worden toegekomen aan de voorwaardelijk (immers onder de voorwaarde dat de primaire vordering niet zou slagen)
subsidiairingestelde vordering jegens Oranje. CCC heeft in hoger beroep haar eis niet gewijzigd, hetgeen betekent dat het hof ook in hoger beroep niet aan de subsidiaire vordering t.a.v. de [naam 2] kan toekomen, omdat de voorwaarde niet is vervuld. Dat de rechtbank in haar eindvonnis wel overwegingen aan de schade aan de [naam 2] heeft gewijd, kan hieraan niet afdoen. De conclusie kan geen andere zijn, dan dat de rechtbank in zoverre buiten het petitum is gegaan. In eerste aanleg heeft CCC immers nergens, en zeker niet voldoende kenbaar, haar eis gewijzigd.
3.5
Voor zover CCC met haar grief heeft beoogd in hoger beroep haar eis te wijzigen en thans (onvoorwaardelijk) toewijzing van haar subsidiaire vordering jegens Oranje (naar het hof begrijpt: enkel ten aanzien van de schade aan de [naam 2] ) vordert, overweegt het hof dat deze vordering niet toewijsbaar is, omdat Oranje terecht heeft gesteld dat CCC het (door Oranje bestreden) causale verband tussen de gestelde schade en het (thans) aan Oranje verweten nalaten onvoldoende heeft onderbouwd, hetgeen zeker onder de gegeven omstandigheden (waarin sprake is van een zeer lang tijdsverloop en waarbij moet worden vastgesteld dat CCC meermaals standpunten heeft ingenomen, die later onhoudbaar bleken) wel van haar had mogen worden verwacht.
3.6
Uit het vonnis van 11 maart 2015 in de procedure tegen Verzekeraars blijkt immers dat Verzekeraars zich niet alleen op te late melding hebben beroepen, maar er tevens op hebben gewezen dat het een oud schip betrof (bouwjaar 1965), zodat voldoende zorg voor onderhoud en het tijdig uitvoeren van noodzakelijke reparaties en, waar nodig, het vervangen van versleten onderdelen tot de gebruikelijke door CCC te betrachten zorg voor het schip behoorden. Daar op grond van de toepasselijke polisvoorwaarden schade door onvoldoende onderhoud is uitgesloten en de door CCC ingeschakelde taxateur in zijn taxatierapport van 20 januari 2003 spreekt van "
durch einen Frostschaden im Maschinenraum", mocht van CCC worden verwacht dat zij het rapport van de technische Inspectie van de [naam 2] die blijkens haar brief van 29 december 2002 op 26 en 27 december zou hebben plaatsgevonden had overgelegd om aan te tonen dat zij aan haar onderhoudsplicht had voldaan. Zij heeft dit echter nagelaten. Dit betekent dat ook om die reden het principaal appel niet kan slagen.
3.7
Dit betekent tevens dat aan het voorwaardelijk incidenteel appel niet wordt toegekomen. Het bestreden eindvonnis zal worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past dat CCC wordt veroordeeld in de kosten van het principaal appel.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, team handel van 15 mei 2013;
- veroordeelt CCC in de kosten van het geding in het principale hoger beroep, aan de zijde van Oranje tot op heden begroot op € 683,-- aan griffierecht en € 2.632,-- aan salaris advocaat en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met
€ 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, M.M. Olthof en F.R. Salomons en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.