Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
- op 23 december 2016 een V-formulier van 21 december 2016 met bijlagen;
- op 25 september 2017 een faxbericht van diezelfde datum, tevens ingekomen per post op 26 september 2017, met bijlagen;
- op 14 februari 2018 een brief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 3 maart 2017 een brief van 1 maart 2017 met als bijlage een V-formulier van 1 maart 2017 met bijlagen;
- op 16 maart 2017 een V-formulier van 14 maart 2017 met bijlagen;
- op 26 september 2017 een faxbericht van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van eveneens diezelfde datum met bijlagen;
- op 6 februari 2018 een brief van 5 februari 2018 met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 15 februari 2018 een faxbrief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van eveneens diezelfde datum met bijlagen.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat alsmede door [naam tolk] , tolk in de [taal] taal;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
- ten laste van de man een uitkering tot levensonderhoud toegekend aan de vrouw van € 1.352,- per maand;
- bepaald dat de verplichting van de man om bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw eindigt op de datum gelegen vijf jaren na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
- de man tot 1 oktober 2016 een bedrag van € 5.112,- per maand zal bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw bij vooruitbetaling te voldoen voor het eerst op de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, althans een bijdrage met ingang van een datum vast te stellen zoals het hof in goede justitie meent te behoren;
- de man met ingang van 1 oktober 2016 een bedrag van € 4.693,- per maand zal bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw bij vooruitbetaling te voldoen, althans een bijdrage met ingang van een datum vast te stellen zoals het hof in goede justitie meent te behoren;
- de verplichting van de man om bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw eindigt op de datum gelegen twaalf jaren na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en te bepalen:
- dat de verplichting van de man om bij te dragen in het levensonderhoud eindigt op één jaar gelegen na de datum van inschrijving van de echtscheiding althans verzoekt de man een limitering van de alimentatieverplichting voor een korte termijn, korter dan vijf jaar.
- dat de man tot 15 oktober 2016 geen alimentatie zal hoeven te voldoen aan de vrouw, onder verplichting van de vrouw tot terugbetaling van de te veel door haar ontvangen alimentatie vanaf de dag der inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand tot en met 15 oktober 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van dit verzoek tot aan de dag der algehele betaling;
- dat de man met ingang van 15 oktober 2016 geen alimentatie zal hoeven te voldoen aan de vrouw, onder verplichting van de vrouw tot terugbetaling van de te veel door haar ontvangen alimentatie vanaf 15 oktober 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van dit verzoek tot aan de dag der algehele betaling, althans dat hij met ingang van 15 oktober 2016 een in goede justitie te bepalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw zal voldoen dat lager ligt dan € 1.352,- bruto per maand, met daarbij een afbouw in maximaal vijf jaar, doch zoveel mogelijk korter conform een in goede justitie te bepalen termijn.
€ 500,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van dit verzoek tot aan de dag er algehele voldoening.
Procesrechtelijk
Lotsverbondenheid
Limitering duur partneralimentatie
.De man is van mening dat de rechtbank de partneralimentatie terecht heeft gelimiteerd. Hij wijst erop dat de voorhuwelijkse samenwoning voor de duur van de alimentatieperiode niet relevant is. Partijen hebben voorts gedurende de huwelijkse periode feitelijk slechts de helft van de tijd samengewoond omdat de vrouw de overige tijd elders bij haar dochter verbleef. Overigens is zij reeds in de zomer van 2015 naar deze dochter vertrokken. De man herhaalt ook in het kader van de limitering (i) dat vaststaat dat partijen reeds in 2014 bezig waren met een echtscheidingsverzoek (ii) dat de vrouw de akte van berusting ten behoeve van de door de man verzochte akte non-appel bewust niet heeft ondertekend om overschrijding van de vijfjaarstermijn te bewerkstelligen en zo recht op partneralimentatie gedurende twaalf jaar te verkrijgen. Volgens de man zijn er gronden aanwezig om de alimentatieduur te verkorten tot één jaar.
Behoefte van de vrouw
€ 2.659,- per maand.
Behoeftigheid
.De vrouw vindt het onredelijk dat de rechtbank aan haar zijde rekening heeft gehouden met een inkomen van € 582,- netto per maand, terwijl zij gedurende het huwelijk geen inkomen heeft gehad en op dit moment dit inkomen ook niet geniet. Gelet op haar leeftijd, opleiding, werkervaring en haar beperkte kennis van de Nederlandse taal heeft zij onvoldoende mogelijkheid om dit inkomen binnen afzienbare tijd te verdienen. Tijdens het huwelijk was sprake van een traditionele rolverdeling. In 2015 heeft zij onder druk van de man enkele maanden schoonmaakwerk verricht, maar dit was logistiek niet langer mogelijk toen zij de echtelijke woning verliet en verhuisde. De vrouw stelt over onvoldoende financiële middelen te beschikken om te kunnen voorzien in haar vaste lasten, laat staan dat zij in haar welstandsgerelateerde behoefte zou kunnen voorzien. De vrouw meent in eerste aanleg voldoende aannemelijk te hebben gemaakt dat zij zich inspant om betaald werk te vinden.
€ 1.460,- bruto per maand.