Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummers rechtbank : 4758940 RL EXPL 16-1512 en 5033204 RL EXPL 16-12598
Arrest van 1 mei 2018
[appellant] ,
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
het Centraal Justitieel Incassobureau,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep tegen het vonnis van 10 februari 2016
Beoordeling van het hoger beroep tegen het vonnis van 29 september 2016
eerste griefbestreden dat de Staat hem in gijzeling mocht nemen. Voorts heeft hij aangevoerd dat toen hij werd gegijzeld, een agent ten onrechte de schapen van zijn terrein heeft meegenomen naar een schapenhouder waarna ze zijn verkocht. Verder heeft zijn advocaat destijds zijn belangen niet goed behartigd, heeft hij tijdens zijn detentie geen bezoek mogen ontvangen van zijn echtgenote (die een 24 uur begeleiding en een CIZ-indicatie had), kreeg zijn echtgenote geen hulp en heeft de dierenpolitie een lam dood laten gaan. Zijn conclusie is dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door hem te gijzelen en dat hij daardoor schade heeft geleden, zoals in eerste aanleg begroot. Met zijn
tweede griefis [appellant] opgekomen tegen het oordeel dat er geen grond bestaat om de Staat tot schadevergoeding te veroordelen. [appellant] heeft daartoe aangevoerd dat hij vanwege betalingsonmacht de gijzeling niet kon voorkomen door de boetes te voldoen of een betalingsregeling voor te stellen. Bij de kantonrechter te Bergen op Zoom (de procedures leidend tot de beschikkingen van 30 juni 2011) had [appellant] zijn betalingsonmacht uitvoerig kenbaar gemaakt, zodat dit ook in de procedures te Leeuwarden aanleiding had moeten zijn om zijn betalingsonmacht aan te nemen, aldus [appellant] .