ECLI:NL:GHDHA:2018:829

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
22-003801-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot diefstal uit woningen door middel van flippers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Algerije in 1969 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden wegens poging tot diefstal uit woningen. Het hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat het medeplegen van de diefstal bewezen achtte. De verdachte had op of omstreeks 22 augustus 2017 samen met anderen geprobeerd goederen weg te nemen uit woningen in Rotterdam door gebruik te maken van zogenoemde flippers, een techniek waarbij een valse sleutel wordt gebruikt om de deur te openen. Het hof heeft de betrokkenheid van de verdachte vastgesteld aan de hand van camerabeelden en het aangetroffen inbrekersgereedschap. De verdachte's verklaring dat hij de tas met inbrekersgereedschap had gevonden, werd als ongeloofwaardig beschouwd. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook zijn eerdere veroordelingen zijn meegewogen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003801-17
Parketnummer: 10-691127-17
Datum uitspraak: 11 april 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 31 augustus 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortejaar] 1969,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 28 maart 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit één of meer woningen gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan tot nu toe onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen, door middel van een valse sleutel, met één of meer van zijn mededader(s) naar voornoemde woningen is/zijn gegaan en/of (vervolgens) met een hard stuk plastic heeft "geflipperd" tussen één of meer (voor)deur(en)(kozijnen) en slot(en) van voornoemde woningen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Gevoerd verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – een en ander zoals verwoord in zijn overgelegde pleitnota - betoogd dat geen sprake is geweest van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte en zijn medeverdachten opereren, zoals het hof heeft waargenomen op de camerabeelden welke ter terechtzitting zijn getoond, naar de uiterlijke verschijningsvorm zichtbaar gezamenlijk. Ze lopen samen over de [adres], wachten op elkaar als één van hen een portiek ingaat en communiceren met elkaar. Daarbij voert tenminste één van de medeverdachten handelingen uit bij voordeuren van woningen. Bij beide medeverdachten zijn zogenoemde flippers aangetroffen, te weten een plastic kaartje dat tussen de deur en het kozijn kan worden gestoken om het slot (en zodoende de deur) te openen. Bij de verdachte is een AH-tas met inbrekersgereedschap aangetroffen, met daarin een moersleutel, schroevendraaiers en een breekijzer.
Het hof acht de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de tas met inbrekersgereedschap even voor zijn aanhouding op de [adres] op straat heeft gevonden, niet in de tas had gekeken en dat hij van plan was deze tas bij de prullenbak bij de tramhalte even verderop weer weg te gooien, ongeloofwaardig.
Het hof is, mede gelet op de bij de medeverdachten aangetroffen flippers, van oordeel dat bovengenoemd gereedschap bestemd was om, als de verdachten eenmaal een woning binnen waren, te gebruiken bij het wegnemen van goederen en/of geld.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks22 augustus 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit
één of meerwoningen gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld,
geheel of ten deletoebehorende aan tot nu toe onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en
/ofzijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/ofdie/dat weg te nemen goederen en/of geld onder
zijn/haar/hun bereik te brengen, door middel van een valse sleutel, met één of meer van zijn mededader(s) naar voornoemde woningen is
/zijngegaan en
/of(vervolgens) met een hard stuk plastic heeft "geflipperd" tussen één of meer (voor)deur(en)(kozijnen) en slot(en) van voornoemde woningen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan poging tot diefstal uit woningen door middel van zogenoemde flippers. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. Een woning is een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin. Diefstal veroorzaakt veel overlast en onrust in de samenleving.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit aarrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. I.P.A. van Engelen en mr. E. van Die, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 april 2018.