ECLI:NL:GHDHA:2018:786
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.E.A.M. van Waesberghe
- E. van Die
- T.J.P. van Os van den Abeelen
- Rechtspraak.nl
Veroordeling wegens opzetheling en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 maart 2017. De veroordeelde was eerder schuldig bevonden aan opzetheling, meermalen gepleegd, en kreeg een taakstraf opgelegd. De rechtbank had vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 6.500,- bedroeg en legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van hetzelfde bedrag. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 maart 2018 heeft het hof de vordering van het Openbaar Ministerie gehoord, die de eerdere beslissing wilde handhaven. Het hof heeft echter geconcludeerd dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde uit zijn handelen financieel voordeel heeft genoten, maar dat dit voordeel, rekening houdend met civielrechtelijke veroordelingen, op nihil moet worden vastgesteld. Dit betekent dat de vordering van het Openbaar Ministerie tot betaling aan de Staat werd afgewezen.
Het hof oordeelde dat de bijdrageplicht van de veroordeelde jegens andere hoofdelijk verbonden partijen zich uitstrekt tot het aan hem toe te rekenen deel van de hoofdschuld, maar dat het bedrag van € 6.500,- in mindering moet worden gebracht op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Uiteindelijk heeft het hof de vordering tot betaling aan de Staat afgewezen en het vonnis van de rechtbank vernietigd.