Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 10 april 2018
TIMAC MANAGEMENT INTERNATIONAL B.V.,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid),
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
I een verklaring voor recht dat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld uit hoofde van zijn toezicht- en boeteopleggingsbevoegdheden, meer in het bijzonder door het nemen van de boetebesluiten en de beslissingen op bezwaar, en dat de Staat jegens haar aansprakelijk is voor de schade die zij daardoor heeft geleden,
VI € 5.445,- voor de buitengerechtelijke kosten en
- door het nemen van voormelde boetebesluiten en de beslissingen op bezwaar
Grief IIricht zich tegen de overweging dat de Arbeidsinspectie bij haar onderzoek de relevante dossiers bij de CWI had opgevraagd en de haar verstrekte informatie heeft gebruikt. De Arbeidsinspectie heeft haar informatie zelf geselecteerd en gekopieerd uit de dossiers van de CWI, aldus Timac. Met
grief IIIkomt Timac op tegen de overwegingen dat de Arbeidsinspectie niet had kunnen en moeten weten dat de informatie vanuit de CWI mogelijk niet volledig was en verder navraag had moeten doen bij de CWI.
Grief IVbetreft de overweging dat de Arbeidsinspectie op basis van alle feiten en omstandigheden, dus ook op basis van informatie die [bestuurder appellante] haar gaf, tot haar conclusie is gekomen.
Grief Vricht zich tegen de verwerping (en de motivering daarvan) van de stellingen van Timac dat de Arbeidsinspectie de vreemdelingen op onzorgvuldige wijze heeft verhoord en (daarbij) ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de onderwijsstructuur van de hotelscholen in Indonesië. In de toelichting op de grief heeft Timac ook aangevoerd dat de inspectie heeft gedwaald ten aanzien van de vigerende wet- en regelgeving. Op dat laatste ziet ook
grief VI, waarmee Timac zich voorts ertegen keert dat in de boeterapporten niet per vreemdeling is aangegeven aan welke vereisten niet is voldaan en waarbij Timac aanvoert dat de boeterapporten onredelijk lang op zich hebben laten wachten.
Grief VIIricht zich tegen de tussenconclusie van de rechtbank dat de Arbeidsinspectie geen algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden.
Grief VIIIbetreft het door de rechtbank verworpen causaal verband tussen het bestuursrechtelijk handelen van de Staat en de schade van Timac.
Timac heeft ter onderbouwing van het gevorderde bedrag van € 6.581,68 als productie 77 bij memorie van grieven facturen overgelegd. Dit betreft een factuur van 28 september 2010 inzake griffierecht ad € 298,- en een factuur van 30 september 2010 inzake “A.I. voorlopige voorziening” ad € 4.231,52 exclusief BTW – deze twee facturen zijn samen € 4.529,52 en hebben het stempel: “Betaald p. Bank 12 okt. 2010” – en een factuur van 29 oktober 2010 inzake “A.I. voorlopige voorziening” ad € 2.052,16 (exclusief BTW) met het stempel “Betaald p. Bank 11 nov. 2010”. Deze door Timac gemaakte kosten, acht het hof redelijk. De Staat dient deze factuurbedragen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub a BW aan Timac te vergoeden, zijnde in totaal € 6.581,68 zoals gevorderd. De gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW kan worden toegewezen vanaf 12 oktober 2010, respectievelijk 11 november 2010, zijnde de vervaldata van de facturen (betaling binnen 14 dagen) en de dagen waarop kennelijk is betaald.