ECLI:NL:GHDHA:2018:683

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
22-002539-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot woninginbraak met taakstraf en hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1993, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden voor een poging tot woninginbraak op 29 december 2015 in Rijswijk. De verdachte had geprobeerd met een schroevendraaier een raam van de woning van een benadeelde partij te openen, maar de inbraak was niet voltooid. De advocaat-generaal vorderde vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot woninginbraak. Het hof baseerde zijn oordeel op forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen op de schroevendraaier die overeenkwamen met het DNA van de verdachte. Het hof verwierp het alternatieve scenario van de verdachte dat iemand anders zijn gereedschap had gebruikt, omdat dit niet onderbouwd was. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte geen respect had getoond voor de eigendommen van de benadeelde partij, wat gevoelens van onveiligheid bij de samenleving teweegbrengt. De beslissing van het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een passende straf op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002539-17
Parketnummer: 09-040673-17
Datum uitspraak: 13 maart 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 26 april 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
[BPR-adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
27 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 december 2015 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed naar zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed naar zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, immers hij hij, verdachte, zich de toegang tot de achtertuin behorende bij de woning van die [benadeelde partij] verschaft en/of vervolgens getracht met een schroevendraaier een raam van de woning van die [benadeelde partij] te verbreken/open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 december 2015 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed naar zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goed naar zijn gading onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking, immers
hijheefthij, verdachte, zich de toegang tot de achtertuin behorende bij de woning van die [benadeelde partij] verschaft en
/ofvervolgens getracht met een schroevendraaier een raam van de woning van die [benadeelde partij] te verbreken
/open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachtes DNA op ettelijke schroevendraaiers en gereedschap te vinden is, nu hij veel voor en bij vrienden klust. Verder heeft de verdachte het vermoeden dat iemand anders zijn, verdachtes, naam bij de politie heeft opgegeven toen de politie op de plaats delict was gearriveerd en daar een persoon aantrof.
De politie heeft in het proces-verbaal van bevindingen niet gerelateerd over specifieke kenmerken als een identificatienummer of aanduiding van een overgelegd ID-bewijs dan wel uiterlijke kenmerken van degene die die betreffende nacht bij de woning van de aangever is gecontroleerd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 29 december 2015 is gepoogd in te breken in de woning aan de [adres] in Rijswijk. Aan de achterzijde van deze woning bevond zich een omsloten tuin. Rechts van de achterdeur van de woning was een raam aanwezig. In de linkersluitnaad van dit raam werd op een hoogte van 16 centimeter een vastgeklemde schroevendraaier aangetroffen. Voorts werden in de linkersluitnaad meerdere in- en tegendruksporen waargenomen. Een van de borgingen van de sluiting van het raam was losgewrikt. Na sporenonderzoek is van het handvat van de schroevendraaier huidepitheel afgenomen. Na verder forensisch onderzoek bleek het aangetroffen spoor het DNA profiel van slechts één persoon te bevatten. Dit DNA profiel matcht met dat van de verdachte.
De verdachte heeft zich bij de politie consequent op zijn zwijgrecht beroepen ten aanzien van het ten laste gelegde feit.
Eerst ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte een ‘alternatief scenario’ gepresenteerd, kort gezegd inhoudende, dat verdachtes DNA zich op veel gereedschap zal bevinden en iemand anders in het onderhavige geval kennelijk zijn gereedschap heeft gebruikt.
Het hof stelt vast dat het ‘alternatieve scenario’ niet méér inhoudt dan een vage veronderstelling, een speculatie over de daderschap van een onbekende andere persoon, zonder enige nadere onderbouwing. Het kan dan ook het niet worden aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, zodat het hof er reeds daarom aan voorbij gaat.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden – in onderlinge verband en samenhang bezien – is het hof van oordeel dat het aangetroffen spoor op het handvat van de schroevendraaier is aan te merken als een daderspoor. De verdachte heeft aldus na het betreden van de omsloten tuin aan de achterzijde van de woning van de aangever een raam verbroken door met een schroevendraaier stevig in het sluitnaad te wrikken. Hierdoor heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak zoals bewezenverklaard.
Nu het hof het proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2016 (PL1500-2015378317-7) niet voor het bewijs zal bezigen, zal het hof het verweer van de raadsman, dat daarop betrekking heeft, verder buiten bespreking laten.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van de bewoner van de betreffende woning en zijn persoonlijke levenssfeer. Feiten als het onderhavige brengen in de regel ook bij andere burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 februari 2018.
Daarnaast houdt het hof rekening met de relatieve ouderdom van het bewezenverklaarde feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. C.G.M. van Rijnberk,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 maart 2018.