ECLI:NL:GHDHA:2018:673

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
22-003385-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon met een gevangenisstraf en verwerping van putatief noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld tot 90 dagen gevangenisstraf, waarvan 63 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De zaak betreft openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte op 11 maart 2017 in Rijswijk een fiets tegen het lichaam van het slachtoffer gooiden. De verdachte stelde dat hij handelde uit putatief noodweer, omdat het slachtoffer met zijn handen in zijn zakken op hen afkwam. Het hof verwierp dit beroep, oordelend dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een dreigende situatie. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 90 dagen op, waarvan 63 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte een ontoelaatbare inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat gevoelens van onveiligheid in de maatschappij teweegbrengt. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, maar het hof oordeelde dat de bijzondere voorwaarden niet meer noodzakelijk waren, aangezien hij na het feit niet opnieuw met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003385-17
Parketnummer: 09-827157-17
Datum uitspraak: 14 maart 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 20 juli 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 28 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot 90 dagen gevangenisstraf met aftrek waarvan 63 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daarbij bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 maart 2017 te Rijswijk openlijk, te weten op of aan de openbare weg, De Delftweg, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij], welk geweld bestond uit:
-het gooien van een fiets tegen/op de borst, althans het lichaam, van die [benadeelde partij] en/of
- meermalen, althans eenmaal duwen, tegen het lichaam van die [benadeelde partij], ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] van zijn fiets/op de grond is gevallen en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug, althans het lichaam, van die [benadeelde partij];
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 maart 2017 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]) heeft mishandeld door
-een fiets tegen/op de borst , althans het lichaam, van die [benadeelde partij] te gooien/of
-meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde partij] te duwen, ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] van zijn fiets/op de grond is gevallen en/of
-meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde partij] in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug, althans het lichaam te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op
of omstreeks11 maart 2017 te Rijswijk openlijk, te weten op of aan de openbare weg, De Delftweg,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij], welk geweld bestond uit:
-het gooien van een fiets tegen
/op de borst, althanshet lichaam
,van die [benadeelde partij] en
/of
- meermalen
, althans eenmaalduwen
,tegen het lichaam van die [benadeelde partij], ten gevolge waarvan die [benadeelde partij]
van zijn fiets/op de grond is gevallen en
/of
- meermalen
, althans eenmaal, slaan en/ofstompen en
/ofschoppen
en/of trappen in/op/tegen het gezicht en
/of het hoofd en/of de rug, althanshet lichaam
,van die [benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verdachte een beroep op putatief noodweer toekomt, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman voert hiertoe aan dat het slachtoffer op de verdachte en medeverdachte af kwam lopen terwijl hij bepaalde bewegingen maakte waardoor de verdachte de indruk kreeg dat het slachtoffer een wapen of iets dergelijks bij zich had. De verdachte heeft daarop uit voorzorg een fiets tegen het slachtoffer gegooid en hem klappen gegeven.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Indien door of namens de verdachte een beroep is gedaan op zogenoemde putatieve noodweer, zal de rechter moeten onderzoeken of sprake was van verontschuldigbare dwaling aan de kant van de verdachte, bijvoorbeeld omdat hij niet alleen kon, maar redelijkerwijs ook mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld, dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
De verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat het slachtoffer zich op enigerlei wijze jegens hem of zijn medeverdachte dreigend heeft gemanifesteerd. De enkele omstandigheid dat het slachtoffer met zijn handen in zijn zakken kwam aanlopen in de richting van de verdachte en zijn medeverdachte, is onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte redelijkerwijs in de veronderstelling kon verkeren dat aangever iets uit zijn zakken zou halen om hem of de medeverdachte aan te vallen of te verwonden. Verdachte was daar bovendien samen met een vriend, de medeverdachte, terwijl het slachtoffer alleen was. Ook dit gegeven sterkt het hof in zijn oordeel dat er geen sprake was van een (putatieve) noodweersituatie waartegen de verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen. Het hof verwerpt dan ook het beroep op putatief noodweer.
Er is ook verder geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon. Door aldus te handelen heeft de verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van geweld kunnen zich, naast de lichamelijke klachten die zij van het gebeurde ondervinden, nog lange tijd angstig en onveilig voelen. Bovendien brengen feiten als het onderhavige alleen al vanwege de openbaarheid ervan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof acht het continueren van de, de in eerste aanleg opgelegde, bijzondere voorwaarden niet meer noodzakelijk nu de verdachte na het plegen van het onderhavige feit niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
63 (drieënzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. TH.P.L. Bot en mr. J.M. ten Voorde, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 maart 2018.
Mrs. Th.P.L. Bot en J.M. ten Voorde zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.