ECLI:NL:GHDHA:2018:665

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
22-003306-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake verboden wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 juli 2017. De verdachte is beschuldigd van het voorhanden hebben van verschillende wapens, waaronder een kogelgeweer, een gaspistool en een gasdrukrevolver, evenals bijbehorende munitie. In eerste aanleg werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar en een geldboete van € 2.500,-. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en dat de verdachte wordt vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, terwijl voor de andere feiten een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van € 1.000,- werd geëist.

Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte op 20 juni 2016 in 's-Gravenhage in het bezit was van verboden wapens. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan het eerste ten laste gelegde feit, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Voor de feiten 2 en 3 heeft het hof echter bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens van categorie III en een gasdrukrevolver.

De strafmaat is bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof heeft benadrukt dat het voorhanden hebben van dergelijke wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt, ongeacht de intenties van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003306-17
Parketnummer: 09-818214-16
Datum uitspraak: 5 maart 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 juli 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1948,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 19 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geldboete ter hoogte van € 2.500,-, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis, te betalen in 10 termijnen van € 250,- elk. Voorts is het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 20 juni 2016 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen (PPSH41, serienummer [nr.]) voorhanden heeft gehad;
2:
hij op of omstreeks 20 juni 2016 te 's-Gravenhage een of meer wapens van categorie III, te weten: - een kogelgeweer (Mosin Nagant, serienummer [nr.]) en/of - een gaspistool (Walther PK 380, serienummer [nr.]) en/of munitie van categorie III, te weten: - 37 geweerpatronen (kaliber 7.62 x 54) en/of - 6 knalpatronen (kaliber 7.62x54) - 150 knalpatronen (kaliber 9mm P.A.K.) voorhanden heeft gehad;
3:
hij op of omstreeks 20 juni 2016 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukrevolver (Colt SAA.45), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, nu de onder verdachte in beslag genomen wapens zijn vernietigd en er derhalve niet meer gecontroleerd kan worden of het inderdaad verboden wapens waren, een en ander zoals weergegeven in de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota.
Het hof beslist hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 20 juni 2016 verklaard afstand te doen van de betreffende wapens en op 21 juni 2016 een dienovereenkomstige verklaring ondertekend, inhoudende dat hij van deze goederen afstand doet “, zodat met deze voorwerpen kunnen worden gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer”.
Nadat de raadsman bij faxbericht van 13 september 2016 het Openbaar Ministerie nog te kennen had gegeven dat “…… geen nader onderzoek nodig is (bekennende verdachte)”, heeft de raadsman eerst bij faxbericht van 3 april 2017 verzocht de betrokken wapens ter zitting aanwezig te doen zijn “om rechtbank betere indruk te geven vwb aard wapens, al dan niet bruikbaarheid, decoratieve doeleinden ed.”. Uit het antwoord d.d. 1 juni 2017 hierop van de officier van justitie blijkt evenwel dat de wapens inmiddels waren vernietigd.
Niet gebleken is dat er op het moment van vernietiging enig concreet bezwaar van de verdachte tegen de in ambtsedige processen-verbaal d.d. 21 juni 2016 neergelegde beschrijvingen van de betrokken voorwerpen bestond, noch dat er een aanwijzing was dat het onderzoek naar de waarheidsvinding door de vernietiging anderszins enige schade zou kunnen leiden.
Tegen de achtergrond hiervan had het op de weg van de verdediging gelegen gemotiveerd te stellen dat het Openbaar Ministerie, door het laten vernietigen van de wapens, ernstig inbreuk heeft gemaakt op beginselen van behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Naar het oordeel van het hof voldoet het verweer aan deze eis niet. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op
of omstreeks20 juni 2016 te 's-Gravenhage
een of meerwapens van categorie III, te weten:
- een kogelgeweer (Mosin Nagant, serienummer [nr.]) en
/of
- een gaspistool (Walther PK 380, serienummer [nr.]) en
/ofmunitie van categorie III, te weten:
- 37 geweerpatronen (kaliber 7.62 x 54) en
/of
- 6 knalpatronen (kaliber 7.62x54)
- 150 knalpatronen (kaliber 9mm P.A.K.)
voorhanden heeft gehad;
3:
hij op
of omstreeks20 juni 2016 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukrevolver (Colt SAA.45), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een kogelgeweer, een gaspistool, een gasdrukrevolver en (daarbij behorende) munitie.
Het voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie is verboden omdat dit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen oplevert. Het feit dat de verdachte een verzamelaar is en niet de intentie heeft om de vuurwapens te gebruiken, maakt het risico niet anders nu dat niet uitsluit dat de wapens en munitie in verkeerde handen terecht komen. Derhalve dient er streng te worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het
onder 1ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) achtereenvolgende maandelijkse termijnenvan
€ 200,00 (tweehonderd euro) elk.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. S. Verheijen en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 maart 2018.
Mr. J.J.H.M. van Gennip is buiten staat dit arrest te ondertekenen.