Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 9 december 2016. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor schuldheling en kreeg een taakstraf opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar met een andere kwalificatie voor het subsidiair ten laste gelegde feit. De verdachte was beschuldigd van het wegnemen van een auto, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de feiten had begaan. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en mr. W.P.C.M. Bruinsma was niet in staat het arrest te ondertekenen.