ECLI:NL:GHDHA:2018:657

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
200.220.939/01 en 200.220.941/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en rechtsmacht van de Nederlandse rechter in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw te oordelen over de echtscheiding, met de stelling dat de Nederlandse rechter onbevoegd is. De vrouw stelt dat de man onrechtmatig heeft gehandeld door haar computer te hacken, waardoor hij op de hoogte raakte van haar voornemen om een echtscheiding in Californië aan te vragen. De man, verweerder in hoger beroep, betwist de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter en stelt dat de rechtbank terecht de echtscheiding heeft uitgesproken, nu beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben en er sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk.

Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter dwingendrechtelijk bevoegd is op basis van de Europese verordening Brussel II bis, omdat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben. Het hof wijst de verzoeken van de vrouw af en bekrachtigt de bestreden beschikking. De vrouw kan haar verzoek tot benoeming van een deskundige niet in deze procedure indienen, aangezien dit niet in verband staat met de echtscheiding. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is op 14 februari 2018 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 14 februari 2018
Zaaknummers : 200.220.939/01; 200.220.941/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 16-1866 en FA RK 16-9342
Zaaknummers rechtbank : C/09/507053 en C/09/523192
[appellante] ,
wonende te [woonplaats 1] , Californië, Verenigde Staten van Noord-Amerika,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. O.J.V. van Beekhof te Amsterdam,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats 2] , Californië, Verenigde Staten van Noord-Amerika,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.L.A. van Opstal te ’s-Hertogenbosch.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 9 augustus 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 mei 2017 van de rechtbank Den Haag (hierna te noemen: de bestreden beschikking).
De man heeft op 29 september 2017 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 21 augustus 2017 een V-formulier van 18 augustus 2017 met bijlagen;
- op 3 november 2017 een brief van 2 november 2017 met als bijlage een V-formulier van 2 november 2017 met bijlagen;
- op 8 januari 2018 een V-formulier van diezelfde datum met als bijlage een brief van diezelfde datum met bijlage;
van de zijde van de man:
- op 3 januari 2018 een V-formulier van diezelfde datum met brief met bijlagen.
De zaak is op 18 januari 2018 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, vergezeld door haar advocaat en mr. C. Ouwens;
- de man, vergezeld door zijn advocaat.
De beide advocaten hebben ter zitting pleitnotities overgelegd. De man heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen het door de vrouw overleggen van een drietal producties, die aan de pleitnota zijn gehecht.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en – voor zover van belang in hoger beroep – bepaald dat de beslissing op de verzoeken ten aanzien van de partneralimentatie, de verdeling van de eenvoudige gemeenschap en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, in afwachting van de resultaten van het mediationtraject, wordt aangehouden.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- partijen zijn gehuwd op [datum] te [plaatsnaam] ;
- partijen hebben beiden de Nederlandse nationaliteit;
- partijen zijn gehuwd onder in Nederland ten overstaan van een Nederlandse notaris gemaakte huwelijkse voorwaarden, inhoudende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen, met een periodiek verrekenbeding.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de echtscheiding tussen partijen.
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover zij daartegen grieven heeft gericht en opnieuw rechtdoende:
I. Primair te bepalen dat het door de man op 9 maart 2016 bij de rechtbank Den Haag ingediende verzoekschrift tot echtscheiding als niet ingediend moet worden beschouwd, dan wel dat het verzoekschrift niet in behandeling mag worden genomen, zulks met het oogmerk de behandeling van het door de vrouw ingediende verzoekschrift tot echtscheiding door de rechtbank te Californië mogelijk te maken; met het verzoek de zaak op dit punt aan te houden en de vrouw in de gelegenheid te stellen de man strafrechtelijk en/of civielrechtelijk te vervolgen voor computervredebreuk, valsheid in geschrifte etc. en tot de rechtbank zich in die kwesties uitgesproken heeft. Ter zitting in hoger beroep vult de vrouw haar primaire verzoek aan in die zin, dat zij het hof verzoekt de Nederlandse rechter onbevoegd te verklaren;
alsmede, (voorwaardelijk) indien en voor zover blijkt dat de man strafrechtelijk en/of onrechtmatig jegens de vrouw heeft gehandeld, een deskundige te benoemen teneinde te bepalen waaruit de schade bestaat die de vrouw als gevolg van het strafrechtelijk en/of onrechtmatig handelen geleden heeft en wat daarvan de omvang is, waarbij als onderdeel van het deskundigenonderzoek de volgende vragen beantwoord dienen te worden;
- leidt het feit dat de echtscheiding in Nederland is uitgesproken en/of geformaliseerd tot een wijziging van de rechtspositie van de vrouw naar het recht van de staat Californië?
- kunnen de genoemde nevenvoorzieningen nog steeds met behoud van dezelfde aanspraken worden afgewikkeld naar Californisch recht, indien in Nederland de echtscheiding is uitgesproken? Meer in het bijzonder:
o kan de vrouw nog aanspraak maken op partneralimentatie indien de echtscheiding al in Nederland is uitgesproken en/of geformaliseerd, en zo ja, zijn die aanspraken dan onverminderd?
o kan de vermogensrechtelijke afwikkeling nog steeds plaatsvinden naar de tussen partijen gesloten overeenkomst “For Balance & Equality”, als in Nederland de echtscheiding al is uitgesproken en/of geformaliseerd?
o Hebben de restraining orders ook werking als de echtscheiding procedure elders loopt dan in Californië?
o Zijn de restraining orders nog van toepassing als de echtscheiding al in Nederland is uitgesproken en/of geformaliseerd?
- Heeft de vrouw nog een keuze ten aanzien van het toepasselijke recht, in het geval de echtscheiding al in Nederland is uitgesproken en/of geformaliseerd, en zo ja, is die keuzevrijheid dan groter of kleiner?
alsmede te bepalen dat de man de aan het deskundigenonderzoek verbonden kosten voldoet dan wel het aandeel van de vrouw daarin voorschiet;
alsmede partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n);
II. Subsidiair voor het geval het hof alsdan (dat wil zeggen nadat de onder het primair verzochte deskundige benoemd is en zijn/haar bevindingen bij het hof bekend zijn) de Nederlandse (het hof leest: ) rechter alsnog bevoegd acht, te bepalen dat de echtscheiding en de nevenvoorzieningen gelijktijdig behandeld moeten worden; alsmede het verzoek tot echtscheiding aan te houden totdat tussen partijen omtrent de aanspraak van de vrouw op nabestaandenpensioen een regeling getroffen is (een en ander ex art 1:153 lid 2 BW); alsmede de man te bevelen binnen twee weken na de in deze procedure plaats te vinden zitting, de tussen hem en zijn vennootschap(pen) overeengekomen pensioenbrief (pensioenbrieven) in het geding te brengen;
III. De man te veroordelen tot betaling van de proceskosten aan de vrouw, waaronder mede te verstaan de werkelijke advocaatkosten van de vrouw waarvan de vrouw in de loop van het geding de factuur nog zal overleggen. Kosten rechtens.
Ter zitting in hoger beroep vult de vrouw haar verzoek aan, in die zin dat zij het hof verzoekt te bepalen dat de man gehouden is tevens aan haar de kosten van het in opdracht van haar door [A] BV opgestelde rapport à € 11.797,- en de kosten van de door de vrouw ingeschakelde strafrechtadvocaat à € 1.225,- te voldoen.
3. De man verweert zich hiertegen en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet dit toelaat, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, althans haar deze verzoeken als onjuist, ongegrond en onbewezen te ontzeggen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking waarin tussen partijen de echtscheiding is uitgesproken. Kosten rechtens.
Bevoegdheid Nederlandse rechter
4. De vrouw stelt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is het verzoekschrift van de man in behandeling te nemen. De Californische rechter heeft zich onbevoegd verklaard omdat de man reeds zijn verzoekschrift bij de Nederlandse rechter had ingediend. De man heeft echter zijn verzoek tot echtscheiding eerder dan de vrouw kunnen indienen omdat hij de computer van de vrouw had gehackt en zo op de hoogte raakte van het feit dat de vrouw voornemens was een verzoek tot echtscheiding in Californië in te dienen. De vrouw heeft in Californië aangifte gedaan van het hacken en de kans bestaat dat de man strafrechtelijk wordt vervolgd voor computervredebreuk, met als gevolg dat het door de man in Nederland ingediende verzoekschrift tot echtscheiding als niet-ingediend kan worden beschouwd. De Californische rechter is dan alsnog bevoegd, aldus de vrouw. De vrouw stelt voorts dat het voor haar financiële positie in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van belang is dat de echtscheiding in Californië wordt behandeld. In Californië gelden, zolang partijen zijn gehuwd, de ‘Standard Family Law Restraining Orders’, op grond waarvan het verboden is vermogensbestanddelen over te dragen, te belasten of te verbergen zonder toestemming van de ander of de rechtbank. De vrouw stelt dat de man voornemens is het aandeel van de vrouw in diverse bedrijven te ontvreemden. De man heeft dit in 2012 reeds een paar keer gedaan, onder meer door de handtekening van de vrouw te vervalsen. Hij heeft hiermee aangetoond ertoe bereid te zijn de restraining orders te schenden. Indien de restraining orders uitsluitend van toepassing zijn als de zaak behandeld wordt in Californië, heeft de vrouw er belang bij dat de Californische rechter haar verzoek tot echtscheiding behandelt.
5. De man stelt dat de rechtbank bevoegd is en de echtscheiding terecht heeft uitgesproken, nu beide partijen erkend hebben dat sprake is van duurzame ontwrichting en er sprake is van een eensluidend verzoek van partijen om bij tussenbeschikking daartoe over te gaan. De man stelt dat de verzoeken van de vrouw in hoger beroep niet op de wet zijn gegrond. Zelfs indien zou komen vast te staan dat de man strafbaar en/of onrechtmatig heeft gehandeld, blijft de rechtbank Den Haag bevoegd en de rechter in Californië onbevoegd. De vrouw heeft in haar verweerschrift in eerste aanleg de rechtsmacht van de rechtbank Den Haag onvoorwaardelijk erkend.
6. Het hof oordeelt als volgt. De Nederlandse rechter is dwingendrechtelijk bevoegd ten aanzien van de echtscheiding op grond van artikel 3 lid 1 sub b van de Verordening (EG) Nr. 2201/2003 (Brussel II bis), omdat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben. Er is geen wettelijke grondslag op grond waarvan een straf- of civielrechtelijke procedure in Californië ertoe zou leiden dat de Nederlandse rechter onbevoegd is ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding.
Het uitspreken van de echtscheiding op voorhand
7. De vrouw stelt dat de overeenkomst met betrekking tot het laten uitspreken door de rechter van de echtscheiding op voorhand vernietigbaar is. Er is niet voldaan aan de twee voorwaarden die de vrouw in dit kader had gesteld. De aanspraken van de vrouw blijken minder te zijn als de procedure niet in Californië wordt gevoerd en de man weigerde alsnog lijfelijk aanwezig te zijn bij de mediationsessies. De vrouw stelt voorts te zijn misleid door de man ten aanzien van haar instemming de rechter te verzoeken bij tussenbeschikking de echtscheiding op voorhand uit te spreken. Bij het maken van de afspraak is de vrouw door de advocaat van de man er niet op gewezen dat hij haar belangen niet behartigde, terwijl hij haars inziens hiertoe wel verplicht was. De vrouw is zich daarom niet bewust geweest van de negatieve gevolgen van het op voorhand uitspreken van de echtscheiding, nu zij zelf niet werd bijgestaan door een advocaat. De vrouw stelt tot slot schade te zullen lijden indien de echtscheiding op voorhand wordt uitgesproken. Naar Californisch recht is de man gehouden ‘full disclosure’ te geven van zijn financiële positie voordat de echtscheidingsprocedure start. Het is aannemelijk dat hij dit niet hoeft te doen indien de echtscheiding op voorhand wordt uitgesproken. Daarnaast zijn naar Californisch recht zogenaamde ‘restraining orders’ uitsluitend van toepassing indien partijen nog zijn gehuwd. Op grond van deze restraining orders is het verboden vermogensbestanddelen over te dragen, te belasten of te verbergen zonder toestemming van de ander of de rechtbank.
8. De man betwist dat, in geval de Nederlandse rechter de echtscheiding op voorhand uitspreekt, dit nadelige gevolgen voor de financiële positie van de vrouw zou hebben. De man deelt het standpunt van de vrouw dat alle inkomsten, de activa en winsten van alle bedrijven en alle ontvangen en nog te ontvangen erfenissen bij helfte moeten worden verdeeld. Ten aanzien van de ‘full disclosure’ stelt de man dat hij al vanaf 2015 volledige openheid van zaken heeft gegeven over de financiële situatie. Daar komt bij dat de vrouw ook naar Nederlands recht de man hiertoe kan verplichten. Ten aanzien van de restraining orders geldt, dat het ook naar Nederlands recht verboden is de eenvoudige gemeenschap en/of de vrouw opzettelijk te benadelen. Voorts betwist de man dat hij zich niet gehouden heeft aan de gevraagde participatie aan de mediation. De advocaat van man heeft verder nog gesteld dat hij de vrouw van meet af aan duidelijk heeft gemaakt voor de man op te treden en niet (ook) voor de vrouw.
9. Het hof oordeelt als volgt. De rechtbank heeft terecht de echtscheiding op voorhand uitgesproken. Aan de gronden voor echtscheiding is voldaan, nu beide partijen van oordeel zijn dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. In het licht van de gemotiveerde betwisting door de man heeft de vrouw haar stelling, dat de echtscheiding niet op voorhand kan worden uitgesproken, onvoldoende onderbouwd. Indien de echtscheiding door de eerste rechter is uitgesproken, kan slechts op grond van door de appellerende echtgenoot aan te voeren bijzondere omstandigheden herstel van de band tussen de echtscheiding en de nevenvoorzieningen plaatsvinden. De door de vrouw aangevoerde omstandigheden zijn niet zodanige bijzondere omstandigheden. Dat de man naar Californisch recht volledig inzage zou moeten geven maakt niet dat de echtscheiding niet op voorhand kon worden uitgesproken. Ook de gestelde omstandigheid dat naar Californisch recht ‘restraining orders’ uitsluitend van toepassing zijn indien partijen nog gehuwd zijn is niet een zodanig bijzondere omstandigheid.
Pensioenverweer
10. De vrouw stelt dat zij gerechtigd is een beroep te doen op artikel 1:153 lid 1 BW ondanks het feit dat zij zelf in eerste aanleg om echtscheiding heeft verzocht. Haar verzoek tot echtscheiding is een voorwaardelijk verzoek, dat wil zeggen dat zij het verzoek heeft gedaan onder de voorwaarde dat in Californië de rechter niet bevoegd zou zijn. Indien na een geslaagd beroep tegen de beslissingen van de rechtbanken (in Marin County en Santa Barbara) in Californië de Californische rechter alsnog bevoegd is, is de voorwaarde voor haar verzoek tot echtscheiding niet vervuld, wordt de vrouw geacht niet te hebben verzocht om echtscheiding en kan zij aldus het pensioenverweer voeren. De vrouw stelt dat, als uit de pensioenovereenkomst blijkt dat de man ten behoeve van zijn partner aanspraak heeft op een levenslang nabestaandenpensioen, zij in geval van vooroverlijden van de man geen aanspraak heeft op het nabestaandenpensioen. Daarom wil zij het pensioenverweer voeren. Ten aanzien van de uitzondering van artikel 1:153 lid 2 sub a BW stelt de vrouw dat zij geen vermogen en/of inkomen heeft en geen partneralimentatie ontvangt.
11. De man betwist dat de vrouw een beroep kan doen op het pensioenverweer, nu vaststaat dat de vrouw de rechtbank heeft verzocht de echtscheiding uit te spreken. Bovendien doet de in lid 1 van artikel 1:153 BW genoemde omstandigheid, te weten het teloorgaan van een bestaand vooruitzicht op uitkering na vooroverlijden van de man, zich niet voor. Op grond van artikel 57 Pensioenwet komen eventuele aanspraken op een in eigen beheer opgebouwde pensioen niet te vervallen door echtscheiding. Ter zitting in hoger beroep stelt de man dat er geen sprake is van een in eigen beheer opgebouwd pensioen en dat hij tevens geen andere pensioenvoorzieningen heeft getroffen.
12. Het hof oordeelt als volgt. De vrouw is gerechtigd een beroep te doen op het pensioenverweer, nu zij op het moment van haar instemming met de echtscheiding op voorhand niet werd bijgestaan door een advocaat en derhalve niet een zelfstandig verzoek kon doen. Het hof merkt de mededeling van instemming van de vrouw aan de advocaat van de man met het op voorhand uitspreken van de echtscheiding, niet als een zodanig verzoek aan. Het pensioenverweer kan echter niet slagen. Ter zitting heeft de vrouw de stelling van de man, dat er geen pensioen is opgebouwd in [B] B.V., niet betwist. De man heeft de stelling van de vrouw, dat de man nog andere voorzieningen heeft getroffen, betwist en de vrouw heeft deze stelling niet geconcretiseerd.
Deskundige
13. De vrouw verzoekt het hof, indien blijkt dat de man strafrechtelijk en/of onrechtmatig jegens de vrouw heeft gehandeld, een deskundige te benoemen om te bepalen waaruit de schade bestaat die dientengevolge is ontstaan.
14. De man stelt dat het verzoek niet een zodanig verband houdt met de echtscheiding, dat sprake is van een nevenvoorziening als bedoeld in de wet. De vrouw zou dit hoogstens kunnen vorderen in een separate dagvaardingsprocedure.
15. Het hof oordeelt als volgt. Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat een eventueel strafrechtelijk handelen van de man, dan wel een jegens de vrouw onrechtmatig handelen door de man, niet in de weg staat aan de bevoegdheid van de rechter te oordelen over en beslissen op het verzoek tot echtscheiding. Daarom komt het hof niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot benoeming van een deskundige.
Proceskostenveroordeling
16. De vrouw stelt dat de man op grond van het feitencomplex dient te worden veroordeeld tot het voldoen van haar werkelijke proceskosten, te meer indien de vrouw in het gelijk wordt gesteld in de nog te starten procedure tegen de man uit hoofde van het door de man mogelijk gepleegde strafrechtelijk verwijtbare c.q. onrechtmatige handelen jegens de vrouw.
17. De man stelt dat de proceskosten dienen te worden gecompenseerd. Hij voert aan dat het hoger beroep van de vrouw niet op de wet is gegrond, nu zij met haar beroep beoogt de echtscheiding in Californië te laten behandelen.
18. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten van het geding in hoger beroep compenseren. Het hof acht geen gronden aanwezig een van partijen in de (werkelijke) proceskosten te veroordelen.
19. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, E.A. Mink en R.L.M.C. Janssen, bijgestaan door mr. H.B. Brandwijk als griffier en is op 14 februari 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.