ECLI:NL:GHDHA:2018:560
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verlening ondertoezichtstelling minderjarigen in hoger beroep na gewijzigde gezinssituatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, geboren in 2015 en 2017. De Raad voor de Kinderbescherming had in hoger beroep verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen, die eerder door de rechtbank Rotterdam was afgewezen. De ouders van de minderjarigen waren recentelijk uit elkaar gegaan, wat leidde tot een verslechterde thuissituatie. De Raad stelde dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig werd bedreigd door de spanningen tussen de ouders en de onvoorspelbaarheid van de vader, die ook te maken had met problematiek rondom agressie en middelengebruik.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2018 gaven zowel de moeder als de vader hun standpunten weer. De moeder pleitte voor een ondertoezichtstelling, terwijl de vader dit niet noodzakelijk achtte, omdat hij en de moeder zelfstandig hulpverlening hadden gevonden. De gecertificeerde instelling bevestigde de zorgen over de instabiliteit van de situatie en de negatieve invloed op de kinderen.
Het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was, gezien de jonge leeftijd van de kinderen en de instabiele situatie waarin zij verkeerden. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en stelde de minderjarigen onder toezicht voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier werd verzocht om een afschrift van de uitspraak naar de rechtbank Rotterdam te sturen.