Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
bij vervroeging)
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de vader en zijn twee minderjarige kinderen, na een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag. De vader, bijgestaan door zijn advocaat, heeft in hoger beroep verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, zodat hij meer tijd met zijn kinderen kan doorbrengen. De moeder, die ook vertegenwoordigd was door haar advocaat, verzet zich tegen deze wijziging en vraagt het hof de eerdere beschikking in stand te laten. De minderjarigen, die in staat zijn hun wensen te verwoorden, hebben aangegeven dat zij een ruimere omgang met hun vader willen.
Tijdens de zitting op 1 maart 2018 zijn de wensen van de minderjarigen besproken, en het hof heeft vastgesteld dat de huidige omgangsregeling niet in hun belang is. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de wensen van de kinderen te honoreren. Het hof heeft besloten dat de omgangsregeling zal worden aangepast, zodat de minderjarigen één keer in de veertien dagen op zaterdag bij de vader kunnen zijn, met een uitbreiding van de regeling in de zomervakantie.
De uitspraak van het hof op 21 maart 2018 vernietigt de eerdere beschikking en legt een nieuwe omgangsregeling vast, waarbij de wensen van de minderjarigen centraal staan. De ouders zijn verplicht om gezamenlijk met de kinderen te bespreken hoe de beslissing van het hof zal worden uitgevoerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de nieuwe regeling onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele verdere juridische stappen.