ECLI:NL:GHDHA:2018:54
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- P.B. Kamminga
- A. Sutorius
- M. Linsen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over nakoming van een arrest inzake verdeling van een woning na relatiebreuk
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag. De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Na hun relatiebreuk in augustus 2009 is de man in de woning blijven wonen. Er is een geschil ontstaan over de afwikkeling van de gemeenschap, wat heeft geleid tot een arrest van het gerechtshof Den Haag op 15 april 2014. Dit arrest bepaalde onder andere dat de man de woning moest overnemen onder bepaalde voorwaarden, waaronder het aantonen van financiële middelen om aan de vrouw een bedrag van € 49.365,- te betalen. De man heeft echter niet voldaan aan deze voorwaarden, wat leidde tot een cassatieberoep en een verwijzing naar het gerechtshof Amsterdam.
In het kort geding vorderde de vrouw dat de man zijn medewerking zou verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw toegewezen, waarop de man in hoger beroep ging. Het hof heeft de grieven van de man verworpen en de beslissing van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de man niet voldoende had aangetoond dat hij in staat was om de financiële verplichtingen na te komen en dat de vrouw recht had op de verkoop van de woning. Het hof benadrukte dat de man de gelegenheid had gehad om zijn medewerking te verlenen, maar dit niet had gedaan. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van de man.