Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 20 februari 2018
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
Het bestreden vonnis
Enige relevante feiten en de kern van het geschil
Vordering van de man in appel
- te vernietigen het vonnis waarvan beroep is ingesteld;
- te bepalen dat op grond van de rechtsverwerking de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot verevening van de pensioenrechten;
- subsidiair, dat op grond van de redelijkheid en billijkheid als peildatum voor het al dan niet verevenen van de pensioenrechten de datum van 1 januari 1986 geldt;
- te bepalen dat vanwege het hanteren van de peildatum 1 januari 1986 het Boon/Van Loon arrest gelding heeft;
- meer subsidiair, voor zover als peildatum 16 januari 2000 zou gelden, te bepalen dat het bedrag dat de man uit hoofde van de pensioenverevening aan de vrouw verschuldigd is, gematigd dient te worden tot nihil betreffende het deel dat de man met terugwerkende kracht verschuldigd is;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.
Grieven van de man
- Ten tijde van het feitelijk uit elkaar van partijen, te weten 1985, had het Boon/Van Loon arrest van 27 november 1981 nog altijd gelding. Dit arrest bepaalde dat enkel sprake kon zijn van deling van de pensioenrechten indien sprake was van een gemeenschap van goederen. Partijen kende geen huwelijksgoederengemeenschap.
- Het klopt derhalve dat partijen hebben nagedacht over de pensioenrechten en dat heeft hen doen besluiten de geldende leer te volgen. De geldende leer was echter het niet verdelen van de pensioenrechten.
- Partijen konden immers bij het feitelijk uiteengaan en het regelen van de financiële scheiding niet weten dat er per 1995 een andersluidende wettelijke regeling zou zijn.
- De kantonrechter is niet ingegaan op de stelling van de man dat er sprake is van rechtsverwerking.
- Evenmin is de kantonrechter ingegaan op het beroep op matiging van de pensioenverevening door de man. Vanwege de benarde financiële positie van de man dient matiging aan de orde te zijn indien de man wordt veroordeeld tot verevening van het pensioen over de huwelijkse jaren tot en met 16 januari 2000.
- Er is bewust gekozen niets af te spreken over de pensioenverdeling. Partijen waren nog niet gescheiden en zij hebben dat aanvaard. In de huwelijkse voorwaarden is niets afgesproken over pensioenverdeling en dus moet de wettelijke regeling zoals die gold in het jaar 2000, worden toegepast.
- Naar het oordeel van de vrouw is er geen sprake van rechtsverwerking. De vrouw was lange tijd niet bekend met haar recht op de helft van het opgebouwde pensioen tijdens het huwelijk.
- De eventuele schuldenlast van de man, die naar het oordeel van de vrouw overigens onvoldoende is onderbouwd, speelt ook geen rol bij pensioenverdeling.