ECLI:NL:GHDHA:2018:450

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
200.197.556/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake taxatie van percelen grond en procesverloop

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen de vonnissen van de rechtbank Den Haag, waarbij de waarde van twee percelen grond in Suriname opnieuw getaxeerd diende te worden. De rechtbank had de man de opdracht gegeven om binnen twee weken een lijst van vijf beëdigde taxateurs te overleggen, waaruit de vrouw er één zou kiezen. De man heeft deze opdracht niet tijdig kunnen uitvoeren, wat leidde tot een veroordeling om een bedrag van EUR 52.990 aan de vrouw te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De man heeft in hoger beroep geklaagd over de onmogelijkheid om aan de opdracht van de rechtbank te voldoen en de gevolgen die aan zijn niet-nakoming zijn verbonden. Het hof heeft geoordeeld dat de man niet heeft aangetoond dat het onmogelijk was om de lijst van taxateurs tijdig te overleggen en dat hij de risico's van zijn proceshouding voor zijn rekening moet nemen. Het hof heeft de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van procedureregels en de verantwoordelijkheden van partijen in een rechtszaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.197.556/01
Zaak- rolnummer rechtbank : C/09/488177/ HA ZA 15-566

arrest van 27 februari 2018

inzake
[de man] ,
wonende in [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. V.K.S. Budhu Lall in Den Haag,
tegen
[de vrouw] ,
wonende in [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.N.R. Nasrullah te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 3 augustus 2016 is de man in hoger beroep gekomen tegen het tussenvonnis van 18 november 2015 en tegen het eindvonnis van 4 mei 2016 van de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden eindvonnis heeft vermeld.
De man heeft bij memorie één grief geformuleerd tegen de bestreden vonnissen.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grief bestreden.
De man heeft bij akte uitlating producties gereageerd op het verweer van de vrouw, waarop de vrouw harerzijds weer heeft gereageerd bij antwoordakte.
Beide partijen hebben hun procesdossier gefourneerd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de feiten zoals deze in de bestreden vonnissen zijn vastgesteld.

De bestreden vonnissen

2. Door de rechtbank is – zakelijk weergegeven en voor zover relevant in hoger beroep - bij tussenvonnis van 18 november 2015 beslist dat de waarde van twee percelen grond gelegen te Suriname opnieuw dient te worden getaxeerd, rekening houdend met het daarop rustende vruchtgebruik, waartoe de man binnen twee weken na de datum van het tussenvonnis een lijst van vijf beëdigde taxateurs dient over te leggen, waaruit de vrouw er één kiest. De man dient de gekozen taxateur vervolgens binnen twee weken opdracht te geven de twee percelen te taxeren per peildatum 31 december 2008, en dient bij akte het taxatierapport over te leggen, waartoe de rechtbank de zaak heeft aangehouden en verwezen naar de rol van 10 februari 2016.
3. Bij eindvonnis, voor zover thans van belang, heeft de rechtbank de man veroordeeld om ter zake de twee percelen aan de vrouw te voldoen een bedrag ad EUR 52.990, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van twee weken na de datum van dat vonnis.

Het geschil

4. De grief van de man bevat meerdere klachten. Allereerst klaagt de man dat de rechtbank in haar tussenvonnis hem een onmogelijke opdracht heeft gegeven. Hij stelt daartoe, kort samengevat, het volgende. Een lijst van vijf beëdigde taxateurs voor het beoogde taxatierapport kon niet worden samengesteld binnen de door de rechtbank bepaalde termijn. Aangezochte taxateurs gaven geen gehoor of maakten kenbaar het vruchtgebruik niet in hun waardering te kunnen betrekken of de waarde niet per de peildatum van 31 december 2008 te kunnen vaststellen.
5. Vervolgens klaagt de man over het feit, dat de rechtbank de gevolgen van het niet overleggen van een nieuw taxatierapport conform de instructies in het tussenvonnis, tot zijn risicosfeer heeft gerekend en daarom is uitgegaan van door de vrouw overgelegde en ondeugdelijke taxatierapporten van de heer [naam] .
6. De man concludeert tot vernietiging van de bestreden vonnissen en vordert dat het hof opnieuw rechtdoende de vorderingen van de vrouw alsnog afwijst en het bedrag dat de man aan de vrouw dient te betalen terzake de betreffende twee percelen vaststelt op EUR 31.789 conform de waarde in de door hem overgelegde taxatierapporten van [naam] makelaardij N.V. d.d. 20 januari 2016, dan wel te bepalen dat de vrouw een taxateur dient te kiezen zoals onder punt (het hof leest:) 30 van de memorie van grieven omschreven, althans, met wijziging van eis, tot benoeming van een deskundige die de taxatie zal uitvoeren waarbij rekening wordt gehouden met het levenslange vruchtgebruik van de moeder van de man, en vervolgens, naar het hof begrijpt, dat het hof het door de man aan de vrouw te betalen bedrag terzake de percelen vaststelt op basis van de door die deskundige uit te brengen taxatierapporten, dan wel vaststelt als in goede justitie te bepalen.
7. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man, dan wel tot ontzegging als ongegrond, met bekrachtiging van de bestreden vonnissen en veroordeling van de man in de proceskosten in beide instanties.
8. Het hof overweegt als volgt. Bij akte van 10 februari 2016 – derhalve ruim na het verstrijken van voorbedoelde termijn op 3 december 2015 - heeft de man een lijst van 11 makelaars overgelegd. Uit de toelichting blijkt niet dat op deze lijst vijf beëdigde taxateurs zijn opgenomen, die overeenkomstig de opdracht van de rechtbank in staat zijn een taxatie uit te brengen. De rechtbank heeft procedureregels vastgesteld, die in grote lijnen overeenkomen met het aanbod van de man. De man heeft niet aangetoond dat het onmogelijk is hieraan te voldoen. Onder de gegeven omstandigheden kan de man de rechtbank niet verwijten dat deze de risico’s van zijn proceshouding voor zijn rekening heeft gebracht. Het hof overweegt voorts, dat het herstel van fouten en verzuimen een functie is van het hoger beroep. Deze functie wordt beperkt door de eisen van een goede procesorde. In geval van een fout of verzuim van louter administratieve aard waarbij de wederpartij geen nadeel heeft ondervonden, kan de fout of verzuim in hoger beroep worden hersteld. In het onderhavige geval is echter sprake van een ernstig verzuim van een procespartij bij de naleving van de procedureregels gegrond op het eigen aanbod van die partij. Voor dat verzuim heeft de man geen rechtens relevante verklaring kunnen geven. Het hof neemt de overwegingen 2.6 en 2.7 van de rechtbank over en maakt die tot de zijne, waaronder de overweging van de rechtbank dat de man rekening had moeten houden met de belangen van de vrouw door haar onmiddellijk te informeren (het hof leest daarin: onmiddellijk nadat de man zou zijn gebleken dat binnen de door de rechtbank gestelde termijn het redelijkerwijs niet mogelijk was om een lijst van vijf beëdigde makelaars over te leggen) en met haar te zoeken naar een oplossing. In hoger beroep zijn geen argumenten aangedragen die tot een ander oordeel kunnen leiden. Het hof overweegt tenslotte dat de man nog steeds niet heeft voldaan aan zijn verplichting om een lijst met vijf beëdigde taxateurs aan de vrouw te presenteren. Het hof dient reeds daarom voorbij te gaan aan zijn voorstel de vrouw alsnog een keuze te laten maken.
10. Het hof passeert ook de tweede klacht van de man. In eerste aanleg heeft de vrouw haar vorderingen gebaseerd op de taxatierapporten van de heer [naam] . Nadat de man bij conclusie van antwoord de juistheid van deze rapporten had bestreden heeft de rechtbank de man gevolgd in zijn eigen voorstel voor hertaxatie van de bewuste percelen waarbij de rechtbank met inachtneming van de bezwaren van de vrouw procedureregels heeft vastgesteld die in grote lijnen overeen komen met het voorstel van de man. Zoals hiervoor overwogen heeft de manheeft nog steeds geen lijst van vijf beëdigde taxateurs aan de vrouw doen toekomen. Daarbij weegt wederom dat de vrouw zijdens de man indertijd niet onmiddellijk is geïnformeerd over de reden waarom de lijst niet tijdig was overgelegd zodat partijen samen een oplossing konden zoeken met inachtneming van elkaars redelijke belangen. De rechtbank kon daarom op terechte gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, haar oordeel baseren op eerder door de vrouw overgelegde taxatierapporten onder voorbijgaan aan de lijst van 11 makelaars-taxateurs die de man bij akte van 10 februari 2016 heeft overgelegd alsook het bij diezelfde gelegenheid overgelegde eenzijdige taxatierapport van de door de man aangezochte makelaar-taxateur.
11. Voor zover nog van belang, de vrouw heeft middels overlegging van twee nadere verklaringen van de heer [naam] de betwisting van de juistheid van de door laatstgenoemde opgestelde taxatierapporten gemotiveerd weerlegd.
12. Gelet op het bovenstaande komt het hof aan de eiswijziging niet meer toe. Het hof zal het bestreden vonnis derhalve bekrachtigen.

Kosten van de procedure

13. De vrouw heeft gevorderd de man te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. Aangezien zij geen grief heef gericht tegen de vaststelling van de rechtbank in eerste aanleg dat zij had gevorderd te bepalen dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd – wat er ook zij van haar conclusie van antwoord in reconventie – is zij daar in hoger beroep aan gebonden. Nu partijen ex-echtgenoten zijn, zal het hof de proceskosten in hoger beroep tussen hen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden vonnissen van 18 november 2015 en 4 mei 2016 tussen de partijen gewezen;
compenseert de proceskosten, in de zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, C.M. Warnaar en O.I.M. Ydema, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2018 in aanwezigheid van de griffier.