ECLI:NL:GHDHA:2018:406

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
22-003485-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal van badschuim

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van winkeldiefstal van 28 flessen badschuim, die hij op 10 september 2016 in 's-Gravenhage heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, behalve ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.

Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het belang van reclasseringstoezicht in dit geval zwaarder wegen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting.

Het hof heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot het reclasseringstoezicht, waarbij de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003485-17
Parketnummers: 09-081945-17 en 09-819125-15 (TUL)
Datum uitspraak: 29 januari 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 26 juli 2017 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1956,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
29 januari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag alsmede tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts is beslist omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 september 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 28 flessen badschuim (merken Dove en/of Sanex en/of Nivea), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Etos (gevestigd te [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behalve ten aanzien van de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging. Te dien aanzien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering zal worden afgewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks10 september 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 28 flessen badschuim (merken Dove en/of Sanex en/of Nivea),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Etos (gevestigd te [adres])
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van 28 flessen badschuim. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat naast overlast doorgaans ook financiële schade voor het betreffende winkelbedrijf met zich meebrengt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 januari 2018.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een e-mailbericht van F.M. Swinkels, medewerker bij Fivoor Reclassering Den Haag, d.d. 16 januari 2018, waaruit blijkt dat reclasseringstoezicht nog steeds geïndiceerd is.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof zal aan de voorwaardelijk op te leggen taakstraf de bijzondere voorwaarde verbinden van – kortgezegd – het zich gedragen naar de door GGZ Reclassering Palier te geven voorschriften, met daarbij reclasseringstoezicht, nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep kenbaar heeft gemaakt dat hij bij het thans bestaande toezicht van voormelde instelling veel baat heeft en dat hij dit wenst voort te zetten.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank
's-Gravenhage van 4 september 2015 onder parketnummer 09-819125-15 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen met aftrek van voorarrest, met bevel dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 6 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder – voor zover in dezen van belang - de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft – zoals reeds overwogen - ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, gevorderd dat die vordering wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering tot tenuitvoerlegging is dan ook in beginsel gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, acht het hof mede in belang van de voortzetting van het probaat werkende reclasseringstoezicht met partijen echter geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd zal gedragen naar de voorschriften van of namens de stichting Reclassering Nederland, in dit geval GGZ Reclassering Palier, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland, in dit geval GGZ Reclassering Palier, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst afde vordering van de Officier van Justitie in het arrondissement te Den Haag van 9 mei 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 4 september 2015, gewezen onder parketnummer 09-819125-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. E. van Die en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. W. Jansen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 januari 2018.
Mr. E. van Die is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.