Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
3.Het geschil in eerste aanleg en in hoger beroep
professor für Klinische Pharmacologie(hierna: [deskundige 1 Medac] ), [deskundige 2 Medac] ,
ziekenhuis apotheker / klinisch farmacoloog(hierna: [deskundige 2 Medac] ), [deskundige 3 Medac] ,
reumatoloog(hierna: [deskundige 3 Medac] ), [deskundige 4 Medac] ,
professor of Dermatology and Allergy(hierna: [deskundige 4 Medac] ) en [deskundige 5 Medac] ,
professor of Reumatology and Clinical Immunology(hierna: [deskundige 5 Medac] ). Accord heeft eveneens verklaringen van diverse deskundigen overgelegd, onder meer van [deskunduige 1 Accord] ,
professor of Clinical Pharmacology in Internal Medicineen
internist(hierna: [deskunduige 1 Accord] ), [deskundige 2 Accord] , voorheen werkzaam als
pharmaceutical formulatorbij diverse farmaceutische ondernemingen (hierna: [deskundige 2 Accord] ) en [deskundige 3 Accord] ,
Consultant Rheumatologisten betrokken bij
Clinical Research(hierna: [deskundige 3 Accord] ).
4.Beoordeling
subcutanetoedieningsvorm, waar de rechtbank (en Accord) dat wel doen. Nu medac daartegen niet heeft gegriefd en medac zelf het door de uitvinding gerealiseerde technisch effect omschrijft als ‘pijnvermindering
bij en na inspuiten’ (MvG par. 80), kan naar het oordeel van het hof de objectieve probleemstelling op basis van genoemde technische effecten als volgt worden geformuleerd: “het voorzien in een subcutane MTX formulering voor de behandeling van auto-immuunziekten die (ten opzichte van de uit de stand van de techniek bekende subcutane toedieningsvorm) minder pijn bij en na toediening veroorzaakt en daardoor zorgt voor een verbeterde therapietrouw”. Overigens zou het weglaten van ‘subcutane’ uit de probleemstelling niet leiden tot een ander resultaat. In het licht van de uit Jansen bekende (soms onaanvaardbare) gastro-intestinale bijwerkingen en lagere en variabeler biobeschikbaarheid van de op de prioriteitsdatum bekende orale toedieningsvorm, zou de gemiddelde vakman, in aanmerking genomen dat hij de goede biobeschikbaarheid van de bekende subcutane toedieningsvorm zou nastreven, de oplossing van het objectieve technische probleem, uitgaande van Jansen, niet zoeken in een orale toedieningsvorm, zoals Accord ook heeft opgemerkt (MvA par. 82) en medac niet heeft bestreden. Dat de gemiddelde vakman de oplossing van het probleem zou zoeken in een andere toedieningsvorm dan subcutaan heeft Accord overigens ook niet gesteld.
minderpijnlijk dan bij een intramusculaire injectie. Voorts blijkt dit nadeel uit de publicatie van Russo, die specifiek ziet op de parenterale toediening van MTX en waarvan de gemiddelde vakman derhalve kennis zou nemen. Daarin wordt gerapporteerd dat 4 (van de 20, derhalve een significant aantal) patiënten pijn ervaren op de plaats van de injectie. Dat injectiepijn wel degelijk een probleem was is ook verklaard door de partij-deskundigen aan beide zijden. [deskundige 5 Medac] heeft tijdens cross-examination in de Engelse procedure verklaard dat zijn patiënten klaagden over de met de subcutane injecties gepaard gaande pijn en dat het wenselijk zou zijn injectiepijn te verminderen (p. 258-259):
geschiktzijn voor subcutane en intramusculaire toediening en dat uit andere publicaties blijkt dat in de praktijk subcutane injectievolumes tot 2 ml toegediend worden, doet er niet aan af dat die toediening blijkens de stand van de techniek en de algemene vakkennis van de gemiddelde vakman gepaard gaat met pijnklachten. In de onderkenning van dat probleem is derhalve geen inventiviteit gelegen. Tot de algemene vakkennis van de gemiddelde vakman hoort dat het ervaren van ongemakken verbonden aan toediening van medicatie, zoals injectiepijn, van invloed is op de therapietrouw en daarmee de effectiviteit van de behandeling. De gemiddelde vakman zou daarom gemotiveerd zijn voor het probleem van de injectiepijn een oplossing te vinden door die pijn zoveel mogelijk te verminderen.
kansop inflammatie bij toedienen van een hogere concentratie MTX toeneemt. Zij verklaarden niet dat zij werkelijk ernstige bijwerkingen zouden verwachten die hen er ervan zouden weerhouden daarnaar onderzoek te doen. Het enkele feit dat de uitkomst van zo’n onderzoek op voorhand onzeker is, zoals [deskundige 3 Medac] opmerkt, weerhoudt de gemiddelde vakman niet zo’n onderzoek te doen. Het standpunt van medac wordt evenmin ondersteund door de verklaringen van [deskundige 1 Medac] en [deskundige 4 Medac] . Laatstgenoemde wijst erop dat ernstige bijwerkingen te verwachten zijn
indienhet ‘kritische concentratieniveau’ wordt overschreden en dat niet te voorspellen is waar dat niveau ligt, zodat voorzichtigheid geboden is. Hij verklaart niet dat hij reeds op voorhand zou afzien van onderzoek naar verdraagbaarheid van een verhoogde concentratie.
significantetoename van de injectiepijn, zodat de gemiddelde vakman zeer gemotiveerd is juist dat volume te verminderen. Voorts geldt, zoals hiervoor reeds overwogen, dat het bestaan van alternatieve oplossingen – ook als die het probleem even goed zouden oplossen – niet maakt dat een voor de hand liggende oplossing alsnog als inventief beschouwd zou kunnen worden.