In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Marokko in 1977, was eerder veroordeeld voor diefstal van een lokfiets. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 dagen, met dezelfde voorwaarden als eerder opgelegd.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, waarbij hij op 3 augustus 2017 in 's-Gravenhage een fiets (merk: Cortina) had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft de bewijsvoering van de politie en de omstandigheden van de aanhouding van de verdachte in aanmerking genomen en geconcludeerd dat de verdachte de diefstal had gepleegd.
Bij de strafbepaling heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de oriëntatiepunten voor straftoemeting. De verdachte had een lange geschiedenis van veroordelingen voor soortgelijke misdrijven, wat het hof deed besluiten tot een hogere straf dan in eerste aanleg was opgelegd. Het hof heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de ernst van de feiten en de noodzaak van zowel generale als speciale preventie.