Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 27 november 2018
De vennootschap naar vreemd recht ASTRAZENECA AB,
SANDOZ B.V.,
Het verloop van het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Fulvestrant formulation’ dat is gebaseerd op een aanvrage van 8 januari 2001 onder inroeping van prioriteit van 10 januari althans 12 april 2000. De oorspronkelijke conclusie 1 van EP 138 was een productconclusie die een specifieke formulering van fulvestrant onder bescherming stelde, terwijl de oorspronkelijke conclusie 22 gericht was op het gebruik van die formulering voor de behandeling van borstkanker. Na een oppositie, waarin het in rov. 1.k te bespreken McLeskey-document aan de orde is gekomen, zijn de conclusies gewijzigd in tweede medicatie
Swiss-typeclaims. De in deze zaak relevante gewijzigde conclusies van EP 138 luiden als volgt (in de niet bestreden Nederlandse vertaling):
[0017] However, even with using the best oil based solvent, castor oil, we have found that it is not possible to dissolve fulvestrant in an oil based solvent alone so as to achieve a high enough concentration to dose a patient in a low volume injection and achieve a therapeutically significant release rate. (…).
first-passmetabolisme van fulvestrant. Aangezien intramusculaire toediening (een injectie in de bil) voor de patiënt veel onplezieriger is dan een pil, moet het aantal injecties zo beperkt mogelijk blijven. Daarom moet de depotinjectieformulering een voldoende hoge dosis fulvestrant bevatten (250 mg per injectiespuit van 5 ml, het maximale volume dat destijds per injectie intramusculair mocht worden toegediend) en moet de afgifte aan het bloed voldoende vertraagd te gebeuren; er moet kortom een goed afgifte-profiel zijn. Verder dient precipitatie (neerslag van fulvestrant in vaste vorm) en irritatie (necrose) op de plaats van de injectie te worden voorkomen.
Castor oil as a vehicle for parenteral administration of steroid hormones’ van Riffkin et al. (hierna: Riffkin).
selective therapy of perimenopausal or postmenopausal conditions’. In voorbeeld 3 wordt als anti-oestrogeen de stof fulvestrant genoemd. In dat voorbeeld wordt een formulering voor intramusculaire toediening in ratten beschreven die bestaat uit 50 mg van de ‘
test compound’ (= fulvestrant), 400 mg benzylalcohol en voldoende castorolie om de oplossing op een volume van 1 ml te brengen (dus: 50 mg fulvestrant in 1 ml castorolie, hetgeen hetzelfde is als 250 mg in 5 ml).
Pharmacokinetics, pharmacological and anti-tumour effects of the specific anti-oestrogen ICI 182780 in women with advanced breast cancer’ (hierna: Howell).
Tamoxifen-resistant Fibroblast Growth Factor-transfered MCF-7 Cells Are Cross-Resistant In Vivo to the Antiestrogen ICI 182,780 and Two Aromatase Inhibitors’ (hierna: McLeskey).
Drugs. ICI 182,780 was kindly donated by Dr. Alan Wakeling of Zeneca (…) and was administered s.c. at a dose of 5 mg in 0,1 ml of vehicle every week. (…). For the experiments depicted in Fig. 1, B and C, 50 mg/ml; preformulated drug in a vehicle of 10% ethanol, 15% benzyl benzoate, 10 % benzyl alcohol, brought to volume with castor oil, was supplied by B.M. Vose (Zeneca Pharmaceuticals). (…)’.
In conventiein zaak 17-599 heeft Sandoz gevorderd vernietiging van het Nederlandse deel van EP 138 en een verklaring voor recht dat NL 075 sinds 11 februari 2015 niet de in de artikelen 53, 53a, 71 en 73 ROW bedoelde rechtsgevolgen heeft.
In conventiein zaak 17-651 heeft Sandoz gevorderd nietigverklaring van het Nederlandse deel van EP 573.
In reconventiein de zaken 17-599 en 17-651 heeft AZ gevorderd verboden om in Nederland inbreuk te maken op achtereenvolgens EP 138 en EP 573, met verklaringen voor recht omtrent de inbreuk, nevenvorderingen (opgave van afnemers en de genoten winst, recall en vernietiging van inbreukmakende producten) en schadevergoeding op te maken bij staat.
Problem-Solution-Approach’(kortweg: PSA). Het hof zal partijen hierin volgen.
A physician would have clearly understood that the rabbit data shown in the Patent (= EP 138, hof
) would be sufficiently predictive for the situation in humans to render it plausible that therapeutically significant levels of fulvestrant could be maintained over an extended period of time. What Table 4 and Fig 1 show (i.e. precipitation and drug profile release) are that the claimed formulation uniquely allows fulvestrant to be released consistently and evenly over a prolonged period from a rabbit muscle into the bloodstream. There is good reason to believe from this data that the same formulation would give the same release characteristics in a human muscle.’
perimenopausal or postmenopausal conditions’(zie rov. 1.k en punt 42 CvA-ir/17-599).
Could-would approach’) is vermeld over het combineren van verschillende documenten uit de prior art:
Even an implicit prompting or implictely recognisable incentive is sufficient to show that the skilled person would have combined the elements from the prior art’,
Combining pieces of prior art’ van die Guidelines is vermeld, te weten:
In the context of the problem-solution approach, it is permissable to combine the disclosure of one or two documents, parts of documents or other pieces of prior art (e.g. a public prior use or written general technical knowledge) with the closest prior art. (…).
in fine). AZ heeft gesteld dat het alcoholpercentage van 20 zo hoog is dat de vakman het optreden van precipitatie zou verwachten. Ter onderbouwing hiervan heeft zij gewezen op [Y] I en II, waarin is te lezen dat alcohol ‘snel’ uit de olie verdwijnt ‘meestal in een dag’ en dat, omdat dan fulvestrant in de resterende olie boven de oplosbaarheidsgrens ligt, de vakman redelijkerwijs zou verwachten dat fulvestrant uitkristalliseert, en dus irritatie veroorzaakt (punt 8b van [Y] I; punten 25 en 27 van [Y] II). Naar stelling van Sandoz is het percentage van 20 weliswaar aan de hoge kant, maar niet zodanig dat de vakman zich daar zorgen over zou maken (punt 74 CvA-ir/17-599; punt 149 PE-S), waarmee Sandoz kennelijk bedoelt dat het percentage van 20 niet zo hoog is dat de vakman op de prioriteitsdatum precipitatie zou verwachten. Sandoz – op wie de bewijslast in deze rust – heeft zich voor haar voormelde stelling in het bijzonder beroepen op het rapport van [Z] van 22 maart 2017, waarin deze heeft verklaard dat:
fully and directly’ uit olie ‘
dissipates’, maar alleen dat dit ‘snel’ en `meestal’ in een dag gebeurt. In de verklaring van [Z] is niet te lezen dat bij een ‘
dissipation’ van alcohol die binnen een dag intreedt, geen precipitatie (van betekenis) optreedt. Voormelde stelling van Sandoz – waarvoor ook geen specifiek bewijsaanbod is gedaan – is dus onbewezen gebleven, zodat er in dit geding met AZ vanuit moet worden gegaan dat het in McLeskey genoemde alcoholpercentage van 20 zo hoog is dat de vakman op de prioriteitsdatum het optreden van precipitatie zou verwachten. Dit vormde een contra-indicatie om de CS-Formulering van McLeskey in beschouwing te nemen als een mogelijke (bijdrage aan de) oplossing van het onderdeel van het Stap 2-Probleem, om een niet-precipiterende formulering te verkrijgen. Deze contra-indicatie komt nog bij, en versterkt, de in rov. 5.1 beschreven huivering van de vakman om McLeskey bij zijn zoektocht te betrekken.
clearly envisaged’) en vervolgens via routinetests de aanwezigheid van de gezochte eigenschap kon vaststellen (zie Case Law of the Boards of Appeal of the European Patent Office, § I.D.7.2 ‘
Try and see situation’). Nu een incentive voor het toepassen/testen van McLeskey ontbrak, en daarvoor zelfs een contra-indicatie bestond, kan niet worden gezegd dat de vakman McLeskey met de daarin beschreven formulering al duidelijk in beeld had.