Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 4 december 2018
1. V.O.F. [appellant 1] ,
2. [appellant 2] ,
3. [appellant 3] ,
4. [appellant 4]
5. [appellant 5] ,
6. [appellant 6] ,
[geïntimeerde] B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
- Vanaf januari 2011 hebben partijen meerdere koopovereenkomsten met elkaar gesloten, waarbij [appellant 1] van [geïntimeerde] diverse planten heeft gekocht die [geïntimeerde] aan [appellant 1] heeft geleverd. Deze transacties vonden plaats in januari 2011, februari 2011 en januari 2012. De facturen zijn door [appellant 1] voldaan.
- Op 7 mei 2012 en 14 mei 2012 heeft [geïntimeerde] terzake van de levering van courgetteplanten facturen aan [appellant 1] verstuurd voor een bedrag van € 12.163,60 respectievelijk € 6.081,80 inclusief btw.
- Bij e-mail van 5 juni 2012 heeft [X] (hierna: [X] ) aan [geïntimeerde] het volgende meegedeeld:
- [geïntimeerde] heeft vervolgens de facturen van 7 en 14 mei 2012 op naam van [naam B.V.] gesteld en naar [naam B.V.] gezonden.
- De facturen van 7 en 14 mei 2012 zijn gedeeltelijk betaald. Van de factuur van 7 mei 2012 is een bedrag van € 10.663,60 onbetaald gebleven en van de factuur van 14 mei 2012 een bedrag van € 1.081,80.
nietheeft gezegd
welkbedrijf dat was. [X] heeft dus de naam [naam B.V.] volgens zijn eigen verklaring niet genoemd. De voormalige directeur van [geïntimeerde] , de heer [Y] (hierna: [Y] ) heeft verklaard dat tijdens het telefoongesprek niets gezegd is over een nieuw bedrijf. [Y] heeft verklaard dat hij, toen betaling uitbleef, met [X] heeft gebeld en gevraagd waar de betaling bleef. Toen heeft [X] gezegd dat de facturen op een andere naam moesten worden gesteld; op zijn vraag waarom [X] dat wilde kreeg [Y] geen duidelijk antwoord. De overige getuigen hebben niets over het telefoongesprek kunnen verklaren (zij waren er niet bij) en voor het overige bevatten hun verklaringen slechts mededelingen “van horen zeggen”. Uit geen van de afgelegde getuigenverklaringen blijkt dus dat [naam B.V.] tijdens het telefoongesprek is genoemd als de partij die de courgetteplantjes bestelde.
ookop naam van [naam B.V.] te stellen. [X] deed dit verzoek vanaf het e-mailadres van [X] bij [appellant 1] : [appellant 1] @live.nl. [geïntimeerde] heeft aan dit verzoek voldaan, maar dat geeft onvoldoende reden voor het oordeel dat [naam B.V.] daarom als kopende partij moet worden aangemerkt. Het enkele feit dat [naam B.V.] vervolgens door [geïntimeerde] is aangemaand en in de loop van de tijd ook enkele bedragen op de facturen heeft voldaan, maakt dit niet anders. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat zij de facturen alleen op verzoek van [X] (ook) op naam van [naam B.V.] heeft gesteld in de veronderstelling dat [naam B.V.] die facturen voor [appellant 1] zou betalen. Daaruit blijkt naar het oordeel van het hof echter niet dat [geïntimeerde] haar debiteur [appellant 1] heeft ontslagen uit haar betalingsverplichtingen. Een verbintenis kan immers ook door een ander dan de schuldenaar worden nagekomen.
ookop naam van [naam B.V.] te zetten. Dit verzoek kan, gelet op deze formulering, niet worden beschouwd als een verzoek om toestemming tot schuldoverneming (waardoor [appellant 1] van haar betalingsverplichting zou worden ontslagen). Tot slot is ook niet gebleken dat [geïntimeerde] toestemming voor schuldoverneming heeft gegeven. Alhoewel de toestemming ook in gedragingen van de schuldeiser besloten kan liggen, is het hof van oordeel dat [appellanten] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden hebben aangedragen die tot de conclusie kunnen leiden dat [geïntimeerde] in enige schuldoverneming door [naam B.V.] heeft toegestemd. Dat blijkt, gelet op het voorgaande, in elk geval niet uit het feit dat [geïntimeerde] het verzoek van [appellant 1] heeft gehonoreerd. Hetzelfde geldt voor de handelingen die [geïntimeerde] na uitvoering van de overeenkomst heeft verricht. Dat [geïntimeerde] heeft gefactureerd aan [naam B.V.] , haar vervolgens heeft aangemaand tot betaling en deelbetalingen van [naam B.V.] heeft ontvangen, betekent niet dat [geïntimeerde] erin heeft toegestemd dat [naam B.V.] de schuld van [appellant 1] heeft overgenomen.