ECLI:NL:GHDHA:2018:3938

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
22-002674-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake poging tot afpersing, afpersing in vereniging en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 juni 2016. De verdachte is beschuldigd van poging tot afpersing, afpersing in vereniging en diefstal met geweld, gepleegd op 16 januari en 14 februari 2016 te Rotterdam. De verdachte heeft zich op één avond schuldig gemaakt aan deze misdrijven ten opzichte van hetzelfde slachtoffer. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft bedreigd en gedwongen om geld te pinnen, en dat hij geweld heeft gebruikt om de telefoon en andere goederen van het slachtoffer af te nemen. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot doodslag en openlijk geweld, omdat er onvoldoende bewijs was. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. Het hof heeft ook de proeftijd van de verdachte verlengd en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting bij een zorginstelling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002674-16
Parketnummers: 10-700105-16 en 22-003040-14 (TUL)
Datum uitspraak: 7 februari 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 juni 2016 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1998,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 24 januari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 3 en 4 eerste en tweede cumulatief ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met, naast de wettelijk voorgeschreven algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarde – kort gezegd – een behandeling bij De Waag (Topzorg). De bijzondere voorwaarde is dadelijk uitvoerbaar verklaard.
In eerste aanleg is voorts beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging, een en ander als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing evenwel geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien in zoverre in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Tenlastelegging
Het hof verstaat dat de steller van de tenlastelegging bij het onder 4 ten laste gelegde kennelijk heeft beoogd dat de uitvoeringshandelingen zowel betrekking kunnen hebben op de afpersing alsmede op de diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld. In de 30ste regel, na 'welk geweld en/of welke bedreiging met geweld', wordt daarom toegevoegd 'van de diefstal/afpersing’. Verdachte wordt hierdoor niet in enig belang geschaad.
Aan de verdachte is – voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen –, met inachtneming van het hiervoor vermelde, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2016 te Rotterdam ter uitvoering van het voornemen om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met kracht met een of meer (ijzeren/houten) staven/stokken/knuppels/(cricket)bats op/tegen het hoofd en/of de armen en/of het lichaam heeft geslagen en/of die [slachtoffer] (terwijl zij op de grond lag) met kracht op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt (als gevolg waarvan die [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren), terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2016 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, [x], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- met een of meer (personen)auto's klemrijden van de (personen)auto waarin die [slachtoffer] zich bevond en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] uit deze (personen)auto sleuren/trekken en/of
- met kracht trekken aan de haren van die [slachtoffer] en/of
- met kracht beetpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- met kracht slaan en/of stompen op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- met kracht slaan met een of meer (ijzeren/houten) staven/[stokken/knuppels/(cricket)bats op/tegen het hoofd en/of de armen en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- met kracht (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) schoppen/trappen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- ( daarbij) tonen van een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer] en/of
- ( daarbij) dreigend (terwijl die [slachtoffer] gewond op de grond lag) de woorden uitspreken: "We maken haar af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 14 februari 2016 te Rotterdam op of nabij de openbare weg, de Randweg en/of de Beijerlandselaan, ter uitvoering van het voornemen om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft/hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [aangever 2] achtervolgd en/of
- zich opgedrongen aan die [aangever 2] en/of die [aangever 2] ingesloten en/of
- die [aangever 2] geboden om mee te lopen en/of
- ( daarbij) die [aangever 2] naar een pinautomaat begeleid/meegenomen en/of
- ( vervolgens) die [aangever 2] (aldaar) geboden/gedwongen om meermalen, althans eenmaal te pinnen en/of - (daarbij) aan die [aangever 2] (dreigend) de woorden toegevoegd: "Loop effe mee" en/of "Ik wil geld" en/of "Hier is je pinpas, ga pinnen" en/of "Hoe ga je het oplossen" en/of " Pin nog een keer, ik wil het zien", terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 14 februari 2016 te Rotterdam op of aan de openbare wegen, de Randweg en/of Hollandsestraat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meer fietsen en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meer fietsen en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
van de diefstal/afpersingbestond(en) uit het
- achtervolgen van die [aangever 2] en/of
- zich opdringen aan die [aangever 2] en/of
- die [aangever 2] gebieden om te gaan zitten en/of
- meermalen, althans eenmaal die [aangever 2] gebieden/dwingen om mee te lopen en/of
- die [aangever 2] gebieden/dwingen om zijn kelder(box/deur) te openen en/of
- ( met kracht) slaan/stompen in/op/tegen het gezicht van die [aangever 2] en/of
- aan die [aangever 2] tonen en/of voorhouden van een mes en/of
- rukken/trekken van een telefoon uit de hand(en) van die [aangever 2] en/of
- ( daarbij) aan die [aangever 2] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Geef je fona" en/of "Geef die kankerfona" en/of "Jij weet niet wie ik ben kill" en/of "Ik ben geen kleine jongen" en/of "Maak die kelderdeur open" en/of "Hé, [naam] geef die fiets" en/of "Ga goud pakken en spullen van waarde"" en/of "En pinpas van je moeder" en/of "Ik loop wel mee" en/of "Ik kan je ook gewoon djoeken" en/of "Geef je telefoon"" en/of "Nu, is het mijn fona" en/of "Ik zweer als je aangifte doet, ik neuk je kankermoeder".
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde – kort gezegd – een behandelverplichting bij de Waag (Topzorg) met begeleiding van de reclassering.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan – voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
Met de verdediging is het hof van oordeel dat, gelet op de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, niet overtuigende bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit buiten redelijke twijfel kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem primair en subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag op respectievelijk openlijk geweldpleging tegen [slachtoffer].
Het hof is van oordeel dat de verklaringen afgelegd door de aangeefster niet als voldoende betrouwbaar en redengevend bewijs kunnen worden gebruikt. De aangeefster heeft over de toedracht van het incident diverse dermate wisselende en niet consistente – soms ook op onderdelen tegenstrijdige – verklaringen afgelegd dat aan haar verklaringen geen zelfstandige bewijswaarde kan worden toegekend. Ook de situatie die de ter plaats gekomen verbalisanten hebben waargenomen komt niet overeen met de door aangeefster geschetste situatie dat zij was klemgereden; dit blijkt evenmin uit enig ander objectief bewijsmiddel.
Gelet op de discrepanties in de verklaringen van verschillende andere getuigen en hetgeen hierboven is overwogen kan geen helderheid worden verschaft over hoe en wat er feitelijk is gebeurd.
Naar het oordeel van het hof is mitsdien niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op
of omstreeks14 februari 2016 te Rotterdam op
of nabijde openbare weg, de Randweg en
/ofde Beijerlandselaan, ter uitvoering van het voornemen om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of anderenwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van geld,
geheel of ten deletoebehorende aan die [aangever 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,heeft
/hebbendeverdachte
en/of zijn mededader(s)
- die [aangever 2] achtervolgd en/of
- zich opgedrongen aan die [aangever 2]
en/of die [aangever 2] ingeslotenen
/of
- die [aangever 2] geboden om mee te lopen en
/of
- ( daarbij) die [aangever 2] naar een pinautomaat begeleid/meegenomen en
/of
- ( vervolgens) die [aangever 2] (aldaar) geboden/gedwongen om meermalen
, althans eenmaalte pinnen en
/of
- ( daarbij) aan die [aangever 2] (dreigend) de woorden toegevoegd: "Loop effe mee" en
/of"Ik wil geld" en
/of"Hier is je pinpas, ga pinnen" en
/of"Hoe ga je het oplossen" en
/of" Pin nog een keer, ik wil het zien", terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
4.
hij op
of omstreeks14 februari 2016 te Rotterdam op of aan de openbare weg
en, de Randweg
en/of Hollandsestraat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich
of een of meer anderenwederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en
/of een of meer fietsen en/of een mes en/ofkleding (2 truien en
/oféén broek)
en/of speakers en/of een subwoofer, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en
/of
tezamen en in vereniging met een andermet het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en
/of een of meer fietsen en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/ofspeakers en
/ofeen subwoofer,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
van die diefstal/afpersingbestond(en) uit het
- achtervolgen van die [aangever 2] en/of
- zich opdringen aan die [aangever 2] en/of
- die [aangever 2] gebieden om te gaan zitten en
/of
- meermalen
, althans eenmaaldie [aangever 2] gebieden/dwingen om mee te lopen en
/of
- die [aangever 2] gebieden/dwingen om zijn kelder(box/deur) te openen en
/of
- ( met kracht) slaan/stompen in/op/tegen het gezicht van die [aangever 2] en
/of
- aan die [aangever 2] tonen en/of voorhouden van een mes en
/of
- rukken/trekken van een telefoon uit de hand
(en)van die [aangever 2] en
/of
- ( daarbij) aan die [aangever 2] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Geef je fona" en
/of"Geef die kankerfona" en
/of"Jij weet niet wie ik ben kill" en
/of"Ik ben geen kleine jongen" en
/of"Maak die kelderdeur open" en
/of "Hé,[naam] geef die fiets" en/of"Ga goud pakken en spullen van waarde"" en
/of"En pinpas van je moeder" en
/of"Ik loop wel mee" en
/of"Ik kan je ook gewoon djoeken" en
/of"Geef je telefoon"" en
/of"Nu, is het mijn fona" en
/of"Ik zweer als je aangifte doet, ik neuk je kankermoeder".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Het hof overweegt daarover als volgt.
De aangever heeft bij de politie verklaard – zakelijk weergegeven – dat omstreeks 23.00 uur vier personen op hem en zijn vriend [vriend] kwamen aflopen en om hen heen gingen staan. Aangever voelde zich op dat moment erg bang. Dader 1 ( naar later blijkt: de verdachte) vroeg aangever om met hem mee te lopen, terwijl [vriend] bij de andere drie personen bleef staan. De verdachte zei dat hij geld van aangever wilde en ging vervolgens in diens zakken voelen, waarna de verdachte aangevers pinpas heeft gepakt. Op dat moment voelde de aangever zich wederom erg bang en durfde niets te doen. De verdachte zei tegen de aangever: “Hier is je pinpas. Ga pinnen”. De aangever is gedwongen naar een pinautomaat te lopen om daar een geldbedrag te pinnen. De aangever zei dat hij geen geld had, waarop de verdachte zei: “Hoe ga je het oplossen”, waarna de aangever wederom werd gedwongen om te pinnen.
De stelling van de verdachte, dat de aangever aan
hemheeft gevraagd om mee te lopen en dat hij de aangever slechts heeft geholpen met het pinnen, is niet aannemelijk geworden; immers ook getuige [vriend] heeft in het proces verbaal van bevindingen (PL1700-2016053777-7) verklaard dat ([aangever 2]) een aantal keer moest pinnen, wat niet lukte en ten overstaan van de raadsheer-commissaris de door de verdachte geschetste alternatieve gang van zaken nadrukkelijk ontkend. Het hof gaat er van uit dat de gebeurtenissen als door de aangever beschreven zich hebben voorgedaan nu deze verklaring voldoende steun vindt in de overige op dat feit betrekking hebbende bewijsmiddelen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de context waarin de voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband hebben plaatsgevonden en mede gelet op de sfeer die daarbij door de aangever is ervaren, de omstandigheden als bedreigend aangemerkt kunnen worden. Gelet op de omstandigheden waarin de uitspraken zijn gedaan, kunnen de uitlatingen van de verdachte niet anders worden opgevat dan bedreigingen met geweld, teneinde te proberen geld los te krijgen van de aangever. Doordat de aangever over onvoldoende banksaldo beschikte, is er geen geld gepind of afgegeven.
Het hof verwerpt dan ook het verweer
Feit 4
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde overweegt het hof dat sprake is van een voltooide afpersing van de telefoon zoals bewezenverklaard. De aangever heeft de heerschappij over de telefoon onder dwang moeten prijsgeven door deze aan de verdachte te overhandigen, waardoor de verdachte vervolgens als heer en meester over de telefoon heeft beschikt. De omstandigheid dat verdachte nadien de telefoon heeft teruggegeven, doet daar niet aan af.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

afpersing.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

afpersing

en

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze op één avond schuldig gemaakt aan poging tot afpersing, afpersing in verenging en diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging, telkens ten opzichte van hetzelfde slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer laat op de avond beroofd door zijn pinpas af te nemen, waarna hij hem heeft gedwongen te pinnen; ook heeft hij hem gedwongen in een bushokje zijn kleding uit te trekken, wat bijzonder vernederend voor hem moet zijn geweest. Vervolgens heeft hij het slachtoffer gedwongen een kelderbox te openen. Ook daaruit zijn spullen weggenomen. Tot slot is ook de Iphone van het slachtoffer afgepakt. Dit alles ging gepaard met geweld en bedreiging met geweld. De verdachte heeft zich kennelijk slechts laten leiden door de drang om snel aan geld te komen zonder stil te staan bij de gevolgen die zijn gedrag voor het slachtoffer zou hebben. Het is goed voorstelbaar dat het nog jeugdige slachtoffer het gebeurde als bijzonder beangstigend heeft ervaren en daarvan psychische gevolgen heeft ondervonden; dit is, zoals uit het schade onderbouwingsformulier blijkt, ook het geval geweest. Daarnaast heeft de verdachte aldus blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen en levenssfeer van een ander. Het hof rekent dit de verdachte ernstig aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft ook acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 24 november 2016 en op het gezinsplan van 2 december 2016 van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, alsmede op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door [medewerker jeugdbescherming], namens de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, naar voren is gebracht. Het hof gaat uit van een intelligente jongeman die nog onvoldoende autonoom of uitgerijpt is, beïnvloedbaar en met een gering inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor zichzelf en anderen. Geadviseerd wordt de verdachte een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis op te leggen en een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht zich onder behandeling te stellen in het kader van Topzorg vanuit de Waag. Tevens wordt geadviseerd om het reclasseringstoezicht uit te laten voeren door Reclassering Nederland. De Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond zijn van mening dat de verdachte vaardigheden moet ontwikkelen om zijn attitude te kunnen ombuigen tot een maatschappelijk aanvaardbare houding ten opzichte van delinquent gedrag. Het behandelaanbod vanuit Topzorg de Waag biedt de mogelijkheid om meer zicht en sturing aan de ontwikkeling van de verdachte naar volwassenheid te geven en om onderontwikkelde vaardigheden te versterken.
Het hof heeft voorts kennis genomen van het Advies aan opdrachtgever toezicht, wijziging bijzondere voorwaarden van Reclassering Nederland van 4 mei 2017.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aangegeven voor de behandeling open te staan.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. De jeugddetentie is door de verdachte reeds in voorlopige hechtenis uitgezeten.
Het hof acht, mede gelet op de hierna te melden beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, thans niet noodzakelijk om daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Daar het hof het evenwel mede gelet op de bovengenoemde advies van belang acht dat de verdachte zich onder behandeling laat stellen in het kader van Topzorg vanuit de Waag dan wel een soortgelijke instelling, komt het hof tot de na te melden beslissing met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal tot het opleggen van de bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijke gedeelte van de gevorderde straf meeweegt.
Tevens is op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 juni 2016 met parketnummer 10-691012-15.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof 's-Gravenhage van 17 september 2015, gewezen onder rolnummer 22-003040-14 is de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, met bevel dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot twee maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder – voor zover hier van belang - de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie voor de duur van twee maanden om reden dat de verdachte voormelde voorwaarde niet heeft nageleefd.
Blijkens de ‘mededeling voorwaardelijke veroordeling’ van 18 oktober 2015 is aan verdachte bericht dat de proeftijd is ingegaan op 2 oktober 2015.
Het hof overweegt dat op grond van artikel 14b vijfde lid van het Wetboek van Strafrecht de proeftijd niet loopt gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Uit de, de verdachte betreffende, registratiekaart blijkt dat hij voor onderhavige feiten van 15 februari 2016 tot en met 9 februari 2017, derhalve in totaal twaalf maanden gedetineerd is geweest. Dientengevolge zal de proeftijd twaalf maanden later eindigen dan de datum waarop deze aanvankelijk zou eindigen. Dat brengt met zich mee dat de hiervoor bedoelde proeftijd thans nog niet is verlopen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering tot tenuitvoerlegging is derhalve gegrond.
Met de advocaat-generaal is het hof evenwel van oordeel dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, van tenuitvoerlegging van de resterende straf thans moet worden afgezien, maar dat in plaats daarvan de proeftijd met één jaar moet worden verlengd. Met inachtneming van het voornoemde advies van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en het verzoek tot wijziging van de bijzondere voorwaarden van Reclassering Nederland zal het hof de in het vonnis genoemde voorwaarden wijzigen en aanvullen als hierna te melden, zoals door de advocaat-generaal gevorderd bij zijn vordering tot een voorwaardelijk deel van de straf. Dit laatste gelet op het bepaalde in artikel 77cc tweede lid van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tot schadevergoeding van [aangever 2]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2] zich als wettelijk vertegenwoordiger van [aangever 2] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 en 4 ten laste gelegde tot een bedrag van € 1.305,00 (bestaande uit € 305,00 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, te weten tot € 1.000,- (bestaande uit immateriële schade), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat hetgeen ter terechtzitting is geconcludeerd – kennelijk abusievelijk – niet op de schriftelijke vordering staat vermeld.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Het hof is van oordeel dat het bewezenverklaarde geen rechtstreeks verband heeft met de gevorderde vergoeding voor de fiets à € 125,-, aangezien de verdachte is vrijgesproken voor de diefstal van de fiets(en), waar de gevorderde vergoeding wel rechtstreeks verband mee heeft. De benadeelde partij dient derhalve in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor de overige gestelde materiële schade, die ziet op kleding à € 180,-, is het hof van oordeel dat dit bedrag kan worden toegewezen te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aangezien de afpersing van de kleding bewezen is verklaard.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 1.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.000,00 voor immateriële schade en € 180,- voor materiële schade aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen een bedrag van
€ 1.180,- aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77i,77x, 77y, 77z, 77aa, 77cc, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 10 (tien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] ter zake van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.180,00 (éénduizendhonderdtachtig euro) ter zake van immateriële en materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige niet ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2], ter zake van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.180,00 (éénduizendhonderdtachtig euro) als vergoeding voor immateriële en materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
21 (éénentwintig) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schadevergoeding op 14 februari 2016.
Verlengt de proeftijdals vermeld in het arrest van het gerechtshof 's-Gravenhage van 17 september 2015 rolnummer 22-003040-14, met een termijn van
1 (één) jaar.
Wijzigtde in genoemd arrest gestelde bijzondere voorwaarden in dier voege, dat de verdachte verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt voorts als bijzondere voorwaardedat de verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het behandel/begeleidingstraject
Topzorg van de Waagof een soortgelijke instelling.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels, mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, in bijzijn van de griffier mr. H. Hafti.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2018.