ECLI:NL:GHDHA:2018:3791

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
22-002427-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelicten en rijbewijs ongeldig verklaard: eendaadse samenloop en strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het meerdere keren besturen van een motorvoertuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Daarnaast werd hij beschuldigd van gevaarlijk rijgedrag op een motorfiets zonder het juiste rijbewijs. Het hof oordeelde dat er sprake was van eendaadse samenloop van feiten, wat betekent dat de gedragingen van de verdachte in wezen één verwijt opleveren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens werd een taakstraf van 80 uren opgelegd en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof overwoog dat de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht door herhaaldelijk zonder geldig rijbewijs te rijden en dat er strenge maatregelen nodig zijn om herhaling te voorkomen. De vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf werd ook gegrond verklaard, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002427-17
Parketnummers: 96-015341-16 (dagvaarding I),
09-144523-16 (dagvaarding II),
96-182602-16 (dagvaarding III),
96-032103-17 (dagvaarding IV),
96-227299-15 (dagvaarding V),
96-039304-16 (dagvaarding VI),
96-148411-16 (dagvaarding VII) en
09-215053-16 (TUL)
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 18 mei 2017 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
[postadres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in [HvB].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
25 juli 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het op dagvaarding I onder 2, dagvaarding II onder 1 en 2, dagvaarding V onder 2 en dagvaarding VI onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken. De verdachte is ter zake van het op dagvaarding I onder 1, dagvaarding III onder 1 en 2, dagvaarding IV onder 1 en 2, dagvaarding V onder 1, dagvaarding VI onder 1 en het op dagvaarding VII ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis. Ter zake van het op dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. Ter zake van het op dagvaarding II onder 4 ten laste gelegde is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 340,-, te voldoen in termijnen. Omtrent de inbeslaggenomen personenauto en de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 09-215053-16 is beslist als in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen vrijspraken van het op dagvaarding I onder 2, dagvaarding II onder
1. en 2, dagvaarding V onder 2 en dagvaarding VI onder 2 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem op dagvaarding I onder 2, dagvaarding II onder 1 en 2, dagvaarding V onder 2 en dagvaarding VI onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 3 op dagvaarding II niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte dient te worden verklaard. Daartoe heeft de raadsman – kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de verdachte voor een aantal van de onder feit 3 ten laste gelegde gedragingen geldboetes op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) heeft gekregen. Hij verwijst daarvoor naar een overzicht van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) d.d. 17 juli 2018. Volgens de raadsman gaat het om drie gedragingen waarvoor geldboetes zijn opgelegd en waarvan één geldboete inmiddels is betaald. Bij bestraffing van overtreding van verkeersregels is de verkeersveiligheid het motief. De gedragingen die ten laste zijn gelegd in feit 3 kunnen niet anders gezien worden dan als een zelfde feit of complex van feiten als de feiten die onder de WAHV zijn afgedaan. Ook al gaat het om meer dan alleen de feiten die onder de WAHV zijn afgedaan, het totaal betreft toch hetzelfde verwijt en door de inbreng van de WAHV-feiten is de facto sprake van een dubbele vervolging. Gelet hierop kan de verdachte voor hetgeen in feit 3 ten laste is gelegd niet (opnieuw) strafrechtelijk worden vervolgd, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen. Volgens de advocaat-generaal volgt uit het “Overzicht van zaken” van het CJIB d.d. 15 juli 2018 dat aan de verdachte drie geldboetes zijn opgelegd, maar dat deze niet, althans niet geheel, zijn betaald. Subsidiair heeft de advocaat-generaal betoogd dat, ook als het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou worden verklaard in de vervolging van een aantal van de op dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde gedragingen omdat daarvoor al een geldboete is betaald, voldoende strafbare feiten overblijven voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft ter terechtzitting aan de hand van bovengenoemd “Overzicht van zaken” van het CJIB d.d. 15 juli 2018 met de advocaat-generaal vastgesteld dat zowel voor het negeren van een rood uitstralend verkeerslicht op de kruising van de Oranje Nassausingel met de Van Boetzelaerstraat als het negeren van een rood uitstralend verkeerslicht op de kruising van de Oranje Nassausingel met de Oostkanaalweg reeds een boete op de voet van de WAHV is opgelegd.
Zoals de Hoge Raad in zijn uitspraak van 23 juni 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZD1065) heeft overwogen, verzet het wettelijk stelsel zich ertegen dat indien ter zake van een gedraging een administratieve sanctie is opgelegd, die gedraging in aanmerking wordt genomen bij de beoordeling van de vraag of het verkeersgedrag als een overtreding van artikel 25 van de Wegenverkeerswet zal worden vervolgd. Deze overweging geldt volgens de Hoge Raad op overeenkomstige wijze ten aanzien van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, welke bepaling artikel 25 van de Wegenverkeerswet heeft vervangen en dezelfde functie vervult als artikel 25 van de Wegenverkeerswet.
Dat brengt mee dat de hiervoor op dagvaarding II onder 3 omschreven gedragingen, waarvoor aan de verdachte een administratieve sanctie is opgelegd, niet in een vervolging op de voet van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 hadden mogen worden betrokken. Het Openbaar Ministerie dient daarom ter zake van die gedragingen niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte te worden verklaard.
Het hof stelt voorts vast dat de overige ten laste gelegde gedragingen andere gedragingen betreffen dan die waarvoor reeds een geldboete is opgelegd. De enkele omstandigheid dat het bij deze gedragingen om hetzelfde verwijt zou gaan als bij de gedragingen die onder de WAHV zijn afgedaan kan niet tot de conclusie leiden dat sprake is van hetzelfde feit of feitencomplex. Niet valt in te zien dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van die andere gedragingen niet bevoegd was om de verdachte strafrechtelijk te vervolgen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat uit het in artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel voortvloeit dat de advocaat‑generaal een zelfstandige beslissingsbevoegdheid toekomt voor het al dan niet instellen van strafvervolging alsmede voor het daartoe afwegen van de in het geding zijnde belangen.
In zoverre wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover in hoger beroep aan de orde - ten laste gelegd dat:

dagvaarding I

1.
hij, op of omstreeks 23 januari 2016, te Gouda terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Rotterdamseweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;

dagvaarding II

3.
hij op of omstreeks 19 april 2016 te Alphen aan den Rijn als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de hierna genoemde weg(en), als volgt heeft gehandeld:
- hij, verdachte, op de Burgemeester Bruijns Slotsingel (meermalen) heeft gereden met een
gecorrigeerdesnelheid van ongeveer
91kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, althans met een gezien de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de President Kennedylaan een volgteken middels de verlichte transparant met de (afwisselende) tekst(en) "POLITIE" en "VOLGEN" van een onopvallend dienstvoertuig heeft genegeerd en/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de Oranje Nassausingel heeft gereden met een
gecorrigeerdsnelheid van ongeveer
128kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur, althans met een gezien de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de Oranje Nassausingel (meermalen) met zijn voertuig een dubbele doorgetrokken heeft overschreden en/of (daarbij) een of meerdere andere auto('s) links heeft ingehaald en/of (daarbij) op de weg voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de kruising van de Oranje Nassausingel met de Oostkanaalweg heeft gereden met een
gecorrigeerdesnelheid van ongeveer
100kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, althans met een gezien de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid (veel) te hoge snelheid en/of tengevolge waarvan een ander voertuig (auto) abrupt/plots moest remmen teneinde een aanrijding te voorkomen en/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de N207 een of meerdere ander(e) aldaar rijdende voertuig(en) heeft ingehaald over de rijbaan van het tegemoetkomende verkeer en/of (daarbij) de doorgetrokken streep op de rijbaan heeft genegeerd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
4.
hij op of omstreeks 19 april 2016 te Alphen aan den Rijn als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) heeft gereden op de weg, de Bruijns Slotsingel, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;

dagvaarding III

1.
hij op of omstreeks 5 september 2016 te Hillegom terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Leidsestraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 5 september 2016 te Hillegom, op de weg, de Leidsestraat, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven;

dagvaarding IV

1.
hij op of omstreeks 16 februari 2017 te 's-Gravenhage terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Waldorpstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2017 te 's-Gravenhage, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, tenzij aan hem, nadat hij aan deze voorwaarden heeft voldaan, een ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Waldorpstraat, als bestuurder een motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;

dagvaarding V

1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2015 te Gouda terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Goverwellesingel, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;

dagvaarding VI

1.
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, N207, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;

dagvaarding VII

hij op of omstreeks 13 ju
li 2016
, althans de periode van 13 juni 2016 tot en met 13 juli 2016, te Lisse terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, heereweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het op dagvaarding I onder 1, dagvaarding III onder 1 en 2, dagvaarding IV onder 1 en 2, dagvaarding V onder 1, dagvaarding VI onder 1 en het op dagvaarding VII ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte ter zake van het op dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van een maand, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden, met een proeftijd van twee jaren. Ter zake van feit 4 op dagvaarding II heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 340,-, subsidiair zes dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en verwerping van de gevoerde verweren komt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte na te melden ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

dagvaarding I

1.
hij, op
of omstreeks23 januari 2016, te Gouda terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, de Rotterdamseweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd;

dagvaarding II

3.
hij op
of omstreeks19 april 2016 te Alphen aan den Rijn als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de hierna genoemde weg
(en
), als volgt heeft gehandeld:
- hij, verdachte, op de Burgemeester Bruijns Slotsingel (meermalen) heeft gereden met een gecorrigeerde snelheid van ongeveer 91 kilometer per uur
, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, althans met een gezien de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid (veel) te hoge snelheiden
/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de President Kennedylaan een volgteken middels de verlichte transparant met de (afwisselende) tekst
(en
)"POLITIE" en "VOLGEN" van een onopvallend dienstvoertuig heeft genegeerd en
/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de Oranje Nassausingel heeft gereden met een gecorrigeerd
esnelheid van ongeveer 128 kilometer per uur
, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur, althans met een gezien de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid (veel) te hoge snelheiden
/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de Oranje Nassausingel (meermalen) met zijn voertuig een dubbele doorgetrokken
streepheeft overschreden en
/of (daarbij
)een of meerdere andere auto
('s
)links heeft ingehaald en
/of (daarbij)op de weg voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en
/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de kruising van de Oranje Nassausingel met de Oostkanaalweg heeft gereden met een
gecorrigeerdesnelheid van ongeveer
100kilometer per uur
, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, althans met een gezien de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid (veel) te hoge snelheid en/of ten gevolge waarvan een ander voertuig (auto) abrupt/plots moest remmen teneinde een aanrijding te voorkomenen
/of (vervolgens)
- hij, verdachte, op de N207 een of meerdere ander
(e
)aldaar rijdende voertuig
(en
)heeft ingehaald over de rijbaan van het tegemoetkomende verkeer en
/of (daarbij)de doorgetrokken streep op de rijbaan heeft genegeerd, door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
, althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
, althans kon worden gehinderd;
4.
hij op
of omstreeks19 april 2016 te Alphen aan den Rijn als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) heeft gereden op de weg, de Bruijns Slotsingel, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;

dagvaarding III

1.
hij op
of omstreeks5 september 2016 te Hillegom terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, de Leidsestraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd;
2.
hij op
of omstreeks5 september 2016 te Hillegom, op de weg, de Leidsestraat, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven;

dagvaarding IV

1.
hij op
of omstreeks16 februari 2017 te 's-Gravenhage terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, Waldorpstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd;
2.
hij op
of omstreeks16 februari 2017 te 's-Gravenhage, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, tenzij aan hem, nadat hij aan deze voorwaarden heeft voldaan, een ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, Waldorpstraat, als bestuurder een motorrijtuig (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd;

dagvaarding V

1.
hij op
of omstreeks15 oktober 2015 te Gouda terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, de Goverwellesingel, als bestuurder een motorrijtuig, (bedrijfsauto (bestelauto)), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd;

dagvaarding VI

1.
hij op
of omstreeks12 februari 2016 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg, N207, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;

dagvaarding VII

hij op
of omstreeks13 juli 2016 te Lisse terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie
of categorieënwas afgegeven, op de weg,
Heereweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer ten aanzien van de kwalificatie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de onder 1 en 2 op dagvaarding III onderscheidenlijk dagvaarding IV ten laste gelegde feiten sprake is van een meerdaadse samenloop en niet van een eendaadse samenloop, zoals de politierechter heeft geoordeeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In zijn arrest van 20 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1111) heeft de Hoge Raad onder meer overwogen dat het voor eendaadse samenloop vooral aankomt op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.
Het hof is van oordeel dat de op dagvaarding III onder 1 en 2 bewezenverklaarde gedragingen voldoen aan de door de Hoge Raad gestelde criteria voor het aannemen van eendaadse samenloop. Datzelfde geldt ten aanzien van de op dagvaarding IV onder 1 en 2 bewezenverklaarde gedragingen. Het hof vindt daarvoor steun in de overwegingen in voornoemd arrest, waaruit volgt dat de samenloopregelingen – in het bijzonder ook de eendaadse samenloop - daadwerkelijk voldoende ruimte moeten bieden om dubbele bestraffing te voorkomen. Daaraan zou afbreuk worden gedaan, indien de advocaat-generaal wordt gevolgd in haar betoog dat in dit geval niet aan de vereisten voor het aannemen van eendaadse samenloop is voldaan, ondanks dat sprake is van eenzelfde strekking tussen de eerste en tweede volzin van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (bescherming van de verkeersveiligheid). Dat verschillende autoriteiten hebben beslist over de (on)geldigheid van het rijbewijs en dat daartegen verschillende rechtsmiddelen hebben opengestaan kan, anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, niet leiden tot een ander oordeel.
Het hof is dan ook met de politierechter van oordeel dat ten aanzien van bovengenoemde gedragingen sprake is van een eendaadse samenloop.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

dagvaarding I

1:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

dagvaarding II

3:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
4:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

dagvaarding III

1 en 2:
de eendaadse samenloop van

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

en

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

dagvaarding IV

1 en 2:
de eendaadse samenloop van

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

en

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

dagvaarding V

1:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

dagvaarding VI

1:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

dagvaarding VII

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft meerdere keren een motorvoertuig bestuurd nadat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard of van rechtswege zijn geldigheid had verloren. Daartegen dient streng te worden opgetreden teneinde te voorkomen dat de werking van besluiten als het onderhavige, gegeven door een daartoe bevoegd gezag, wordt gefrustreerd.
Voorts heeft de verdachte zich als bestuurder van een motorfiets schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs voor het besturen van die motorfiets. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 juli 2018 waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van Wegenverkeerswetmisdrijven.
Gelet op de aard, ernst en veelheid van de bewezenverklaarde feiten, in samenhang bezien met de recidivestaat van de verdachte, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Het hof zal een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Daarnaast ziet het hof aanleiding aan de verdachte een taakstraf van na te melden duur op te leggen.
Ter zake van het op dagvaarding II onder 3 bewezenverklaarde acht het hof een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden.
Het hof zal die ontzegging evenwel geheel voorwaardelijk opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van soortgelijke delicten.
Ter zake van het op dagvaarding II onder 4 bewezenverklaarde zal het hof een geldboete van na te melden hoogte opleggen.
Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 16 januari 2017 onder parketnummer 09-215053-16 is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met bevel dat die taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op de grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de op dagvaarding IV onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Beslag
De advocaat-generaal heeft de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen personenauto gevorderd.
Het hof zal evenwel – evenals de politierechter - de teruggave van de inbeslaggenomen personenauto aan de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 55, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 9, 107, 176, 177 en
179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het op dagvaarding I onder 2, dagvaarding II onder 1 en 2, dagvaarding V onder 2 en dagvaarding VI onder 2 ten laste gelegde.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van hetgeen op dagvaarding II onder 3 onder de gedachtestreepjes 5 en 6 (gedeeltelijk) ten laste is gelegd, te weten dat de verdachte
  • op de kruising van de Oranje Nassausingel met de Van Boetzelaerstraat het voor hem bestemde rood uitstralende verkeerslicht heeft genegeerd en
  • op de kruising van de Oranje Nassausingel met de Oostkanaalweg het voor hem bestemde rood uitstralende verkeerslicht heeft genegeerd.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het op dagvaarding I onder 1, dagvaarding II onder 3 en 4, dagvaarding III onder 1 en 2, dagvaarding IV onder 1 en 2, dagvaarding V onder 1, dagvaarding VI onder 1 en het op dagvaarding VII ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het op dagvaarding I onder 1, dagvaarding II onder 3 en 4, dagvaarding III onder 1 en 2, dagvaarding IV onder 1 en 2, dagvaarding V onder 1, dagvaarding VI onder 1 en het op dagvaarding VII bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het op dagvaarding I onder 1, dagvaarding III onder 1 en 2, dagvaarding IV onder 1 en 2, dagvaarding V onder 1, dagvaarding VI onder 1 en het op dagvaarding VII bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte ter zake van bovengenoemde bewezenverklaarde feiten tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het op dagvaarding II onder 3 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het op dagvaarding II onder 4 bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 340,00 (driehonderdveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 16 januari 2017, parketnummer 09-215053-16, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
de in beslag genomen personenauto.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. A.L. Frenkel, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 augustus 2018.
Mr. A.L. Frenkel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.