ECLI:NL:GHDHA:2018:3790

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
22-003345-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake bedreiging en vernieling met TBS als maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van bedreiging met de dood en vernieling. De bedreigingen waren gericht aan het slachtoffer, waarbij de verdachte via Facebook Messenger een foto van twee messen stuurde met een dreigende tekst. Enkele maanden later bedreigde hij het slachtoffer opnieuw, ditmaal telefonisch via een reclasseringsmedewerker. De verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een ongespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege, en heeft daarbij een aantal voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar het hof oordeelde dat TBS noodzakelijk was gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd toegewezen, waarbij de verdachte € 1.500,- moest betalen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan diverse voorwaarden ter bescherming van de veiligheid van anderen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003345-17
Parketnummers: 09-827555-16 en 09-837046-17
Datum uitspraak: 11 juni 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 juli 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1994,
thans gedetineerd in [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 maart 2018 en 28 mei 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Waar hierna wordt gesproken van zaken met onderscheiden parketnummers is dat een administratieve aanduiding, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan hetgeen rechtens volgt uit de ter terechtzitting in eerste aanleg bevolen voeging van die zaken.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij dagvaarding met parketnummer 09-827555-16 (hierna ook dagvaarding I) onder 1 ten laste gelegde en bij dagvaarding met parketnummer 09-837046-17 (hierna ook dagvaarding II) ten laste gelegde veroordeeld tot de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met verpleging van overheidswege. Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde is de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I:
1:
hij op of omstreeks 06 augustus 2016 te 's-Gravenhage [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [aangeefster] via Facebook Messenger een foto heeft gestuurd van twee messen met daarbij de tekst: "Ik bus 21 met deze eigenlijk wil ik allebij in jou buik. Beter ga politie lan hahah ik wil je echt dood maken ik ga halen [afbeelding van een pistool] en schieten jou bij matador ofzo ik zoek jou overal hahah";
2:
hij op of omstreeks 27 augustus 2016 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een bromscooter (SYM Fiddle II), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk die scooter meerdere malen om te gooien en/of trappen en/of door fietsen op die scooter te gooien;
Dagvaarding II:
1:
hij in of omstreeks de periode van 03 november 2016 tot en met 11 november 2016 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster] (indirect, telefonisch via een reclasseringsmedewerker) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik wil mijn vriendin, mijn ex, dood hebben. Ik sta ermee op en ik ga ermee naar bed met de gedachte haar te doden. Als ik haar tegenkom, moet ze dood, ik zal haar wurgen met mijn riem. Of doodsteken. Ik meen dit serieus, zij verdient dit, het is haar eigen schuld. Als ik haar vriend niet mag zijn, dan niemand. Iedereen die zich ermee bemoeit of mij probeert tegen te houden, zal ook dood moeten. Naar reclassering: Mocht je mij tegenhouden zal ik jou ook doodmaken. Ik heb geen vuurwapens, maar weet wel al diverse manieren om mijn ex te vermoorden, ik zal haar op de grond neerleggen en haar wurgen met mijn riem bijvoorbeeld. Ik wil rustig 14 jaar detentie krijgen, maakt mij niet uit, zolang zij maar dood is", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de op te leggen straf en in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest en hem de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen en daarbij niet te bepalen dat deze wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Voorts vordert de advocaat-generaal toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 en 2 en het bij dagvaarding II ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Dagvaarding I:
1:
hij op
of omstreeks06 augustus 2016 te 's-Gravenhage
[aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [aangeefster] via Facebook Messenger een foto
heeftgestuurd van twee messen met daarbij de tekst: "Ik bus 21 met deze eigenlijk wil ik allebij in jou buik. Beter ga politie lan hahah ik wil je echt dood maken ik ga halen [afbeelding van een pistool] en schieten jou bij matador ofzo ik zoek jou overal hahah";
2:
hij op of omstreeks 27 augustus 2016 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een bromscooter (SYM Fiddle II),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangeefster],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaaktdoor toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk
tegendie scooter
meerdere malen om te gooien en/oftetrappen en
/ofdoor fietsen op die scooter te gooien;
Dagvaarding II:
1:
hij
in ofomstreeks de periode van 03 november 2016 tot en met 11 november 2016 te 's-Gravenhage,
in elk geval in Nederland[aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster]
(indirect, telefonisch via een reclasseringsmedewerker
)dreigend de woorden toegevoegd: "Ik wil mijn vriendin, mijn ex, dood hebben. Ik sta ermee op en ik ga ermee naar bed met de gedachte haar te doden. Als ik haar tegenkom, moet ze dood, ik zal haar wurgen met mijn riem. Of doodsteken. Ik meen dit serieus, zij verdient dit, het is haar eigen schuld. Als ik haar vriend niet mag zijn, dan niemand. Iedereen die zich ermee bemoeit of mij probeert tegen te houden, zal ook dood moeten.
Naar reclassering: Mocht je mij tegenhouden zal ik jou ook doodmaken.Ik heb geen vuurwapens, maar weet wel al diverse manieren om mijn ex te vermoorden, ik zal haar op de grond neerleggen en haar wurgen met mijn riem bijvoorbeeld. Ik wil rustig 14 jaar detentie krijgen, maakt mij niet uit, zolang zij maar dood is", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-827555-16 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-837046-17 bewezen verklaarde levert op:

telkens:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in de zaak met parketnummer 09-827555-16 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
De op te leggen maatregel
Het hof heeft de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal gevallen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en aan vernieling.
De verdachte heeft het slachtoffer eerst een foto gestuurd van twee messen met daarbij een dreigende tekst waarin hij haar met de dood heeft bedreigd. Enkele maanden later heeft de verdachte in een telefoongesprek met zijn reclasseringsmedewerker wederom het slachtoffer bedreigd met de dood. Deze bedreiging hield in dat het slachtoffer dood moet en dat hij daar best de gevangenis voor in wil gaan, zolang zij maar dood is.
Met deze bedreigingen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten, die bij het slachtoffer angst en schade hebben veroorzaakt.
Een paar weken na de eerste bedreiging is de verdachte naar een gelegenheid toegegaan waar het slachtoffer op dat moment was en toen zij niet naar buiten wilde komen heeft de verdachte de scooter van het slachtoffer beschadigd.
Door het beschadigen van de scooter heeft hij laten zien geen respect te hebben voor eens anders eigendom en heeft hij aangeefster schade en overlast bezorgd.
Voor het tweetal gevallen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht kan in beginsel TBS worden opgelegd.
Met betrekking tot de op te leggen maatregel heeft het hof acht geslagen op de volgende rapportages van:
  • Pro Justitia rapport d.d. 31 januari 2017, opgesteld door psycholoog M. Hulshof;
  • Pro Justitia rapport d.d. 11 maart 2017, opgesteld door kinder- en jeugdpsychiater drs. H. van der Lugt;
  • Reclasseringsrapport d.d. 29 maart 2017, opgesteld door reclasseringswerker J.A. van Mil;
  • Brief d.d. 18 mei 2017 van reclasseringswerker M. Lakenman en unitmanager H. de Jong aan de officier van justitie;
  • Pro Justitia rapport d.d. 6 juni 2017, opgesteld door psycholoog L. Heukelom;
  • Pro Justitia rapport d.d. 13 maart 2018, opgesteld door psychiater J.M.J.F. Offermans;
  • Maatregelrapport d.d. 22 mei 2018, opgesteld door C.E. Tempelman.
Psycholoog Hulshof heeft de hem gestelde vragen niet kunnen beantwoorden omdat betrokkene medewerking weigerde. Betrokkene weigerde op advies van zijn advocaat, omdat hij bang is dat meewerken in zijn nadeel zal werken en omdat hij geen meerwaarde ziet in het onderzoek. Met betrokkene is 20 minuten gesproken. Hij heeft verteld dat hij erover denkt een afbeelding van een kalasjnikov te plaatsen over de tatoeage op zijn lichaam van het slachtoffer in de onderhavige zaak. Rapporteur merkt op dat hij dat een vreemde versiering vindt. Betrokkene reageert daar niet op.
Psycholoog Heukelom heeft de haar gestelde vragen niet kunnen beantwoorden omdat betrokkene medewerking weigerde. Die weigering kwam voort uit angst voor tbs, ongenoegen over het eerdere advies van een psychiater (tot TBS) en de overtuiging van betrokkene dat hij zal worden vrijgesproken.
In het Reclasseringsrapport d.d. 29 maart 2017 wordt overwogen dat een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf met een reclasseringstoezicht moeilijk haalbaar lijkt door de houding van betrokkene.
De reclassering adviseert de maatregel van TBS met voorwaarden te laten onderzoeken. Deze maatregel bevat voldoende dwang en drang om betrokkene verder te motiveren voor gefaseerde resocialisatie.
Uit voornoemde brief blijkt dat bedoeld onderzoek niet mogelijk is gebleken wegens gebrek aan medewerking van betrokkene. Hij wil met TBS niets te maken hebben, dat zijn volgens hem mensen die gek zijn. He is niet gelukt met hem in gesprek te komen.
De psychiaters Van der Lugt en Offermans hebben – kort gezegd – als volgt geconcludeerd.
Volgens psychiater Van der Lugt lijdt de verdachte aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een ongespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis.
Ook volgens psychiater Offermans lijdt de verdachte aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij ook sprake is van forse narcistische trekken en voorts aan een ziekelijke stoornis in middelengebruik.
Beiden concluderen dat de beschreven problematiek ook speelde ten tijde van de ten laste gelegde feiten en dat deze problematiek de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloedde. Dat gold volgens psychiater Offermans marginaal voor het middelengebruik.
Beide psychiaters achten de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar voor de ten laste gelegde feiten.
Zij beiden achten de kans dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan soortgelijke feiten groot als de verdachte onbehandeld blijft.
Psychiater Van der Lugt rapporteert dat de verdachte vanuit de persoonlijkheidsstoornis meent dat zijn handelen het logische antwoord is op het gedrag van derden. De verdachte is onvoldoende in staat om zijn (on)mogelijkheden onder ogen te zien, impulsen te bedwingen, frustraties het hoofd te bieden, afstand te nemen en zorg te dragen voor eigen en andermans veiligheid. Door stress en traumatisering wordt hij verder opgejaagd. Het gebruik van alcohol en drugs hebben tot gevolg dat hij het gevaar nauwelijks meer onderkent.
Psychiater Offermans rapporteert eveneens dat de verdachte van jongs af aan te kampen heeft gehad met forse affectieve en pedagogische verwaarlozing. Er is sprake van narcistische trekken en externalisatie. In het handelen van de verdachte staat naast zijn verslavingsproblematiek zijn gevoeligheid voor krenking en afwijzing centraal, die op zijn beurt weer leidt tot antisociaal gedrag.
Beide psychiaters adviseren de verdachte klinisch te laten behandelen in een gesloten setting, vallend onder het volwassenenstrafrecht, met als juridisch kader TBS met voorwaarden. Zij achten het kader van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden onvoldoende of te vrijblijvend. Psychiater Van der Lugt merkt daarbij op dat de verdachte geen noodzaak tot behandeling ziet en een beperkt ziektebesef en weinig ziekte-inzicht heeft. Psychiater Van der Lugt uit daarbij de vrees dat de verdachte om de hierboven genoemde redenen ook niet zal meewerken aan een TBS met voorwaarden.
Psychiater Offermans constateert dat de verdachte gaandeweg beter gemotiveerd is geraakt voor een klinische behandeling in de vorm van TBS met voorwaarden. Hij uit de verwachting dat de verdachte wel zal meewerken.
Het hof aanvaardt tegen de achtergrond van alle overige genoemde rapportages de conclusies van de psychiaters en onderschrijft hun advies. Het hof acht met toepassing van artikel 37, derde lid, in verbinding met 37a derde lid van het Wetboek van Strafrecht - in dier voege dat als gevolg van weigerachtigheid van de verdachte tegenover psychologisch onderzoek ten aanzien van de multidisciplinariteit van de advisering niet kan worden voldaan aan het bepaalde in het tweede lid van voormeld artikel 37 - een behandeling in het kader van TBS geïndiceerd en oordeelt dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
In eerste aanleg is aan de verdachte, mede wegens de toenmalige weigerachtige houding van de verdachte om mee te werken aan TBS met voorwaarden, TBS met dwangverpleging opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal wederom TBS met dwangverpleging gevorderd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 19 maart 2018 en 28 mei 2018, het rapport d.d. 13 maart 2018 van psychiater Offermans en het maatregelrapport van de Reclassering van 22 mei 2018, blijkt evenwel dat er gedurende de procedure in hoger beroep een kentering in de houding van de verdachte is opgetreden en dat de verdachte thans wel bereid is om mee te werken met en zich te conformeren aan TBS met voorwaarden.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof met inachtneming van de adviezen van de psychiaters Offermans en Van der Lugt zoals hiervoor besproken, mede gezien het strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en de wijziging in de houding van de verdachte, die thans bereid is mee te werken, van oordeel dat ten aanzien van de verdachte een TBS met na te noemen voorwaarden passend en noodzakelijk is. Het hof heeft daarbij betrokken dat de verdachte zich bereid heeft verklaard de in het dictum van dit arrest opgenomen voorwaarden na te leven.
Het hof bepaalt daarnaast met toepassing van artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de tenuitvoerlegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, nu termen aanwezig zijn om onmiddellijk voort te gaan met de behandeling onder de bijbehorende voorwaarden.
Geen straf of maatregel
Het hof acht het in verband met de op te leggen maatregel raadzaam dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd voor het uit dagvaarding II onder 2 bewezenverklaarde.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het uit dagvaarding I onder 2 bewezen verklaarde. Het daartegen gevoerde verweer is onvoldoende gemotiveerd. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.500,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 36f, 37a, 38, 38a, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-827555-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-837046-17 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-827555-16 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-837046-17 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met
parketnummer 09-827555-16 onder 2bewezen verklaarde
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gelast dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer
09-827555-16 onder 1en in de zaak met parketnummer
09-837046-17bewezen verklaarde
ter beschikking wordt gesteld, onder de na te noemen voorwaarden.
Stelt- in aanvulling op de ingevolge de wet geldende algemene voorwaarde - ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
Bijzondere voorwaarden:
Betrokkene houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt betrokkene mee aan huisbezoeken door de reclassering;
Betrokkene verblijft in de FPK van Fivoor Rotterdam Rijnmond of een soortgelijke instelling, inclusief een eventuele overbruggingsperiode in een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de hem daar gestelde huis- en leefregels c.q. voorwaarden, stelt zich hierin begeleidbaar op en conformeert zich aan de geboden behandeling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
Betrokkene werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolgsetting, zoals een beschermd/begeleid wonen en zal zich aldaar houden aan de hem daar gestelde huis- en leefregels c.q. voorwaarden, en/of aan ambulante begeleiding in een door de reclassering goedgekeurde en geschikte woonplek;
Betrokkene conformeert zich aan een ambulante (vervolg)behandeling bij een forensische polikliniek of een soortgelijke instelling na het afronden van klinische opname, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
Betrokkene zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering. Overnachtingen op een ander adres dan zijn vaste verblijfplaats, worden vooraf met de reclassering besproken;
Betrokkene zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding. Betrokkene zal niet zonder toestemming van zijn begeleiders en/of de reclassering zijn werkuren bij het dagbestedingstraject veranderen;
Betrokkene zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
Betrokkene zal zich onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
Betrokkene geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding van de MJD van Palier of een soortgelijke instelling;
10. Betrokkene zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
11. Betrokkene werkt mee aan Ambulant Forensisch
Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken. Daarnaast worden er binnen het FPT afspraken gemaakt (na een klinisch traject) inzake onder andere tijdelijke crisisopvang;
12. Betrokkene stelt zich coöperatief en begeleidbaar op en geeft openheid van zaken ten aanzien van alle leefgebieden, ook in digitaal opzicht, waaronder inzicht in zijn telefoon, e-mail, sms en internetactiviteiten.
Algemene voorwaarden:
13. Betrokkene pleegt geen strafbare feiten;
14. Op geen enkele wijze, direct of indirect, neemt betrokkene contact op, of laat hij contact opnemen of heeft hij contact met [aangeefster]; ook reageert hij dus niet als door of vanwege haar contact met hem wordt opgenomen. Op geen enkele wijze betekent ook: geen contact via e-mail of sociale media zoals Facebook of WhatsApp;
15. Betrokkene geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en verleent hij ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of biedt hij ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan;
16. Betrokkene geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
17. Betrokkene zal zich niet buiten de landsgrenzen van Nederland begeven tenzij en voor zover hem dit in overleg met het Openbaar Ministerie en de reclassering wordt toegestaan.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827555-16 onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827555-16 onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 augustus 2016.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. A.J.M. Kaptein en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 juni 2018.