[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Chili) op [geboortejaar] 1966,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 maart 2017 en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 6 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 22 mei 2005 te Spijkenisse, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortejaar] 1989), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het (meermalen) (telkens):
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- zich aftrekken in het bijzijn van die [slachtoffer];
2:
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortejaar] 2005 tot en met 25 december 2005 te Spijkenisse, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het (meermalen) (telkens):
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- zich aftrekken in het bijzijn van die [slachtoffer],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen) (telkens): (onverhoeds)
- terwijl die [slachtoffer] lag te slapen, de kamer van die [slachtoffer] binnen gaan en/of
- naast het bed, waarin die [slachtoffer] lag, gaan staan en/of
- ( vervolgens) over die [slachtoffer] heen buigen en/of
- zijn, verdachtes, hand onder de dekens brengen en/of
- die [slachtoffer] de woorden toevoegen: "Laat me even" en/of "Laat me even voelen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) betasten van en/of wrijven over de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- zich aftrekken naast het bed waarin die [slachtoffer] lag en/of
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer].
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht bij de Reclassering en een behandelverplichting bij Het Dok. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van het in dat vonnis vermelde aantal dagen vervangende hechtenis behorende bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel en dat het hof, opnieuw rechtdoende, de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen met daaraan verbonden een vervangende hechtenis van 22 dagen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, deels overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, op het standpunt gesteld dat in het dossier onvoldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van aangeefster. Het dossier biedt naast de aangifte enkel belastende verklaringen afkomstig uit dezelfde bron, namelijk aangeefster. De raadsman heeft in dit verband in het bijzonder gewezen op de verklaringen van [getuige 1] (de vader van aangeefster, hierna ook: [getuige 1]) en van [getuige 2] (de broer van de verdachte, hierna ook: [getuige 2]).
De raadsman heeft, samengevat, aangevoerd dat de verklaring van [getuige 1] onnavolgbaar, inconsequent en tegenstrijdig is en te herleiden is tot één bron, namelijk aangeefster. De verklaring van [getuige 1] is dan ook niet bruikbaar als steunbewijs. De verklaring van [getuige 2] is eveneens niet bruikbaar, nu uit het dossier blijkt dat [getuige 2] met aangeefster heeft gesproken en zij hem alles over het misbruik heeft verteld. Hier komt bij dat [getuige 2] een onbetrouwbare getuige is, nu hij mogelijk wraak zou willen nemen op de verdachte voor het vreemdgaan door de verdachte met zijn vriendin.
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat aangeefster en haar verklaringen onbetrouwbaar zijn. De raadsman heeft op een aantal omstandigheden gewezen die in de visie van de verdediging de onbetrouwbaarheid van aangeefster aantonen.
Zo blijkt uit verschillende bronnen dat aangeefster al op jonge leeftijd lijdende was aan persoonlijkheids- problematiek en dat er rondom haar problemen waren in haar gezin, waardoor zij tijdelijk bij haar opa en oma (de ouders van de verdachte) woonde. De verklaringen van aangeefster zouden uit deze problematiek kunnen zijn voortgekomen.
Bovendien is door de raadsman gewezen op een mogelijk alternatief scenario. Aangeefster wilde graag aandacht van de verdachte en is boos geworden toen zij hoorde dat de verdachte achter andere meisjes aan zat. Aangeefster heeft daarom het verhaal over het misbruik verzonnen. Hier komt bij dat aangeefster niet alleen aangifte heeft gedaan tegen de verdachte, maar ook tegen haar neef [persoon], de zoon van de verdachte. Haar verklaring over hetgeen met [persoon] is voorgevallen roept in de visie van de verdediging twijfel op over de betrouwbaarheid van haar verklaring in de onderhavige zaak op het punt van uitgeoefende dwang en onvrijwilligheid.
Op grond van het voorgaande dient de verdachte te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, aldus de raadsman.
De betrouwbaarheid van aangeefster
Het hof bespreekt allereerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster.
Het hof stelt voorop dat het in zaken als de onderhavige behoedzaamheid dient te worden betracht bij de beoordeling van de bewijskracht van de verklaringen van de aangeefster. Het hof zal dat in onderhavige zaak ook doen, mede gelet op de persoon van de aangeefster en de omstandigheid dat hetgeen waarover zij heeft verklaard zich meer dan 10 jaar daarvoor heeft afgespeeld.
Het hof acht, ook met inachtneming van deze behoedzaamheid, de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar en zal deze verklaringen bezigen voor het bewijs van het aan de verdachte tenlastegelegde. Het hof overweegt hiertoe dat verklaringen van de aangeefster gedetailleerd en door de tijd heen consistent blijven. De aangeefster dikt de beschuldigingen in dat verband ook niet aan. Ze blijft bij haar verklaring over de locaties, de aard van de seksuele handelingen die de verdachte bij haar en bij zichzelf heeft verricht en de omstandigheden waaronder de feiten zich hebben plaatsgevonden. De seksuele handelingen die de verdachte bij de aangeefster heeft verricht volgens haar verklaringen, zijn bovendien minder vergaand dan wat door anderen daarover is verklaard. Aangeefster heeft zich daardoor kennelijk niet laten beïnvloeden.
De verdediging heeft gesteld dat sprake is van een alternatief scenario, nu de aangeefster zou hebben toegegeven dat zij alles had verzonnen tijdens een gesprek met haar ouders en de verdachte kort nadat de ouders van de aangeefster hadden gehoord van de aangeefster over hetgeen gebeurd zou zijn. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts herhaald dat tijdens dit gesprek alles is uitgesproken.
Het hof is voorts van oordeel dat voor het alternatieve scenario zoals gesteld door de verdediging geen aanknopingspunt is te vinden in het dossier anders dan de hiervoor genoemde verklaring van de verdachte. Het hof acht deze verklaring van de verdachte onaannemelijk en overweegt daartoe het volgende.
Uit geen enkele verklaring in het dossier kan worden afgeleid dat tijdens het bedoelde gesprek alles is uitgesproken en dat aangeefster heeft toegegeven dat zij het verhaal had verzonnen. Dit strookt bovendien niet met het feit dat de verdachte na het bedoelde gesprek door zijn moeder het huis uit is gezet en van zijn broer [getuige 1] (de vader van aangeefster) niet meer in de buurt van diens kinderen mocht komen. Het hof passeert deze verklaring van de verdachte dan ook.
Nu het hof uitgaat van de verklaringen van aangeefster en deze ook betrouwbaar acht, stelt het hof vast dat de handelingen tegen de wil van de aangeefster hebben plaatsgevonden. Wat zij heeft verklaard over vermeende strafbare feiten gepleegd door [persoon] doet naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen die door aangeefster zijn afgelegd in de zaak van de verdachte.
De rechter kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan niet uitsluitend baseren op de verklaringen van één getuige, op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de omstandigheden van het concrete geval.
Het hof stelt voorop dat de feiten waarover de getuigen hebben verklaard zich op het moment van verklaren meer dan 10 jaar geleden hadden afgespeeld. Gelet hierop is het van belang om de getuigenverklaringen met behoedzaamheid te bezien. Het hof is echter, anders dan de raadsman, van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op voor de tenlastelegging relevante onderdelen kwalitatief en kwantitatief in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De vader van aangeefster, [getuige 1], heeft bij de politie een verklaring afgelegd. Aan [getuige 1] werd gevraagd wat de verdachte aan hem had verteld. [getuige 1] heeft daarop het volgende verklaard: “Hij (het hof begrijpt: de verdachte) kwam en belde aan en heeft het verteld. Dat wat er gebeurd was, was het aftrekken bij haar, in haar kamer. Het was gebeurd onder invloed van drugs.”
[getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat de aangeefster hem over het misbruik door de verdachte had verteld. Maar hij verklaarde ook dat hij het meestal wel hoorde als de verdachte midden in de nacht naar haar kamer ging en probeerde daar binnen te komen. De moeder van [getuige 2] spaarde kleding om naar Chili te sturen en aangeefster zette die zakken met kleding voor de deur zodat er niemand binnen kon komen.
Dat [getuige 2] dit enkel zou verklaren om wraak te nemen op de verdachte, acht het hof niet aannemelijk geworden. Het hof acht de verklaring van [getuige 2] op dit punt betrouwbaar, nu hij daarover uit eigen waarneming verklaart en dit overeenkomt met de verklaring van aangeefster.
Het hof concludeert dat, anders dan gesteld door de raadsman, voornoemde getuigenverklaringen niet slechts uit één bron, te weten aangeefster, afkomstig zijn maar dat er ook een getuige ([getuige 2]) is die uit eigen waarneming belastend verklaart en een andere getuige ([getuige 1]) die belastend verklaart over wat hij van de verdachte zelf over het seksueel misbruik heeft gehoord
.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van aangeefster.
Het verweer wordt verworpen.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij, op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van
1 juni2005 tot en met 25 december 2005 te Spijkenisse
,meermalen
, althans eenmaal,(telkens) door
geweld en/of (een) anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een of meer ontuchtige handeling
(en
), namelijk het (meermalen):
(telkens):
-
(tong
)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- betasten van en
/ofwrijven over de borsten en
/ofvagina van die [slachtoffer] en/of
- zich aftrekken in het bijzijn van die [slachtoffer],
het geweld en/of een anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
(meermalen) (telkens):
(onverhoeds
)
- terwijl die [slachtoffer] lag te slapen, de kamer van die [slachtoffer] binnen gaan en/of
- naast het bed, waarin die [slachtoffer] lag, gaan staan en/of
-
(vervolgens
)zichover die [slachtoffer] heen buigen en/of
- zijn, verdachtes, hand onder de dekens brengen en/of
- die [slachtoffer] de woorden toevoegen: "Laat me even" en
/of"Laat me even voelen"
, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,en/of
-
(vervolgens) betasten van en
/ofwrijven over de borsten en
/ofvagina van die [slachtoffer] en/of
- zich aftrekken naast het bed waarin die [slachtoffer] lag en/of
-
(tong
)zoenen van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: