ECLI:NL:GHDHA:2018:3771

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
22-000321-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake straatroven met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 januari 2018. De verdachte, geboren in 2001, is beschuldigd van twee straatroven die plaatsvonden in een periode van vier maanden. De eerste straatroof vond plaats op 11 juni 2017 in Schiedam, waar de verdachte samen met anderen een pet, mobiele telefoon, tas en horloge heeft weggenomen van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De tweede straatroof vond plaats op 5 oktober 2017 in Rotterdam, waar de verdachte en een medeverdachte een mobiele telefoon hebben gestolen van een ander slachtoffer, wederom met geweld en bedreiging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 60 uren. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en het hof heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn schoolgang en de wens om een bijbaan te zoeken. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 226,00 aan schadevergoeding voor immateriële schade. Het hof heeft de bijzondere voorwaarden voor de proeftijd vastgesteld, waaronder toezicht door de Jeugdbescherming.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000321-18
Parketnummer: 10-810308-17
Datum uitspraak: 13 september 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 januari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 2001,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 30 augustus 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep en zijn de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaard. Voorts is aan de verdachte opgelegd een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie. Ook is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven en is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Schiedam op/aan de openbare weg, het De la Marplein en/of het Hazepad, in elk geval op/aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pet (merk Gucci) en/of een mobiele telefoon (merk/type Samsung/Galaxy S7 edge) en/of een tas (merk Gucci) en/of een horloge (merk Casio), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- tonen/voorhouden en/of richten van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan/op die [aangever 1], en/of
- ( daarbij) aan die [aangever 1] toevoegen van de woorden "Wil je dat ik shoot?", alhans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( met kracht) schoppen/trappen op/tegen het been van die [aangever 1], en/of
- die [aangever 1] op/tegen de grond duwen, en/of
- ( vervolgens) plaatsen/houden van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [aangever 1], en/of
- ( daarbij) aan die [aangever 1] toevoegen van de woorden "Geef je tasje of wil je dat ik schiet?" en/of "Ik wil die horloge" en/of "Je blijft hier tien minuten zitten en als je aangifte gaat doen schiet ik je door je hoofd, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking";
2:
hij op of omstreeks 05 oktober 2017 te Rotterdam op of aan de openbare weg, te weten de tunnel (genaamd Tovertunnel) tussen de Voorhaven en de Schans, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy A5), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- fysiek blokkeren van de uitgangen van de tunnel en/of
- uit de handen van die [aangeefster 2] pakken van diens telefoon en/of
- vastpakken van de schouder, in elk geval het lichaam, van die [aangeefster 2] en/of tegen de muur duwen van die [aangeefster 2] en/of
- tonen en/of voorhouden van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of
- stompen en/of slaan in het gezicht van die [aangeefster 2].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van één van de bijzondere voorwaarden die door de rechtbank aan de deels voorwaardelijke jeugddetentie is verbonden, te weten het verlenen van medewerking aan elektronisch toezicht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat deze bijzondere voorwaarde niet meer aan de deels voorwaardelijke jeugddetentie verbonden dient te worden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven - onder meer - omdat het hof zich niet geheel met de bewezenverklaring verenigt.
Bespreking gevoerde verweren
Feit 1
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep ter zake van het onder 1 ten laste gelegde – kort samengevat - op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van aangever [aangever 1] (hierna: [aangever 1]) heeft gehouden, nu het hier geen luchtdrukpistool, maar een telefoon betrof.
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij een telefoon tegen het hoofd van het slachtoffer heeft gehouden niet aannemelijk. Gelet op de aangifte (p. 10 e.v.) en de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1], op 26 oktober 2017 afgelegd bij de politie (p. 96 e.v.), waarin deze aangeeft van de verdachte te hebben gehoord dat laatstgenoemde het slachtoffer met een pistool had bedreigd, is het hof van oordeel dat de verdachte op 11 juni 2017 niet een telefoon, maar een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van [aangever 1] heeft gehouden.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Feit 2
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep ter zake van het onder 2 ten laste gelegde – kort samengevat - op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van medeplegen nu de verdachte niet wist dat de medeverdachte [medeverdachte 2] van plan was om de telefoon van aangever [aangeefster 2] weg te nemen en alle ten laste gelegde handelingen bovendien door de medeverdachte zijn verricht.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 2 tenlastegelegde het volgende af.
Aangever liep op 5 oktober 2017 door de Tovertunnel te Rotterdam toen hij door de verdachte werd gevraagd om een sigaret. De verdachte en de medeverdachte stonden allebei voor een uitgang van de tunnel, waardoor deze voor aangever werd geblokkeerd. Vervolgens heeft de medeverdachte de telefoon van aangever gepakt, waarna aangever zijn telefoon probeerde terug te pakken. Vervolgens heeft de verdachte aangever tegen de muur geduwd en heeft de medeverdachte aangever een mes getoond en hem in het gezicht gestompt.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het hof overweegt – ten overvloede – dat de (bovengenoemde) handelingen die tijdens de beroving door de verdachte zijn verricht dusdanig zijn, dat zelfs al zou de verdachte tevoren niet hebben geweten dat de medeverdachte van plan was om de aangever van zijn telefoon te beroven, dit het oordeel van het hof niet anders maakt.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks11 juni 2017 te Schiedam op
/aande openbare weg, het De la Marplein en
/ofhet Hazepad,
in elk geval op/aan een openbare weg,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een pet (merk Gucci) en
/ofeen mobiele telefoon (merk/type Samsung/Galaxy S7 edge) en
/ofeen tas (merk Gucci) en
/ofeen horloge (merk Casio)
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit het:
-
tonen/voorhouden en/ofrichten van
een pistool, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
aan/op die [aangever 1], en
/of
- ( daarbij) aan die [aangever 1] toevoegen van de woorden "Wil je dat ik shoot?",
althanswoorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
/of
- ( met kracht)
schoppen/trappen op/tegen het been van die [aangever 1], en
/of
- die [aangever 1] op/tegen de grond duwen, en
/of
- ( vervolgens)
plaatsen/houden van
een pistool, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op/tegen het hoofd van die [aangever 1], en
/of
- ( daarbij) aan die [aangever 1] toevoegen van de woorden "Geef je tasje of wil je dat ik schiet?" en
/of"Ik wil die horloge" en
/of"Je blijft hier tien minuten zitten en als je aangifte gaat doen schiet ik je door je hoofd, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking";
2:
hij op
of omstreeks05 oktober 2017 te Rotterdam op
of aande openbare weg, te weten de tunnel (genaamd Tovertunnel) tussen de Voorhaven en de Schans, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy A5)
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangeefster 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit het
- fysiek blokkeren van de uitgangen van de tunnel en
/of
- uit de handen van die [aangeefster 2] pakken van diens telefoon en
/of
- vastpakken
van de schouder, in elk geval het lichaam,van die [aangeefster 2] en
/oftegen de muur duwen van die [aangeefster 2] en
/of
- tonen
en/of voorhoudenvan een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerpen
/of
- stompen
en/of slaanin het gezicht van die [aangeefster 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met anderen op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan twee straatroven. Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van de beide nog jonge slachtoffers. Dergelijke straatroven, zeker nu daar ook nog eens gebruik is gemaakt van wapens, zijn niet alleen beangstigend voor de slachtoffers, maar ook bij andere burgers brengt zo’n incident gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, te meer nu dit telkens heeft plaatsgevonden op de openbare weg. De verdachte heeft zich hier kennelijk geen rekenschap van gegeven.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 augustus 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof acht geslagen op de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 12 juli 2018, 23 mei 2018 en 14 december 2017 en op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte gaat naar school en zal binnenkort fulltime stage lopen. Daarnaast wil hij voor de zaterdag een bijbaan zoeken. Ook neemt het hof in aanmerking dat hij het strafwaardige van zijn handelen lijkt in te zien en geen contact meer met de mededaders heeft. Het hof is gelet hierop – met de advocaat-generaal – van oordeel dat aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie dient te worden opgelegd, zodat daaraan de bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden, zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd in het advies van 12 juli 2018. Ook dienen deze bijzondere voorwaarden de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te plegen.
Naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie zal het hof aan de verdachte een werkstraf opleggen. De door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf is in beginsel passend en geboden, maar het hof zal –
gelet op de opgelegde straffen aan de mededaders– de werkstraf enigszins matigen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal met geweld. Gelet op het feit dat de verdachte ogenschijnlijk uit het niets binnen een tijdsbestek van vier maanden twee ernstige strafbare feiten heeft gepleegd, waarbij wapens zijn gebruikt en bovendien uit de adviezen van de Raad naar voren komt dat de score op de Preselect Recidive van de verdachte als hoog wordt ingeschat, is het hof – met de rechtbank – van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Nu er ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal het hof bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.374,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 226,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 226,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu onduidelijk is welke gevorderde goederen [aangever 1] heeft teruggekregen. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 226,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77za, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
45 (vijfenveertig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 (twee) jarenten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden:
- Dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd zal melden bij de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te Rotterdam op door de instelling te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling noodzakelijk acht;
- Dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever 1] en [aangeefster 2], zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- Dat de veroordeelde gedurende de proeftijd dagbesteding heeft in de vorm van scholing en/of werk;
- Dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan de hulpverlening of behandeling die door de jeugdreclassering als noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 226,00 (tweehonderdzesentwintig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 226,00 (tweehonderdzesentwintig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 11 juni 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. R.F. de Knoop en mr. A.L. Frenkel, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 september 2018.
Mr. A.L. Frenkel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.