Rolnummer: 22-001601-18
Parketnummer: 10-711069-17
Datum uitspraak: 29 november 2018
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 2002,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 15 november 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, met vervangende jeugddetentie als in het vonnis omschreven. Aan de voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, een en ander zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf voor de duur van 25 uur, met vervangende jeugddetentie van 12 dagen bij niet voldoen daaraan. Tevens is een beslissing genomen op de vorderingen van benadeelde partijen en ten aanzien van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, een en ander zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 september 2017 te Rhoon, gemeente Albrandswaard, in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles drank [wodka] en/of een fles frisdrank [Spa], geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [benadeelde partij 2] heeft gedwongen door geweld en/of bedreiging met geweld tot afgifte van een fles frisdrank [Spa], geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- dragen van een helm en/of een (donkere) skibril, althans gezichtsbedekkende kleding/voorwerp(en), en/of een capuchon over het hoofd dragen en/of
- openduwen van de voordeur van die woning en/of
- als groep naar binnen dringen en/of naar de woonkamer gaan en/of
- richten/zetten van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij 2], en/of
- slaan en/of stompen (met een boksbeugel, althans een hard/puntig voorwerp) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of in de richting van die [benadeelde partij 3], en/of
- duwen van die [benadeelde partij 2] en/of
- slaan van die [benadeelde partij 3] en/of
- een stroomstootwapen doen knetteren in die woonkamer en/of
- ( aan)zetten van een stroomstootwapen op/tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2], en/of
- toevoegen aan die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] van de woorden: "Laat ons binnen, laat ons binnen" en/of "Naar achteren, wij komen binnen" en/of "We willen alles hebben" en/of "Ik wil die flessen, doe die kast open. Het kan op de makkelijke manier of de moeilijke manier " en/of "Er is niets aan de althans woorden van gelijke aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk, onder de bijzondere voorwaarde van jeugdreclassering. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal deelnemen aan Tools4U regulier Plus.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat – zakelijk weergegeven – ten aanzien van het meenemen van flessen drank geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten. Voorts heeft hij betoogd dat de verdachte de woning van [benadeelde partij 2] niet binnen is gegaan met het oogmerk om daar flessen drank weg te nemen.
Voor de beoordeling van deze verweren acht het hof de volgende feiten van belang.
De verdachte en de medeverdachten zijn op enig moment op de hoogte geraakt van een feestje bij [benadeelde partij 2] thuis. Ondanks dat zij niet voor dit feestje waren uitgenodigd, is de groep verdachten naar de woning van [benadeelde partij 2] gegaan. De groep nam verschillende wapens mee: een nepvuurwapen, een boksbeugel en een taser.
Bij de woning aangekomen is aangebeld en heeft [benadeelde partij 2] – niet wetend dat de groep verdachten voor de deur stond – de deur open gedaan. De verdachten droegen op dat moment een helm, capuchon of pet. [medeverdachte 1] is als eerste, schreeuwend en duwend tegen [benadeelde partij 2], de woning binnen gedrongen. Bovendien heeft [medeverdachte 1] aan [benadeelde partij 2] een op een vuurwapen lijkend voorwerp getoond. Achter [medeverdachte 1] aan kwam de rest van de groep verdachten de woning binnen.
In de woning is een chaotische situatie ontstaan en hing een gespannen sfeer. [benadeelde partij 2] is door [medeverdachte 1] met de taser geraakt. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op een gegeven moment zijn taser in de lucht gestoken en heeft deze laten ‘knetteren’. Ook is door meerdere personen in de woning gezien dat [medeverdachte 2] een boksbeugel bij zich had. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de taser en de boksbeugel heeft gezien en dat hij ook heeft gezien dat daarmee door een medeverdachte is gedreigd. Later had de verdachte de boksbeugel zelf in zijn bezit.
[benadeelde partij 2] heeft meerdere keren aangegeven dat de verdachten zijn huis uit moesten gaan, maar hieraan werd door hen aanvankelijk geen gehoor gegeven en later pas nadat drank was meegenomen.
In de woning is door een aantal medeverdachten uit een voorraadkast een fles wodka en een fles Spa meegenomen. Bij het verlaten van de woning is ruzie ontstaan tussen de verdachte en [benadeelde partij 3], die bij [benadeelde partij 2] in de woning aanwezig was. Blijkens verklaringen in het dossier heeft de verdachte geprobeerd [benadeelde partij 3] te slaan met de boksbeugel, maar miste. Daarna is [benadeelde partij 3] door een medeverdachte in zijn maag geslagen, waarna de verdachten de woning verlieten.
Naar het oordeel van het hof is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten en heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de ten laste gelegde diefstal met geweld en afpersing.
Immers, uit vorenomschreven feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de groep verdachten met elkaar de woning van [benadeelde partij 2] tegen diens wil is binnengedrongen. Er is door de groep gedeeltelijk gezicht bedekkende kleding gedragen en er zijn wapens aan de bewoner en diens vrienden getoond. Het hof kan zich voorstellen dat het voor de personen in de woning een beangstigende situatie is geweest.
De bijdrage van de verdachte heeft niet alleen bestaan uit het getalsmatig versterken van de groep, maar ook uit het voorhanden hebben van een boksbeugel en het proberen met die boksbeugel een ander te slaan. Hoewel sprake was van een hectische situatie en de verdachte zelf ook heeft verklaard dat er ruzie was, heeft hij er niet voor gekozen dadelijk de woning van [benadeelde partij 2] te verlaten. Evenmin blijkt dat de verdachte heeft getracht medeverdachten tegen te houden en/of de flessen drank terug te geven aan [benadeelde partij 2].
Mede dankzij het gedrag van de verdachte is in de woning een sfeer van angst en dreiging gecreëerd, door welke angst en dreiging het meenemen van de flessen drank mogelijk werd gemaakt.
Het tenlastegelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks02 september 2017 te Rhoon, gemeente Albrandswaard, in
/uiteen woning
/pandgelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningheeft weggenomen een fles drank [wodka]
en/of een fles frisdrank [Spa],
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en
/of[benadeelde partij 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan
(een)andere deelnemer
(s
)van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
/of
met het oogmerk om zich en
/of eenander
enwederrechtelijk te bevoordelen [benadeelde partij 2] heeft gedwongen door geweld en
/ofbedreiging met geweld tot afgifte van een fles frisdrank [Spa],
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit het
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- dragen van een helm en
/ofeen
(donkere)skibril
, althans gezichtsbedekkende kleding/voorwerp(en),en
/ofeen capuchon over het hoofd dragen en
/of
- openduwen van de voordeur van die woning en
/of
- als groep
naarbinnen dringen en
/ofnaar de woonkamer gaan en
/of
- richten/zetten van
een pistool, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd en
/ofhet lichaam van die [benadeelde partij 2], en
/of
- slaan
en/of stompen (met een boksbeugel
, althans een hard/puntig voorwerp) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/ofin de richting van die [benadeelde partij 3]
,en
/of
- duwen van die [benadeelde partij 2] en
/of
- slaan van die [benadeelde partij 3] en
/of
- een stroomstootwapen doen knetteren in die woonkamer en
/of
- ( aan)zetten van een stroomstootwapen
op/tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2]
,en
/of
- toevoegen aan die [benadeelde partij 2] en
/ofdie [benadeelde partij 3] van de woorden: "Laat ons binnen, laat ons binnen" en
/of"Naar achteren, wij komen binnen" en
/of"We willen alles hebben" en
/of"Ik wil die flessen, doe die kast open. Het kan op de makkelijke manier of de moeilijke manier "
en/of "Er is niets aan dealthans woorden van gelijke aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is – bij wijze van compleet uit de hand gelopen pesterij - samen met anderen een woning binnengedrongen, omdat daar een feestje gaande was waarvoor zij niet waren uitgenodigd. De verdachte heeft een boksbeugel voorhanden gehad in de woning en deze ook gebruikt richting een in de woning aanwezige jongen. Vanuit de groep verdachten is geweld gebruikt jegens daar aanwezige personen en vervolgens zijn twee flessen drank uit de woning meegenomen. Hoewel het hof ziet dat in het onderhavige geval absoluut geen sprake is van een ‘klassieke’ gewapende woningoverval, heeft de verdachte voor betrokkenen wel degelijk angst, overlast en schade veroorzaakt, zoals ook blijkt uit de verklaringen van aangevers.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het uitgebreide advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d.31 oktober 2018, opgesteld en ondertekend door D. Rutgers, raadsonderzoeker en de verklaring van R.M. Reemers, jeugdreclasseerder bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, zoals zij die heeft afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte reeds relatief veel negatieve gevolgen van het incident heeft ondervonden: hij heeft drie dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, is van school en van zijn voetbalvereniging verwijderd, hij mag niet meer kijken bij zijn zusje op de voetbalvereniging en is in een sociaal isolement geraakt.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur, met toezicht van de Jeugdbescherming en een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een leerstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormen. Het hof heeft daarbij ook gekeken naar de straffen die bij onherroepelijk geworden vonnissen zijn opgelegd aan mededaders. Bij het bepalen van de straf heeft het hof het aandeel dat die mededaders in het delict hebben gehad afgewogen tegen het aandeel dat de verdachte in het delict heeft gehad.
Aan de voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen taakstraf zal het hof bijzondere voorwaarden verbinden.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.800,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht aan [benadeelde partij 2], zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen een bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [benadeelde partij 2].
Het hof heeft in het bovenstaande overwogen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [benadeelde partij 2] door het bewezenverklaarde feit heeft geleden, tot een bedrag van € 1.000,00. Desondanks stelt het hof de verplichting tot betaling aan de staat vast op een lager bedrag. Het hof ziet hiertoe aanleiding gelet op het volgende.
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn bij onherroepelijk vonnis voor een bedrag van € 1.000,00 hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die door het bewezenverklaarde feit bij [benadeelde partij 2] is ontstaan. Ter hoogte van dat bedrag is bovendien de schadevergoedingsmaatregel aan hen opgelegd. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van het hof dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] een zwaarwegender rol dan de verdachte hebben gespeeld bij het ontstaan van de schade bij [benadeelde partij 2]. Het hof zal daarom het bedrag dat de verdachte aan de Staat dient te betalen ten behoeve van [benadeelde partij 2] vaststellen op
€ 150,00.
Volledigheidshalve merkt het hof op dat de verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] zelf dienen uit te maken wat de onderlinge verhouding wordt van de betaling van € 1.000,00 aan [benadeelde partij 2], waarvoor zij alle vier hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 800,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3]
Nu vaststaat dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht aan [benadeelde partij 3], zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen een bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [benadeelde partij 3].
Het hof heeft in het bovenstaande overwogen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [benadeelde partij 3] door het bewezenverklaarde feit heeft geleden, tot een bedrag van € 500,00. Desondanks stelt het hof ook hier de verplichting tot betaling aan de staat vast op een lager bedrag. Het hof ziet hiertoe aanleiding gelet op het volgende.
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn bij onherroepelijk vonnis voor een bedrag van € 500,00 hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die door het bewezenverklaarde feit bij [benadeelde partij 3] is ontstaan. Ter hoogte van dat bedrag is bovendien de schadevergoedingsmaatregel aan hen opgelegd. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van het hof dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] een zwaarwegender rol dan de verdachte hebben gespeeld bij het ontstaan van de schade bij [benadeelde partij 3]. Het hof zal daarom het bedrag dat de verdachte aan de Staat dient te betalen ten behoeve van [benadeelde partij 3] vaststellen op € 75,00.
Volledigheidshalve merkt het hof opnieuw op dat de verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] zelf dienen uit te maken wat de onderlinge verhouding wordt van de betaling van € 500,00 aan [benadeelde partij 3], waarvoor zij alle vier hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende een door Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, te weten leerproject Tools4U Plus van de Raad voor de Kinderbescherming,voor de duur van
25 (vijfentwintig) uren,indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 september 2017.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere (tot de hoogte van het betaalde bedrag) vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 september 2017.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 75,00 (vijfenzeventig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere (tot de hoogte van het betaalde bedrag) vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 september 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. J.A.C. Bartels en mr. S. van Dissel, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Sluis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 november 2018.
mr. S. van Dissel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.