ECLI:NL:GHDHA:2018:3762

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
22-002291-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van valselijk opgemaakt geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voor het opzettelijk afleveren en/of voorhanden hebben van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift, in dit geval een politielegitimatiebewijs. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 oktober 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdachte heeft echter verklaard dat het pasje dat bij hem is aangetroffen, onderdeel was van een door hem ontworpen bordspel en dat hij niet de intentie had om dit pasje als legitimatiebewijs te gebruiken. Het hof heeft de foto’s van het pasje bestudeerd en vastgesteld dat het pasje slordig was uitgevoerd en duidelijk een ziektekostenverzekeringskaart betrof.

Het hof oordeelt dat het pasje niet de betekenis in het maatschappelijk verkeer heeft die artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht vereist voor de bewezenverklaring van valsheid in geschrifte. Gezien het gebrek aan bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, heeft het hof besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002291-18
Parketnummer: 09-016722-18
Datum uitspraak: 26 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 5 juni 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1981,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 12 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juni 2017 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg opzettelijk een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een politielegitimatiebewijs heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
In het dossier bevinden zich op blz. 6 en 7 onderstaande foto’s van de voorkant en achterkant van het bij de verdachte in de woning aangetroffen pasje.
[foto 1]
[foto 2]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het pasje onderdeel is van een door hem ontworpen bordspel en dat hij niet de intentie had om dit pasje als een legitimatiebewijs te gebruiken.
Het hof stelt na bestudering van de foto’s vast dat het bij de verdachte aangetroffen pasje aan de voorkant duidelijk zichtbaar en slordig uitgevoerd knip- en plakwerk vertoont. Op de achterkant is onmiddellijk te zien dat het oorspronkelijke pasje een ziektekosten-verzekeringskaart betreft. Dit geschrift kan daarom naar het oordeel van het hof niet de betekenis in het maatschappelijk verkeer worden toegekend die artikel 225 Sr verlangt. Naar het oordeel van het hof kan dus niet worden bewezen dat sprake is van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. T.E. van der Spoel en mr. J.M. ten Voorde, in bijzijn van de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 oktober 2018.
Mr. J.M. ten Voorde is buiten staat dit arrest te ondertekenen.