ECLI:NL:GHDHA:2018:3762
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs van valselijk opgemaakt geschrift
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voor het opzettelijk afleveren en/of voorhanden hebben van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift, in dit geval een politielegitimatiebewijs. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 oktober 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdachte heeft echter verklaard dat het pasje dat bij hem is aangetroffen, onderdeel was van een door hem ontworpen bordspel en dat hij niet de intentie had om dit pasje als legitimatiebewijs te gebruiken. Het hof heeft de foto’s van het pasje bestudeerd en vastgesteld dat het pasje slordig was uitgevoerd en duidelijk een ziektekostenverzekeringskaart betrof.
Het hof oordeelt dat het pasje niet de betekenis in het maatschappelijk verkeer heeft die artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht vereist voor de bewezenverklaring van valsheid in geschrifte. Gezien het gebrek aan bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, heeft het hof besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.