In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 16 uur, subsidiair 8 dagen hechtenis, voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 650 gram hennep(toppen) in zijn woning op 29 april 2018. De verdachte voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat de opsporingsambtenaren meer hadden gedaan dan alleen zoekend rondkijken. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de politie bevoegd was om de woning binnen te treden op basis van een melding over een gestolen motorfiets. Tijdens de doorzoeking werd de hennep aangetroffen, die in het zicht lag. Het hof oordeelde dat zelfs als de doorzoeking onrechtmatig zou zijn geweest, dit niet zou leiden tot bewijsuitsluiting, omdat de verdachte geen rechtens te respecteren nadeel had ondervonden. Het hof kwam tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter en oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. Gezien de omstandigheden, waaronder de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, legde het hof een lagere straf op dan gebruikelijk voor droge hennep. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 16 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.