ECLI:NL:GHDHA:2018:3761

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
18 januari 2019
Zaaknummer
22-003018-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake opzettelijk aanwezig hebben van hennep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 16 uur, subsidiair 8 dagen hechtenis, voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 650 gram hennep(toppen) in zijn woning op 29 april 2018. De verdachte voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat de opsporingsambtenaren meer hadden gedaan dan alleen zoekend rondkijken. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de politie bevoegd was om de woning binnen te treden op basis van een melding over een gestolen motorfiets. Tijdens de doorzoeking werd de hennep aangetroffen, die in het zicht lag. Het hof oordeelde dat zelfs als de doorzoeking onrechtmatig zou zijn geweest, dit niet zou leiden tot bewijsuitsluiting, omdat de verdachte geen rechtens te respecteren nadeel had ondervonden. Het hof kwam tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter en oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. Gezien de omstandigheden, waaronder de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, legde het hof een lagere straf op dan gebruikelijk voor droge hennep. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 16 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003018-18
Parketnummer: 10-083788-18
Datum uitspraak: 21 december 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortejaar] 1973,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 21 december 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 16 uur, subsidiair 8 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2018 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 650 gram hennep(toppen), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep(toppen), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de doorzoeking onrechtmatig is geweest nu de opsporingsambtenaren meer hebben gedaan dan zoekend rondkijken. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het bewijsmateriaal moet worden uitgesloten en de later afgelegde verklaringen ook buiten beschouwing moeten worden gelaten nu het bewijs op onrechtmatige wijze is verkregen.
Het hof verwerpt dit verweer. De politie is de woning waar de verdachte op dat moment verbleef binnengetreden op grond van een melding over een gestolen motorfiets. Deze zou zich mogelijk in die woning bevinden. De woning is met een machtiging binnengetreden ter inbeslagneming van die motor. Vervolgens is er blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] door deze verbalisanten zoekend rondgekeken in de woning.
De politieambtenaren waren daartoe bevoegd. Verbalisanten hebben in hun zoektocht naar de gestolen motor een openstaande deur - die identiek was aan de andere deuren in de woning - verder geopend om te kijken wat zich daarachter bevond. Vervolgens ziet verbalisant [verbalisant 1] een cv-installatie en daarnaast een mandje gevuld met (de in de tenlastelegging genoemde) henneptoppen. Hoewel uit de foto’s op pagina 10 van het dossier blijkt dat de henneptoppen zich (ook) in een plastic zak bevonden, is niet aannemelijk geworden dat die zak was afgesloten. Het hof gaat er dan ook van uit dat de henneptoppen in het zicht lagen. Gelet op het voorgaande is inderdaad sprake van niet meer dan zoekend rondkijken in de woning en wordt het verweer dat sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking verworpen.
Ten overvloede overweegt het hof dat zelfs indien de doorzoeking onrechtmatig zou zijn geweest, daar - volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad - niet de consequentie van bewijsuitsluiting aan verbonden zou kunnen worden nu verdachte daar geen rechtens te respecteren nadeel van heeft ondervonden. In dit verband verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang. Een eventuele schending van eerstgenoemd belang als gevolg van een vormverzuim levert dus niet een nadeel op als bedoeld in art. 359a, tweede lid, Sv.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 april 2018 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer650 gram hennep(toppen),
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep(toppen),zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft in een woning een forse hoeveelheid henneptoppen aanwezig gehad. Drugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte deze drugs aanwezig had ter verdere verspreiding daarvan.
De verdachte heeft aangegeven dat de aangetroffen henneptoppen zogeheten ‘natte hennep’ betrof. Naar aanleiding hiervan is door de politie onderzoek gedaan naar de hennep, waarbij onder meer is vastgesteld dat de hennep waarschijnlijk net was geoogst. Gelet hierop zal het hof een lagere straf opleggen dan bij ‘droge hennep’ aan de orde zou zijn geweest.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 december 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
16 (zestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. T.E. van der Spoel,
mr. B.P. de Boer en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. E.K.B. Bijl.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2018.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.